De bestreden reclame-uitingen
Het betreft – voor zover de Commissie uit de niet al te overzichtelijke klacht kan opmaken – de volgende uitingen:
1.
Een advertentie van AthenaStudies op Facebook, waarin onder meer het volgende staat (voor zover hier relevant):
“6 maart
Gratis inschrijven: [hyperlink]
AthenaStudies
Gratis training bestuursrecht
Onderwerpen:
Bestuursorganen
& Besluiten
Morgen | Nog 19 plekken
AthenaStudies.nl”.
2.
De groepsinformatie van de Whatsapp-groep ‘RUG Rechten jaar 4’, waarin onder meer het volgende staat (voor zover hier relevant):
“RUG Rechten jaar 4
[…]
Dit is de groep voor vierdejaars rechtenstudenten aan de RUG. Deze groep is bedoeld voor alle vragen omtrent studie.
[symbool van een hartje] Gratis werkgroepuitwerkingen: [hyperlink]
[symbool van een hartje] Samenvattingen: [hyperlink]”.
3.
Een post in de Whatsappgroep ‘RUG Rechten jaar 4’, waarin onder meer het volgende staat (voor zover hier relevant):
“Black Purple Discount
30%
BLACKFDAY30
15%
PURPLEFDAY15”.
Deze post is geliket door vier deelnemers.
4.
Verschillende posts in de Whatsappgroep ‘RUG Rechten jaar 4’, waarin onder meer het volgende staat (voor zover hier relevant):
“Zijn die trainingen een beetje chill?
Iemand ervaring hiermee?
Ja ik vind ze heel chill! Ik heb er echt meerdere gedaan en daar wel echt elke keer m’n tentamens mee gehaald
Ik heb er ook al meerdere gevolgd en hele goede ervaringen gehad! Ze behandelen ook veel oefenvragen, dat vind ik altijd heel chill
Ik vind het ook erg fijn. Ze zijn geduldig en erg duidelijk. Je kan veel oefenen en je krijgt een gratis samenvatting erbij.
Ik vond de kwaliteit erg wisselend, soms hielp het goed en soms was het echt slecht voor wat je ervoor betaalt
Ik neem ze zelf daarom niet meer
Ik heb nooit andere dingen geprobeerd
maar vind Athena wel goed
soms zijn ze zo goed dat je vrijwel heel je tentamen er meteen mee haalt
soms is het gwn meer ondersteunend
maar altijd iets aan gehad
maar iedereen studeert anders natuurlijk dus kan best voor jezelf bepalen”
5.
Een advertentie op de website van AthenaStudies, waarin onder meer het volgende staat (voor zover hier relevant):
“ Gemiste Sessie
Door omstandigheden een live sessie gemist? We slaan alle sessies op in een cloud en hebben mensen in dienst die deze opnames controleren op volledigheid. Dankzij de onkostenvergoeding kunnen we dus garanderen dat jij op ieder moment, zo vaak als je wil, de opname kunt bekijken. Uiteraard staat de docent altijd klaar om jouw inhoudelijke vragen over de tentamenstof te beantwoorden.
Opname aanvragen: Voeg het onderstaande product toe aan je winkelmandje. Controleer je gegevens en rond je bestelling af. Stuur een mail naar io.tudelft@athenastudies.nl met in het onderwerp (1) de naam van de cursus, (2) het groepsnummer en (3) de datum van de live sessie die je gemist hebt.”
6.
Een e-mail van 7 november 2023 die is verzonden door AthenaStudies naar een student, waarin onder meer het volgende staat (voor zover hier relevant):
“ Van: Tilburg School of Behaviour | ASS
[…]
Onderwerp: Enrollment is morgen waarschijnlijk eenmalig mogelijk, [naam student]”.
7.
Een bericht geplaatst via Canvas (het intranet van de Universiteit van Amsterdam), waarin onder meer het volgende staat (voor zover hier relevant):
“Onderwerp: bericht Athena op Canvas oktober 2023
[…]
GRATIS TRAININGG!
Hi allemaal!
Ik ontving zojuist een mail over een gratis online tentamentraining voor strafrecht. Vorig jaar heb ik ook een aantal gratis trainingen gevolgd namelijk! Ik dacht ik stuur het even door 🙂 de link was [hyperlink]
Hopelijk heb je er wat aan!”.
8.
Een flyer afkomstig van AthenaStudies, waarin onder meer het volgende staat (voor zover hier relevant):
“Student Support Chat
Vrije Universiteit van Amsterdam
Find your study chat through this QR
[…]
AthenaStudies.nl”.
Samenvatting van de klacht
Volgens klagers maakt adverteerder reclame voor haar eigen diensten door middel van studenten die worden ingezet als zogenaamde ‘ambassadeurs’ en via door of ten behoeve van adverteerder in het leven geroepen (veelal omvangrijke) WhatsApp-communities, Facebook, Instagram etc., op een manier die in strijd is met de Reclamecode Social Media & Influencer Marketing (hierna: RSM) en de Nederlandse Reclame Code (hierna: NRC). Volgens klagers worden de ambassadeurs geïnstrueerd door adverteerder om op een manier reclame te maken die in strijd is met de RSM en de NRC. Daarnaast maakte en maakt adverteerder gebruik van afbeeldingen, logo’s en e-mailadressen die in strijd met de werkelijkheid het bestaan van een relatie tussen de betrokken universiteiten en adverteerder suggereren. Klagers onderbouwen hun klacht aan de hand van verschillende uitingen, als volgt.
Uiting 1
Het gaat om een post op de Facebookpagina van een groep voor eerstejaarsrechtenstudenten van Tilburg University. In de post wordt reclame gemaakt voor het volgen van een gratis training bestuursrecht van adverteerder. Uit het LinkedIn-profiel van degene die de post heeft geplaatst, blijkt dat hij ‘business development manager’ was bij adverteerder op het moment van het plaatsen van de post. Uit de uiting blijkt echter niet dat hij een relevante relatie heeft met adverteerder. Dit is in strijd met de RSM.
Uiting 2
Dit betreft de groepsinformatie van de Whatsapp-groep ‘RUG Rechten jaar 4’. In deze uiting wordt reclame gemaakt voor diensten van adverteerder. Er wordt reclame gemaakt voor werkgroepuitwerkingen en samenvattingen. De groepen zijn volgens klagers opgericht door adverteerder en worden beheerd door studenten die werkzaam zijn voor adverteerder. Dit wordt echter niet duidelijk gemaakt aan deelnemers van de Whatsapp-groep. Daarmee is niet duidelijk dat sprake is van reclame en is niet duidelijk dat sommige deelnemers een relevante relatie hebben met adverteerder. Dit is in strijd met de RSM.
Uiting 3
Dit betreft een post in de Whatsappgroep ‘RUG Rechten jaar 4’. In de uiting wordt reclame gemaakt voor een kortingsactie bij adverteerder. De post is geliket door vier deelnemers, waaronder de deelnemer met de initialen A.H en de deelnemer met de initialen K.P. Deze twee deelnemers hebben een relevante relatie met adverteerder. Dat blijkt echter niet uit de uiting. Het liken door verspreiders is volgens klagers manipulerend in de zin van artikel 4 RSM. Er wordt niet geliket door iemand vanuit niet-commerciële overwegingen, maar omdat er een relevante relatie bestaat.
Uiting 4
In de uiting zijn verschillende posts te zien in de Whatsapp-groep ‘RUG Rechten jaar 4’. Hierin is te zien dat er op een vraag direct positief wordt geantwoord over de diensten van adverteerder en dat op een negatief bericht over deze diensten direct positief wordt gereageerd door deelnemers die werkzaam zijn voor adverteerder. Het neutraliseren van negatieve berichten met positieve berichten is manipulerend in de zin van artikel 4 RSM.
Uiting 5
Het betreft een passage op de website van adverteerder, waarin opnames van live sessies van trainingen worden aangeprezen. De opnames kunnen worden aangevraagd door een verzoek te sturen naar het volgende e-mailadres: io.tudelft@athenastudies.nl. Klagers vinden het gebruik van de naam van de universiteit in het e-mailadres misleidend. De indruk wordt gewekt dat sprake is van een officiële relatie tussen adverteerder en de betreffende universiteit.
Uiting 6
Het gaat om een e-mail die is verzonden door adverteerder aan een student over een kortingsactie. Bij de naam van de afzender wordt de volgende naam gebruikt: ‘Tilburg School of Behaviour | ASS’. Pas als je over de naam van de afzender scrolt, wordt zichtbaar dat het e-mailadres afkomstig is van adverteerder. Dit is volgens klagers misleidend. De indruk wordt gewekt dat de e-mail afkomstig is van de universiteit dan wel dat sprake is van een officiële relatie tussen adverteerder en de betreffende universiteit.
Uiting 7
Het gaat om een e-mail die is verzonden door een student via het intranet van de Universiteit van Amsterdam. In de e-mail wordt een training van adverteerder aangeprezen. De betreffende student is aangesproken door de universiteit. Toen bleek dat er een relevante relatie was tussen de student en adverteerder. Dat blijkt echter niet uit de uiting. Dit is in strijd met de RSM.
Uiting 8
Dit is volgens klagers een voorbeeld van een uiting, waarin adverteerder inbreuk maakt op het woordmerk van de Vrije Universiteit Amsterdam (hierna: VU). Op het verzoek van de VU om te stoppen met het gebruik van het woordmerk is niet gereageerd door adverteerder.
Ter onderbouwing van de klacht hebben klagers verschillende artikelen overgelegd, waarin kritisch wordt gerefereerd aan (de handelwijze van) adverteerder. Ook zijn voorbeelden van correspondentie overgelegd inzake verzoeken van klagers aan adverteerder om te stoppen met het reclame maken op een manier die in strijd is met relevante wet- en regelgeving.
Klagers verzoeken de Reclame Code Commissie om niet alleen een uitspraak te doen over de gegeven voorbeelden, maar ook uitspraak te doen over de werkwijze van adverteerder in algemene zin. Tot slot verzoeken klagers de Commissie om haar beslissing als alert te doen verspreiden. De reden hiervoor is het grote bereik dat adverteerder heeft en het gegeven dat adverteerder haar handelwijze doorzet, ondanks verschillende sommaties van meerdere universiteiten en kritische publicaties in verschillende media.
Samenvatting van het verweer
Adverteerder is actief bij zo’n 85 verschillende studies. Bij iedere studie zijn twee of meer studiemanagers actief die de marketing voor adverteerder verzorgen. De betreffende studenten zijn werkzaam op basis van een overeenkomst van opdracht en zijn niet in dienst van adverteerder. Er worden richtlijnen gegeven over hoe adverteerder denkt dat marketing goed werkt, maar de studenten zijn vrij in de daadwerkelijke uitvoering ervan.
Adverteerder heeft niet bedoeld de indruk te wekken dat er sprake is van een officiële relatie met de universiteiten. De plaatselijke marketing gebeurt door lokale studenten die zelf bedenken wat zij een geschikte manier van marketing vinden. In de richtlijnen is niet opgenomen dat in de marketing moet worden gepretendeerd dat sprake is van een band met de universiteiten. De suggestie dat verwarring zou bestaan over de affiliatie tussen adverteerder en universiteiten, doet bovendien geen recht aan het kritisch beoordelingsvermogen van de studenten.
Tot slot licht adverteerder toe welke maatregelen inmiddels zijn genomen. De opdrachtnemers van adverteerder zijn geïnstrueerd om de whatsappgroepen nogmaals te controleren om te verzekeren dat de universiteitslogo’s correct zijn aangepast. Ook is het gebruik van faculteitsnamen in de communicatie aangepast om elke suggestie van misleiding te vermijden. Tevens zullen nog meer instructies worden gegeven aan opdrachtnemers ten aanzien van de pijnpunten die in de klacht zijn aangekaart.
Adverteerder reageert als volgt op de klacht, ten aanzien van de specifieke uitingen.
Uiting 1
De uiting is geplaatst op een Facebookpagina over Tilburg University. Tilburg University is een plek waar adverteerder nooit ambassadeurs heeft ingezet voor marketingdoeleinden.
Verder is adverteerder niet meer actief op Facebook. Als nu wordt gekeken naar de betreffende groepspagina dan is te zien dat er geen actief gebruik meer wordt gemaakt van de pagina. Als de Commissie oordeelt dat de pagina misleidend is, is adverteerder bereid om deze pagina te verwijderen.
Uitingen 2, 3 en 4
Per studiejaar zijn er meerdere whatsappgroepen die dezelfde naam hanteren. Dat daarvoor het logo van de universiteit wordt gebruikt, is niet om te misleiden, maar om duidelijk te maken dat het een whatsappgroep is die om de studie gaat. Het is logisch dat er voor de naam van de groep namen worden gekozen die refereren aan de studie en het studiejaar, zoals: “UvA Rechten Jaar 1”. De groepen zijn niet in ‘bezit’ van de adverteerder, maar zijn/worden hoogstens opgericht dan wel beheerd door studenten die werkzaam zijn voor adverteerder, en die deze groepen ook gebruiken voor hun eigen studie.
Adverteerder heeft in maart 2023 brieven ontvangen van klagers, waarin is verzocht om te stoppen met het op deze wijze reclame maken via Whatsapp. Van alle groepen waarvan adverteerder de beheerder kende, zijn de universiteitslogo’s verwijderd. Het gaat om ruim duizend groepen. Tilburg University bleek de enige universiteit te zijn waar het universiteitslogo nog niet was verwijderd. Dat is inmiddels wel gebeurd. Volgens adverteerder zal niemand van dit soort groepen denken dat die zijn opgericht door de universiteiten zelf.
Uiting 5 en 6
Adverteerder is overgestapt op een centraal e-mailadres om elke vorm van verwarring te voorkomen.
Met betrekking tot uiting 5 merkt adverteerder op dat de studie in kwestie – Industrieel Ontwerpen te Delft – een studie is waar adverteerder al lange tijd niet meer actief is. De betreffende webpagina komt uit 2022. Dat met betrekking tot deze studie het e-mailadres nog niet was weggehaald is te wijten aan het feit dat adverteerder niet meer actief is daar. Inmiddels is dit aangepast.
Samenvatting van de repliek
In het verweer wordt voorbij gegaan aan de kern van de klacht namelijk, door en ten behoeve van adverteerder wordt reclame gemaakt,
zonder dat die uitingen duidelijk als reclame herkenbaar zijn;
zonder dat bij die reclame duidelijk is dat er sprake is van verspreiders met een relevante relatie met adverteerder, en
onder gebruikmaking van onder meer misleidende namen voor Whatsappgroepen en misleidende afzendernamen in e-mails.
Volgens klagers komt het verweer van adverteerder in het kort neer op het volgende:
1) het afschuiven van de verantwoordelijkheid voor de reclame op haar opdrachtnemers
Adverteerder schuift de verantwoordelijkheid voor de reclame af op haar opdrachtnemers. Adverteerder miskent daarmee dat ingevolge artikel 6 van de RSM op de adverteerder de plicht rust om haar verspreiders bekend te maken met de inhoud van de RSM, hen te verplichten zich te houden aan de RSM en ook actief op te treden tegen overtredingen.
2) het betwisten c.q. bagatelliseren van enkele feitelijke verwijten
Klagers betwisten de stelling van adverteerder dat maar sporadisch ‘ambassadeurs’ worden ingezet. Adverteerder onderbouwt die stelling niet. Klagers zijn het ook niet eens met de stelling van adverteerder dat er nooit opdrachtnemers actief zijn geweest bij Tilburg University. Uit de overgelegde uitingen blijkt het tegendeel. De crux van de klacht is bovendien dat de studenten in hun uitingen niet kenbaar maken dat zij een relevante relatie hebben met adverteerder. Dat wordt ook niet betwist door adverteerder.
Adverteerder stelt in het verweer dat de organisatie niet langer actief is op Facebook. Dat is volgens klagers feitelijk onjuist. In verschillende Facebookgroepen van adverteerder is recent nog gepost.
Klagers gaan ervan uit dat adverteerder – met haar stelling dat zij niet in bezit is van de Whatsappgroepen – bedoelt dat zij geen beheerder is. Dit is volgens klagers niet relevant, omdat adverteerder zelf al erkent dat er maar liefst circa 1000 groepen zijn waar adverteerder invloed op heeft, direct of indirect via haar verspreiders. De stelling is bovendien onjuist, want bij sommige groepen wordt de CEO van adverteerder genoemd als beheerder. Ook wordt voor deze groepen nog steeds gebruik gemaakt van het logo van de Tilburg University. Er wordt dan ook wel degelijk een suggestie gewekt dat er een verband is met de universiteit. De ‘reguliere’ student wordt niet, althans zeker niet duidelijk, geïnformeerd over het feit dat dit groepen zijn waar een commercieel bedrijf gebruik van maakt voor haar commerciële doeleinden.
Met betrekking tot het risico op verwarringsgevaar merken klagers het volgende op. Of daadwerkelijk sprake is van verwarringsgevaar is niet bepalend voor de vraag of er in strijd is gehandeld met de RSM en de NRC. Daarnaast ervaren klagers dat er onder – met name eerstejaars – studenten wel degelijk sprake is van verwarring. Door de benamingen en de infotekst die worden gebruikt in Facebookgroepen en Whatsappgroepen wordt de indruk gewekt dat men te maken heeft met een door de universiteit beheerd medium.
3. het, zonder deugdelijke onderbouwing, stellen dat enkele overtredingen inmiddels zijn gestaakt en dat zij haar huidige teams nog beter zal instrueren
De enige acties die adverteerder – na sommaties – heeft ondernomen zijn de volgende: het staken van merkinbreuk en het staken van het gebruik van opleidingsnamen in haar eigen e-mailadres. Adverteerder heeft tot nu toe geen blijk gegeven van een eigen correct inzicht in de grenzen van wet- en regelgeving, ondanks kritische publicaties en individuele verzoeken van universiteiten.
Samenvatting van de dupliek
Adverteerder betwist alles wat door klagers (in de repliek) naar voren is gebracht. In algemene zin wordt herhaald dat er alleen sporadisch ‘ambassadeurs’ worden ingezet. Ambassadeurs worden gekozen uit bestaande klanten die hoge evaluaties hebben achtergelaten. Dat zij zich positief uitlaten bij medestudenten is dan ook geen misleiding. Met betrekking tot de uitingen 1 tot en met 6 merkt adverteerder het volgende op.
Uiting 1
In het verweer werd bedoeld dat adverteerder in praktische zin niet meer actief is op Facebook. Feitelijk is adverteerder nog wel actief op Facebook, maar dat is meer omdat niemand de betreffende pagina’s offline heeft gehaald. Er wordt sporadisch nog doorgelinkt via Instagram. Er is bereidheid om de pagina’s van Facebook af te halen.
Uiting 3
Adverteerder reageert op de stelling van klagers over het liken van berichten van adverteerder in Whatsappgroepen. Dat zou een probleem zijn, omdat niet duidelijk wordt gemaakt dat ambassadeurs dit doen en dat daarmee onduidelijk is dat zij een relevante relatie hebben met adverteerder. Volgens adverteerder kan het ‘liken’ van een bericht echter niet worden gezien als misleidende reclame.
Uitingen 2, 3 en 4
De zeker 1000 Whatsappgroepen waar adverteerder actief in is, zijn opgezet voor en door studenten om elkaar te helpen tijdens de studie. Er worden vaak tientallen tot honderden berichten per dag gestuurd, waarbij soms ook een bericht wordt gepost door de lokale student-marketing-manager. Dit is een medestudent en iemand die dus gericht op de eigen studiegroep reclame maakt. Hier is geen sprake van enige vorm van misleiding of doen alsof adverteerder de universiteit is. Los van dat geen student dat ooit zal denken, heeft adverteerder dat ook nooit uitgesproken en heeft zij altijd meebewogen met de wensen van de universiteit.
Uiting 6
Het is onduidelijk hoe deze uiting tot stand is gekomen. Het lijkt op een nagemaakte e-mail in Word. Ten eerste staat er in de e-mail ‘naam student’ en ten tweede staan er twee groene knoppen waarbij is vermeld: ‘aanbod bekijken’. Dat laatste is sowieso geen mogelijkheid bij adverteerder.
De mondelinge behandeling
Partijen hebben hun standpunt nader toegelicht aan de hand van (overgelegde) pleitnota’s. Voor zover nodig wordt op hetgeen ter zitting aan de orde is gekomen, ingegaan in het oordeel van de Commissie.
Het oordeel van de Commissie
1. Vooropgesteld wordt dat uitsluitend specifieke reclame-uitingen kunnen worden getoetst aan de NRC. De correspondentie tussen partijen en andere ingebrachte stukken, zoals een PowerPointpresentatie, worden in de onderhavige procedure dan ook uitsluitend betrokken voor zover het gaat om de vraag of specifiek bestreden uitingen in overeenstemming zijn met de NRC. Verder constateert de Commissie dat bezwaar is gemaakt tegen diverse, soms in essentie identieke reclame-uitingen. De Commissie heeft in die gevallen één representatieve uiting gekozen en zal deze beoordelen. Het oordeel en de beslissing strekt zich vervolgens uit tot de overige vergelijkbare uitingen.
Ten aanzien van uiting 1
2. De bestreden uiting betreft een post op Facebook, waarin een gratis training van adverteerder wordt aangeprezen. De post is geplaatst door iemand, waarvan naar het oordeel van de Commissie voldoende aannemelijk is gemaakt door klagers dat diegene werkzaam was voor adverteerder op het moment dat de post werd geplaatst. Daarbij is niet duidelijk gemaakt dat diegene niet slechts een consument/willekeurige student was, maar werkzaam was bij adverteerder. Daarmee is sprake van een zich op bedrieglijke wijze voordoen als consument. Dit is in strijd met punt 21 van de bij artikel 8.5 NRC behorende bijlage 1 en daarmee in strijd met artikel 7 NRC. De stelling van adverteerder dat zij niet meer actief is op Facebook doet er niet aan af dat de uiting nog steeds online staat.
Ten aanzien van uiting 2
3. De uiting betreft de groepsinformatie van de WhatsAppgroep ‘RUG Rechten jaar 4’. In de groepsinformatie worden diensten van adverteerder aangeprezen. De Commissie vat dit klachtonderdeel zo op dat klagers vermoeden dat de aanprijzing heeft plaatsgevonden door een beheerder van de groep die op dat moment ook werkzaam was voor adverteerder. Adverteerder heeft erkend dat groepen als ‘RUG Rechten jaar 4’ zijn opgericht en worden beheerd door studenten die werkzaam zijn voor adverteerder. Naar het oordeel van de Commissie is daarmee voldoende aannemelijk dat één van de beheerders de positieve berichten bij de groepsinformatie heeft geplaatst, zonder dat daarbij duidelijk was dat de beheerder niet slechts een consument was, maar werkzaam was bij adverteerder. Daarmee is sprake van een zich op bedrieglijke wijze voordoen als consument. Dit is in strijd met punt 21 van de bij artikel 8.5 NRC behorende bijlage 1 en daarmee in strijd met artikel 7 NRC.
Ten aanzien van uiting 3
4. De uiting betreft een post in de Whatsappgroep ‘RUG Rechten jaar 4’. In de reclame wordt een kortingsactie van adverteerder aangeprezen. De betreffende post is door vier deelnemers uit de groep geliket door middel van de emoticon van een hartje of een handje klap. De Commissie vat dit klachtonderdeel zo op dat klagers stellen dat sprake is van een vorm van valse beoordelingen, dat wil zeggen dat minstens één van de likes is geplaatst door een deelnemer [initialen K.P.] die op dat moment werkzaam was voor adverteerder. Naar het oordeel van de Commissie is door klagers voldoende aannemelijk gemaakt dat de betreffende deelnemer op dat moment ‘marketing manager’ was voor adverteerder. De Commissie concludeert dat zij zich op bedrieglijke wijze heeft voorgedaan als consument. Dit is in strijd met punt 21 van de bij artikel 8.5 NRC behorende bijlage 1 en daarmee in strijd met artikel 7 NRC.
Ten aanzien van uiting 4
5. In de uiting staan verschillende posts. In één van de posts wordt gevraagd of iemand ervaring heeft met de trainingen van adverteerder. Daarop wordt door een aantal andere deelnemers positief gereageerd. Na een negatief bericht over de diensten van adverteerder wordt vervolgens direct positief gereageerd. De Commissie vat dit klachtonderdeel zo op dat klagers stellen dat sprake is van een vorm van valse beoordelingen, dat wil zeggen, dat minstens één van de positieve berichten is geplaatst door een beheerder [initialen A.H.] die op dat moment werkzaam was voor adverteerder. De Commissie komt tot een vergelijkbaar oordeel als in het geval van uiting 2. Adverteerder heeft erkend dat groepen als ‘RUG Rechten jaar 4’ zijn opgericht en worden beheerd door studenten die werkzaam zijn voor adverteerder. Naar het oordeel van de Commissie is daarmee voldoende aannemelijk dat de betreffende beheerder één van de positieve berichten heeft geplaatst zonder dat daarbij duidelijk was dat de beheerder niet slechts een consument was, maar werkzaam was bij adverteerder. Daarmee is sprake van een zich op bedrieglijke wijze voordoen als consument. Dit is in strijd met punt 21 van de bij artikel 8.5 NRC behorende bijlage 1 en daarmee in strijd met artikel 7 NRC.
Ten aanzien van uitingen 5 en 6
6. In de betreffende uitingen wordt de naam van één van de klagers gebruikt in het e-mailadres zelf dan wel het ‘van-veld’ in een e-mail. De Commissie vat dit klachtonderdeel zo op dat klagers het gebruik van de naam in het e-mailadres dan wel het ‘van-veld’ misleidend vinden, omdat de indruk wordt gewekt dat sprake is van een officiële relatie tussen adverteerder en de betreffende universiteit. De Commissie deelt dit standpunt van klagers. Hiermee is sprake van een reclame die voor de gemiddelde consument onduidelijk is ten aanzien van de hoedanigheid en/of kenmerken van de adverteerder. Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder f NRC, en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
7. De Commissie heeft kennis genomen van de mededeling van adverteerder dat het e-mailadres inmiddels niet meer wordt gebruikt en dat dit is verwijderd van de website. De Commissie ziet in deze mededeling aanleiding om voor wat betreft uiting 5 een aanbeveling te doen voor zover nodig.
Ten aanzien van uiting 7
8. De uiting betreft een bericht dat is geplaatst door een student op Canvas (het intranet van de Universiteit van Amsterdam). In het bericht wordt een training van adverteerder aangeprezen. De Commissie vat dit klachtonderdeel zo op dat klagers stellen dat een dienst van adverteerder wordt aangeprezen door iemand die op dat moment werkzaam was voor adverteerder. Naar het oordeel van de Commissie is door klagers voldoende aannemelijk gemaakt dat de betreffende deelnemer op het moment van het versturen van het bericht werkzaam was voor adverteerder. Daarmee is sprake van een zich op bedrieglijke wijze voordoen als consument. Dit is in strijd met punt 21 van de bij artikel 8.5 NRC behorende bijlage 1 en daarmee in strijd met artikel 7 NRC.
Ten aanzien van uiting 8
9. In de uiting wordt de woordcombinatie “Vrije Universiteit Amsterdam” gebruikt. Naar het oordeel van de Commissie wekt deze woordcombinatie – mede gelet op de totale indruk van de uiting – ten onrechte de suggestie dat er een officiële relatie bestaat tussen adverteerder en de betreffende universiteit. Hiermee is sprake van een reclame die voor de gemiddelde consument onduidelijk is ten aanzien van de hoedanigheid en/of kenmerken van de adverteerder. Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder f NRC, en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Tot slot
10. Gelet op het bovenstaande acht de Commissie de uitingen in strijd met artikel 7 NRC. Nu de uitingen reeds daarom niet toelaatbaar zijn, komt de Commissie niet meer toe aan de beantwoording van de vraag of de uitingen tevens in strijd zijn met de RSM.
11. Ten aanzien van de vraag wie verantwoordelijk is voor het handelen in strijd met de NRC. De Commissie acht adverteerder verantwoordelijk voor de uitingen die in strijd zijn met de NRC. Voor zover de klacht mede tegen studenten en andere personen is gericht, bestaat geen aanleiding om hen afzonderlijk verantwoordelijk te achten nu onweersproken is gesteld dat zij werkzaam zijn op basis van een overeenkomst van opdracht met adverteerder. Hun uitingen gelden daarom als uitingen van adverteerder.
12. In de omstandigheden van het onderhavige geval ziet de Commissie onvoldoende aanleiding om de beslissing (zoals door klagers verzocht) als ‘Alert’ te laten verspreiden.
13. Op grond van het vorenstaande wordt als volgt beslist.
De beslissing
De Commissie acht de reclame-uitingen in strijd met artikel 7 NRC.
Ten aanzien van de uitingen 1 tot en met 4 en 6 tot en met 8 beveelt zij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Met betrekking tot uiting 5 doet de Commissie een aanbeveling voor zover nodig.