De bestreden uitingen
Het betref de volgende uitingen van Biohorma BVt:
1) een televisiecommercial waarin wordt gezegd:
“Over echinacea doen vele verhalen de ronde. Recent wetenschappelijk onderzoek toont aan dat het gebruik van echinacea de kans op verkoudheid met 58% verkleint.
In combinatie met vitamine C daalt de kans op verkoudheid zelfs met 86%.”
In beeld verschijnt een vergelijkbare tekst.
2) een televisiecommercial waarin onder meer wordt gezegd:
“Echinaforce van A. Vogel. Effectief bij griep en verkoudheid.”
In beeld verschijnt een vergelijkbare tekst.
De klacht
De reclame bestaat uit twee delen, waarvan het ene deel betrekking heeft op Echinacea, waarbij wordt gerefereerd aan een artikel in The Lancet, en het andere deel op Echinaforce. De consument zal bij de commercial voor Echinaforce een verband leggen met het statement over echinacea in de andere uiting. Daardoor wordt de suggestie gewekt dat hetgeen in The Lancet over echinacea heeft gestaan tevens betrekking heeft op Echinaforce. Dit is misleidend, omdat homeopathische middelen in de wetenschap omstreden zijn en de consument die hiervan minder op de hoogte is door de referentie aan een wetenschappelijke bron (The Lancet) vertrouwen stelt in de werkzaamheid van Echinaforce. Die werkzaamheid is niet bewezen. Naar alle waarschijnlijkheid bevat Echinaforce een zeer lage dosis echinacea.
Het verweer
Echinaforce was niet betrokken bij de meta-analyse die aan de orde was in The Lancet en waarop de mededelingen in de televisiecommercial voor echinacea zijn gebaseerd. In de tweede commercial wordt uitsluitend het product Echinaforce genoemd. Dit is een geregistreerd homeopathisch geneesmiddel dat geen verdunning is, maar een oertinctuur die volledig is gebaseerd op echinacea. In de commercial voor Echinaforce, die goedgekeurd is door de Keuringsraad, worden alleen uitspraken gedaan die zijn toegestaan. Nu de eerste commercial gaat over de werkzaamheid van de plant echinacea en de tweede commercial spreekt over de werking van Echinaforce bij griep en verkoudheid, is geen sprake van misleiding,ook niet voor zover de consument een koppeling tussen beide commercials ervaart.
Het nadere verweer
De commercial over echinacea bevat slechts een conclusie die is overgenomen uit een wetenschappelijk onderzoek dat is gepubliceerd in The Lancet. In die commercial wordt de consument op niet misleidende wijze geïnformeerd over de werking van de plant echinacea met betrekking tot het voorkomen van verkoudheid. Daarbij wordt op geen enkele wijze verwezen naar het product Echinaforce. De tweede televisiecommercial bevat slechts een uiting voor laatstgenoemd product waarbij niet wordt verwezen naar de werking van echinacea of de publicatie in The Lancet. De uitingen zijn daarom individuele commercials. Er wordt niet de suggestie gewekt dat The Lancet de werking van het product Echinaforce ondersteunt. Daarbij is van belang dat het College van Beroep in dossier 2008/01121 heeft geoordeeld dat de commercial over echinacea geen verwijzing naar een product van adverteerder bevat. Er is dus geen sprake van misleiding.
Reactie van de Keuringsraad van 22 juni 2009 en 25 juni 2009
De Keuringsraad deelt mee dat de gewraakte televisiecommercial voor Echinaforce onder de competentie van de raad valt en is voorzien van een toelatingsnummer. Bij monitoring achteraf is echter gebleken dat de commercial voor Echinaforce een tag-on (deel 2) betrof die ter keuring aan de Keuringsraad is aangeboden en dat de reclame-uiting voorts bestond uit een infomercial voor echinacea (deel 1). De infomercial valt op zichzelf niet onder de competentie van de Keuringsraad, maar in combinatie met de tag-on (deel 2) is de uiting in strijd met de Code voor de Publieksreclame voor Geneesmiddelen (CPG). De infomercial zou, indien deze ter keuring was voorgelegd, daarom niet door de Keuringsraad zijn goedgekeurd. Nu beide televisiecommercials als één reclame-uiting hebben te gelden, is de commercial voor Echinaforce in strijd met de CPG.
De mondelinge behandeling
Mr. Mulder deelt mee dat adverteerder zich om hem moverende redenen neerlegt bij het oordeel van de Keuringsraad.
Het oordeel van de Commissie
1) Niet in geschil is dat de televisiecommercials voor echinacea en Echinaforce in één reclameblok werden uitgezonden. Op grond hiervan, en nu tussen beide uitingen een onmiskenbare begripsmatige samenhang bestaat door het onderwerp (de toepassing van echinacea respectievelijk Echinaforce bij verkoudheid en griep) en de wijze waarop de boodschap visueel wordt gecommuniceerd (beide commercials beginnen met vrijwel dezelfde gefilmde beelden van een echinaceabloem) zal de gemiddelde consument naar het oordeel van de Commissie onvermijdelijk een verband leggen tussen beide commercials. Daarbij ligt het voor de hand dat de consument de commercial voor Echinaforce als de belangrijkste uiting zal beschouwen, nu in die commercial specifiek reclame voor een product wordt gemaakt en deze commercial ook steeds na de commercial over echinacea werd uitgezonden, waardoor het voor de hand ligt dat de consument de mededelingen over echinacea rechtstreeks zal betrekken op Echinaforce.
2) De Commissie is op grond van het voorgaande van oordeel dat de commercial voor echinacea niet een afzonderlijke, op zichzelf staande uiting is, maar in feite een onderdeel vormt van de reclame-uiting voor Echinaforce. Beide commercials zijn derhalve als één en dezelfde reclame-uiting voor Echinaforce aan te merken. De Commissie onderschrijft op dit punt het oordeel van de Keuringsraad, waaraan adverteerder zich in deze procedure heeft geconformeerd. De gemiddelde consument zal op grond van het voorgaande de beide commercials in deze zin uitleggen, dat Echinaforce de kans om verkouden te worden met 58% verkleint.
3) Laatstgenoemd percentage is afkomstig uit een publicatie in The Lancet waarin de resultaten worden besproken van een meta-analyse van onderzoeken naar het effect van het gebruik van echinacea op de kans om verkouden te worden. Vaststaat dat Echinaforce als product niet betrokken is bij deze meta-analyse. Nu de samenstelling van het geteste product van invloed is op de van het gebruik daarvan te verwachten resultaten, en nu het product van adverteerder niet was betrokken bij de meta-analyse, kunnen de resultaten van de meta-analyse niet op Echinaforce van toepassing worden verklaard. Hieraan doet niet af dat het bij Echinaforce om een oertinctuur in plaats van een zeer dunne oplossing gaat. Dit is onvoldoende om de resultaten van de meta-analyse van toepassing te achten op Echinaforce. Derhalve is niet komen vast te staan dat het product Echinaforce de kans om verkouden te worden met 58% vermindert. In dossier 2008/01121 heeft de Commissie bovendien op de daar genoemde gronden geoordeeld dat het noemen van dit percentage een onjuiste indruk wekt, nu het niet om een berekening van de reductie in kans gaat, maar om een kansverhouding.
4) Adverteerder heeft blijkens het voorgaande geen juiste informatie verschaft over een van de voornaamste kenmerken van het product als bedoeld onder b van artikel 8.2 Nederlandse Reclame Code (NRC), te weten de van het gebruik van het product te verwachten resultaten. De Commissie is van oordeel dat de gemiddelde consument door het voorgaande ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Het ligt immers voor de hand dat consumenten bij de afweging om een preventief gezondheidsmiddel te kopen zich zullen laten leiden door de beweerdelijke effectiviteit van het product, zeker indien dit gepaard gaat met een exact percentage onder verwijzing naar resultaten van wetenschappelijk onderzoek. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.