De bestreden reclame-uiting
Het betreft een televisiecommercial waarin de ‘Albert Heijn-man’ de actie “Route 99” aanprijst met de mededeling:
“De voordeligste route van Nederland loopt deze maand dwars door Albert Heijn, met 99 aanbiedingen voor 99 cent.” De man loopt door een Albert Heijn filiaal en meldt bij een aantal producten: “Kijk: 99 cent! En deze: 99 cent!”
De commercial wordt gevolgd door een kortere commercial in het zelfde reclameblok (‘tag on’), waarin een aantal producten wordt getoond in het kader van de actie. De tag on eindigt met een blauw scherm met daarop het Albert Heijn logo en in witte letters onder in beeld de melding:
“Kijk voor de actievoorwaarden op ah.nl
Aanbiedingen geldig op vertoon van uw bonuskaart”
De klacht
Klaagster stelt, kort samengevat, dat uit de uiting niet blijkt dat de aanbiedingen alleen gelden voor houders van een bonuskaart.
Het verweer
Adverteerder heeft verweer gevoerd. Op het verweer zal hierna, voor zoveel nodig, worden ingegaan.
Het oordeel van de voorzitter
De voorzitter is, ook na het gevoerde verweer, van oordeel dat de klacht de Commissie aanleiding zal geven een aanbeveling te doen. Hij overweegt daartoe het volgende.
De voorzitter acht het aannemelijk dat de gemiddelde consument de commercial en tag-on als een samenhangend geheel zal beschouwen, nu deze elkaar in korte tijd opvolgen in hetzelfde reclameblok.
In de gehele uiting wordt veel nadruk gelegd op het feit dat 99 producten te koop zijn voor 99 cent, terwijl het aanbod, naar adverteerder erkent, slechts geldt voor houders van een bonuskaart.
Het voorgaande impliceert dat de consument duidelijk moet worden geïnformeerd over de wijze waarop de actie moet worden uitgelegd om te voorkomen dat bij hem onjuiste verwachtingen worden gewekt omtrent het voordeel waarop hij op grond van de actie recht heeft. Deze informatie is essentieel in de zin van artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Het gaat immers om de hoogte van het voordeel en daarmee om de prijs die de consument uiteindelijk dient te betalen. Het voor de reclame gebruikte medium (televisie) biedt ruimte om hierover voldoende duidelijkheid te verschaffen.
Aan het einde van de uiting is de mededeling “Aanbiedingen geldig op vertoon van uw bonuskaart” echter dermate kort in beeld, dat deze, zoals kennelijk het geval was bij klaagster, de gemiddelde consument gemakkelijk kan ontgaan.
Hierdoor is sprake van een op onduidelijke wijze verstrekken van essentiële informatie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c NRC. Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.