a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Terug naar zoekresultaten

Voeding en drank

Status:

Dossiernr:

2022/00536/B

Datum:

27-01-2023

Uitspraak:

RCC toewijzing zonder aanbeveling

Product/dienst:

Voeding en drank

Motivatie:

Bijzondere Reclamecode

Medium:

Buitenreclame

De bestreden uiting

Het betreft een afbeelding van het logo (met daarin opgenomen de naam) van Brouwerij ’t IJ in het ijs van de tijdelijke ijsbaan op het Museumplein in Amsterdam.

 

De klacht

De klacht wordt als volgt samengevat.

Klager maakt bezwaar tegen de reclame voor alcoholhoudende drank omdat er veel jonge kinderen schaatsen en de ijsbaan ook wordt gebruikt door (basis)scholen.

Volgens klager is het tonen van het logo ‘reclame’ in de zin van de Reclamecode voor Alcoholhoudende Dranken (RvA), mede omdat in de aangrenzende bistro bier van Brouwerij ‘t IJ wordt verkocht. Klager heeft gemotiveerd gesteld dat deze reclame in strijd is met diverse artikelen van de RvA, waaronder de artikelen 10,11, 17, 19, 21, 28 die betrekking hebben op minderjarigen en evenementen. Ook is de uiting volgens klager in strijd met artikel 33 RvA, omdat de educatieve slogan (“geen 18, geen alcohol”) ontbreekt. Klager heeft onder meer een foto en een video bij zijn klacht gevoegd waarop veel kinderen te zien zijn.

 

Het verweer van Brouwerij ‘t IJ

Het verweer van Brouwerij t IJ wordt als volgt samengevat.

In samenwerking met Ice Amsterdam is het logo in het ijs geplaatst. Het doel hiervan is het vergroten van de naamsbekendheid van Brouwerij ’t IJ bij de meerderjarige bezoekers van het Museumplein. Brouwerij ’t IJ betwist dat sprake is van reclame. Op de schaatsbaan wordt enkel het logo van Brouwerij ’t IJ getoond. Er wordt niet verwezen naar een alcoholhoudende drank, laat staan dat een alcoholhoudende drank hiermee wordt aangeprezen. Klager heeft dit ook niet onderbouwd. Indien de Commissie oordeelt dat wel sprake is van reclame, dan geldt dat deze vorm van reclame is toegestaan. Er is geen sprake van reclame specifiek gericht op minderjarigen, zoals de RvA verbiedt. De uiting valt onder geen van de voorbeelden uit de RvA. Het betreft slechts het logo van Brouwerij ‘t IJ en dat logo is niet specifiek op kinderen gericht. Dat het logo een struisvogel bevat, maakt dit niet anders.

De schaatsbaan wordt door jong en oud gebruikt. De website van Ice Amsterdam vermeldt expliciet dat de stichting er is “voor de buurt, de Amsterdammer, de Nederlander en de internationale toerist”. De schaatsbaan richt zich op een breed publiek van alle leeftijden en wordt in de praktijk ook bezocht door bezoekers van alle leeftijden. Van belang daarbij is dat het logo nauwelijks zichtbaar is vanaf de ijsbaan zelf. Enkel vanaf een afstand en vanuit de lucht is het logo goed te zien. Dat betekent dat het logo met name zichtbaar is voor het algemene publiek dat het Museumplein bezoekt. Dit publiek bestaat niet voor meer dan 25% uit minderjarigen, wat de uiting volgens de RvA toelaatbaar maakt, aldus Brouwerij ’t IJ.

Voor wat betreft klagers bezwaar met betrekking tot het ontbreken van een educatieve slogan (artikel 33 RvA) deelt verweerder mee dat die slogan niet verplicht is in dit geval, omdat er zoals zij eerder heeft opgemerkt, geen sprake is van reclame voor alcoholhoudende drank. Indien de Commissie oordeelt dat hiervan wél sprake is, geldt dat het logo niet getoond wordt op televisie, in de bioscoop, op print dan wel in commercials voor op internet, zodat de educatieve slogan niet vereist is.  

Voor het overige heeft Brouwerij ’t IJ gemotiveerd betwist dat de uiting in strijd is met artikel 28 RvA (dat alcoholreclame in het zicht van onderwijsinstellingen verbiedt), en/of dat sprake is van verboden evenementsponsoring zoals bedoeld in artikel 19 RvA.

 

Het verweer van Ice Amsterdam

Ice Amsterdam heeft in samenspraak met de gemeente (de gezamenlijke uitbaters van de ijsbaan) besloten om de uiting te verwijderen. Dit is inmiddels gebeurd.   

 

De mondelinge behandeling

Het standpunt van klager is nader toegelicht aan de hand van een pleitnota. De inhoud hiervan is voor zover nodig opgenomen in het oordeel van de Commissie. Klager heeft meegedeeld dat de kern van zijn klacht is dat de uiting te zien is op een plek waar veel (jonge) kinderen komen. Ice Amsterdam heeft ter zitting meegedeeld dat het aandeel minderjarigen dat de ijsbaan bezoekt 12% is. Dit getal is de som van het aantal verkochte jeugd-‘seizoenkaarten’, het aantal op de locatie van de ijsbaan verkochte kaartjes aan kinderen en de kaartjes die door scholen zijn gekocht. Desgevraagd heeft Ice Amsterdam toegevoegd dat de toegangskaarten die online zijn verkocht in het aandeel ‘meerderjarige bezoekers’ zijn opgenomen, omdat online kaarten enkel door volwassenen kunnen worden aangeschaft en er geen verschil is in prijs tussen kaartjes voor minder- en meerderjarigen.

Brouwerij ’t IJ heeft ter zitting benadrukt dat het gegeven dat kinderen van schaatsen houden, nog niet betekent dat de ijsbaan op kinderen gericht is. Volgens haar maakt de ijsbaan deel uit van de kerstmarkt, die (juist) op volwassenen en meerderjarige toeristen is gericht. Klager heeft hier tegenin gebracht dat de kerstmarkt maar een week of twee op het Museumplein heeft gestaan, terwijl de ijsbaan drie maanden open is. Door Ice Amsterdam en Brouwerij ’t IJ is verder benadrukt dat het logo vrijwel onleesbaar is (door schaafsel) wanneer er 15 minuten op de ijsbaan geschaatst is.

 

Het oordeel van de Commissie

Klager maakt bezwaar tegen het logo van Brouwerij ’t IJ in het ijs van de tijdelijke ijsbaan op het Museumplein in Amsterdam, omdat daarmee volgens hem op ontoelaatbare wijze reclame wordt gemaakt voor alcoholhoudende drank. Nu Brouwerij ’t IJ betwist dat met het tonen van het logo sprake is van reclame, zal de Commissie dit als eerste beoordelen.

De Commissie is van oordeel dat het publiek het logo van Brouwerij t IJ opvat als aanprijzing van alcoholhoudende drank, onder meer omdat het woord ‘brouwerij’ deel uitmaakt van het logo en het publiek dit zal herkennen als een verwijzing naar een bierbrouwerij als sponsor van het evenement. In de toelichting bij artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) wordt sponsoring expliciet genoemd als vorm van reclame. Sponsoring van een evenement waarbij een alcoholhoudende drank wordt aangeprezen is nader gereguleerd in artikel 19 RvA. Daarbij merkt de Commissie op dat het tonen van een sponsorlogo ook is bedoeld om de aandacht te vestigen op de adverteerder. Het verweer dat de uiting niet duidelijk (meer) te zien is als eroverheen wordt geschaatst, of dat het logo anderszins niet goed te zien is, treft geen doel: op de bij de klacht overgelegde foto is het logo duidelijk zichtbaar. Gezien het voorgaande is de Commissie bevoegd om over de klacht te oordelen.

De kern van klagers bezwaar is, zo is ter zitting vastgesteld, dat er reclame voor een biermerk wordt getoond op een plek waar veel kinderen komen, namelijk de tijdelijke ijsbaan op het Museumplein in Amsterdam.

In artikel 21 van de RVA staat:

“Reclame voor alcoholhoudende drank in welke vorm dan ook mag geen publiek bereiken dat voor meer dan vijfentwintig procent (25%) bestaat uit minderjarigen. Het bereik wordt vastgesteld over een representatieve meetperiode die wordt bepaald aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval (o.a. de locatie, het medium, impact, proportionaliteit) en met behulp van zo objectief mogelijke bereikcijfers.
Voor reclame-uitingen geldt als maatstaf voor de vaststelling van het bereik het algemeen in de markt geaccepteerd bereikonderzoek en, indien niet voorhanden, ander deugdelijk en representatief bewijs.
Voor evenementen gelden de bezoekcijfers als maat voor het bereik. De bewijslast ter zake van het bereik rust op de adverteerder, die zich daarbij moet baseren op algemene in de markt geaccepteerde kijk- of luistercijfers of ander deugdelijk en representatief bewijs. (…)”

Klager heeft gemotiveerd gesteld, aan de hand van een foto en een video, dat er vooral kinderen van de ijsbaan gebruik maken. Verweerders hebben dit betwist. Gelet op artikel 21 RvA, ligt het op de weg van verweerders om met deugdelijk en representatief bewijs aan te tonen dat dit aandeel kleiner dan 25% is.

Verweerders zijn hier niet in geslaagd. De Commissie licht dit als volgt toe.
Ice Amsterdam heeft ter zitting meegedeeld dat het aandeel minderjarigen dat de ijsbaan bezoekt 12% is. Volgens Ice Amsterdam is dit percentage de som van toegangskaarten die aan scholen zijn verkocht, de “seizoenkaarten” die exclusief beschikbaar voor kinderen zijn, en de toegangskaarten die bij de ingang van de ijsbaan aan kinderen zijn verkocht. Voor wat betreft deze laatste categorie geldt dat dit aantal een schatting betreft, nu er kennelijk geen (prijs)verschil is tussen kaarten voor minder- en meerderjarigen. Daarmee hebben verweerders zichzelf de mogelijkheid ontnomen om aan de hand van de kaartverkoop ter plaatse de bezoekers naar leeftijd te differentiëren. Ice Amsterdam heeft verder geen bezoekcijfers of andere documenten overgelegd die aantonen dat aan de eisen van artikel 21 RvA is voldaan.

Toegangskaarten die online zijn gekocht, zijn tot het aandeel ‘meerderjarigen’ gerekend, omdat het kennelijk alleen voor meerderjarigen mogelijk is om online een kaartje te kopen voor de ijsbaan. Aangezien het echter zeer wel denkbaar is dat men kaarten online koopt voor een gezin of voor een groep kinderen (wat door beide verweerders ook niet wordt betwist), acht de Commissie het niet juist om alle online verkochte toegangskaarten zonder meer in het aandeel ‘meerderjarigen’ te plaatsen.

Gelet op het voorgaande is niet controleerbaar vast komen te staan hoe groot het aandeel minderjarige bezoekers van de ijsbaan is. Om die reden is door verweerders, tegenover hetgeen klager gemotiveerd heeft gesteld, niet aangetoond dat het aantal minderjarigen dat gebruik maakt van de ijsbaan en het logo kan zien 25% of minder is. De Commissie komt daarmee tot het oordeel dat de uiting in strijd is met artikel 21 RvA. Omdat verweerders voor het einde van het evenement zelf hebben besloten het logo uit het ijs te verwijderen en daarom ervan wordt uitgegaan dat dit logo niet meer op een vergelijkbare wijze zal worden aangebracht, acht de Commissie het doen van een aanbeveling niet meer nodig.

Voor het overige merkt de Commissie op dat aan de beoordeling of een educatieve slogan had moeten worden toegevoegd aan de uiting niet meer wordt toegekomen, nu de uiting al ontoelaatbaar is geacht omdat zij in strijd met artikel 21 RvA is, en het vermelden van een slogan niet tot een ander oordeel over de toelaatbaarheid van de uiting kan leiden

 

De beslissing

De Commissie acht de uiting in strijd met artikel 21 RvA.

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken