De bestreden reclame-uitingen
Het betreft de volgende aan klaagster geadresseerde mailings:
1.
Een mailing van augustus 2010 betreffende de promotie “Wooden waterwell”, waarin onder meer staat:
“DRINGENDE OPROEP!
Het gaat om de finale uitbetaling van:
€ 65.000,00
Eén van de finalisten
Mevrouw (naam klaagster) of Mevrouw Amstutz
ontvangt vandaag het gouden lot: G7877”.
2.
Een mailing van september 2010 betreffende de promotie “IJzeren fiets met bloembollen”, waarin onder meer staat:
“Mevrouw (naam klaagster),
u bent samen met mevrouw Pover geselecteerd als kandidaat voor beide geldprijzen tot € 10.000,00! U bent genomineerd met geluksnummer: K 415.725.722”.
3.
Een mailing van oktober 2010 betreffende de promotie “Jubileum servies promotie”, waarin onder meer staat:
“Eén van deze cheques wordt gegarandeerd aan u uitgekeerd, Mevrouw (naam klaagster)!” en waarin een jubileumcheque ter waarde van € 65.000,00 is opgenomen, met vermelding van klaagsters naam en ondertekend door J. Bakker, naast de tekst:
“Ik teken deze cheque voor akkoord voor uitbetaling van bovenstaande geldprijs”.
De klacht
Tegen de verschillende uitingen heeft klaagster de volgende bezwaren.
Ad 1.
Gesuggereerd wordt dat klaagster € 65.000,- heeft gewonnen. Klaagster voert hiertoe het volgende aan.
Zij had het gouden lot met het bedrag € 65.000,-. Voorts bevat de uiting foto’s van de dames Clarence en Bechiau, die in 2008 respectievelijk 2009 waren genomineerd voor geldprijzen van € 30.000,00 respectievelijk € 50.000,00 en aan wie deze prijzen zouden zijn uitbetaald. Daarnaast staat een lege fotolijst met daaronder klaagsters naam en “2010” en de vermelding:
“Genomineerd voor: € 65.000,00!
Prijs nog niet opgevraagd!”.
Klaagster heeft de prijs opgevraagd, maar heeft deze, in weerwil van de bestreden uiting, niet ontvangen.
Volgens de online bekendmaking van de prijzen in januari 2011 is “een Kennedy” winnaar van € 65.000,-.
Ad 2.
Volgens de mailing is klaagster “de geselecteerde kandidaat 1” voor de prijs van
€ 10.000,- en mevouw Pover “de geselecteerde kandidaat 2”.
De uiting bevat ook een los vel, gericht aan klaagster, waarin staat dat mevrouw Pover geen kans meer heeft op de hoofdprijs van € 10.000,00. Volgens de uiting krijgt de winnaar van de tweede prijs € 1.500,00.
Volgens de online bekendmaking van de prijzen in januari 2011 is “Le Roy” de winnaar van € 10.000,-. Een prijs van € 1.500,00 komt niet in deze bekendmaking voor, evenmin als mevrouw Pover.
In weerwil van de bestreden uiting, heeft klaagster niets ontvangen.
Ad 3.
Volgens uiting 3 wordt één van de cheques, met bedragen van € 65.000,- aflopend naar € 5,-, “gegarandeerd” aan klaagster uitgekeerd, waarbij een jubileumcheque ter waarde van € 65.000,- is voorzien van klaagsters naam.
In weerwil van deze uiting, heeft klaagster niets ontvangen.
Volgens voornoemde online bekendmaking van prijzen is “een Kennedy” winnaar van
€ 65.000,-.
Klaagster vraagt zich af of “de zogenaamde prijswinnaars” het erbij genoemde bedrag wel hebben gewonnen. Zij voert hiertoe aan dat de in de mailing 1 genoemde winnares van € 50.000,-, mevrouw Bechiau, niet voorkomt in de online uitslagen van 2009; voornoemde prijs zou zijn uitgekeerd aan Sylvia Pokorny.
In september 2010 heeft de Commissie al geoordeeld dat adverteerder misleidende reclame heeft gemaakt voor een geldprijs van € 6.500,-. Desondanks blijft adverteerder misleidende reclame maken.
Het verweer
De klacht is gemotiveerd weersproken.
Daarbij heeft adverteerder als bijlage 2 bij het verweer overgelegd een afdruk van het van uiting 2 deel uitmakende “deelnamebewijs” en als bijlage 3 een afdruk van de van uiting 3 deel uitmakende “jubileumcheque”. Adverteerder wijst erop dat beide onderdelen niet bij de klacht waren gevoegd.
De mondelinge behandeling
Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht.
Met betrekking tot de uitingen 1 en 2 deelt adverteerder mee dat ongeveer 95% van de ontvangers van deze mailings in die mailings wordt aangemerkt als finalist.
Wat betreft het uitkeren van prijzen wordt meegedeeld dat indien het winnende nummer niet wordt geretourneerd, de prijs valt op een nummer dat, bij een tweede trekking, wordt getrokken uit het bestand van wel geretourneerde nummers. Adverteerder is bereid nader bewijs over te leggen van uitgekeerde prijzen.
Ter vergadering is gebleken dat de raadslieden van adverteerder niet beschikten over een aantal ter vergadering door klaagster besproken delen van uiting 1 en uiting 3.
Bij uiting 1 betreft het de pagina met de aanhef “DRINGENDE OPROEP”, die reeds bij de klacht was gevoegd. Bij uiting 3 betreft het 8 pagina’s, die klaagster ter vergadering heeft overgelegd.
Besloten wordt om adverteerder in de gelegenheid te stellen om nog schriftelijk op deze stukken te reageren.
Reactie van adverteerder op aanvullende stukken bij brief van 11 april 2011
Adverteerder handhaaft haar standpunt en licht dit nader toe.
Brief van 18 april 2011 van klaagster
Klaagster heeft onder meer het volgende meegedeeld.
Adverteerder heeft nagelaten om aan te tonen dat aan mevrouw Bechiau € 50.000,- is uitgekeerd. Klaagster acht de desbetreffende mededeling in strijd met de waarheid.
Klaagster benadrukt dat in uiting 3 wordt gesproken over het aan klaagster toegekende winnend geluksnummer K 415.725.722.
Het oordeel van de Commissie
Met betrekking tot de verschillende uitingen en daartegen gerichte bezwaren oordeelt de Commissie als volgt.
Ad 1.
In uiting 1, waarin staat dat klaagster “samen met mevrouw Amstutz in de finale!” zit, waarna aansluitend wordt gevraagd:
“Wie bezit het finalelot met code G7877?!” en even verder staat:
“Controleer NU of u de gouden finalist bent voor die grandioze jubileumprijs van
€ 65.000,00!”,
wordt de indruk gewekt dat klaagster en mevrouw Amstutz de finalisten zijn, en dat anderen niet meedingen naar de jubileumprijs van € 65.000,00.
Die indruk is echter onjuist, omdat zoals ter vergadering namens adverteerder is meegedeeld, ongeveer 95% van de ontvangers van de onderhavige mailing als finalist wordt aangemerkt, en meedingt naar voornoemde jubileumprijs.
Deze onjuiste indruk wordt niet, althans niet voldoende weggenomen door de overige tekst van de uiting, ook niet door zinsneden als “kan vandaag wel eens uw grote geluksdag worden” en “stuurt u een winnend geluksnummer in?”.
Gelet op het bovenstaande acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Bovendien kan de uiting de gemiddelde consument er toe brengen een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Zo kan niet worden uitgesloten dat de consument die in de veronderstelling verkeert dat hij een prijs heeft gewonnen, een bestelling bij adverteerder zal plaatsen.
Gelet op het voorgaande is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Ad 2.
In uiting 2, waarin staat dat klaagster “samen met mevrouw Pover” is “geselecteerd als kandidaat voor beide geldprijzen tot € 10.000,”
wordt de indruk gewekt dat klaagster en mevrouw Pover de enigen zijn die voor deze prijzen in aanmerking komen.
Die indruk is echter onjuist, omdat zoals ter vergadering namens adverteerder is meegedeeld, ongeveer 95% van de ontvangers van de onderhavige mailing is geselecteerd als kandidaat voor beide geldprijzen.
Voornoemde indruk wordt niet, althans niet voldoende weggenomen door de overige tekst van de uiting, ook niet door zinsneden als “De kandidaat die het winnende hoofdprijsnummer instuurt (..)” en “U bent op dit moment (..) in de race voor
€ 10.000,00”, noch door het als bijlage 4 aan deze uitspraak gehechte “deelnamebewijs”, waarin onder meer staat:
“Ja, ik ben één van de genomineerde kandidaten voor de hoofdprijs van € 10.000,00”.
Gelet op het bovenstaande acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Bovendien kan de uiting de gemiddelde consument er toe brengen een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Zo kan niet worden uitgesloten dat de consument die in de veronderstelling verkeert dat hij een prijs heeft gewonnen, een bestelling bij adverteerder zal plaatsen.
Gelet op het voorgaande is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Ad 3.
In uiting 3 wordt naar het oordeel van de Commissie de indruk gewekt dat klaagster winnaar is van € 65.000,-, en wel door het volgende.
Op de pagina met de aanhef “Van harte gefeliciteerd! Is bij haar naam het “Toegekend winnend geluksnummer” “K 415.725.722” vermeld en ook op de pagina met de aanhef “Nogmaals proficiat!” wordt dit nummer aangeduid als “het winnende geluksnummer”. Voorts bevat de uiting een door J. Bakker ondertekende “jubileumcheque” op klaagsters naam, waarop reeds een bedrag van € 65.000,00 is ingevuld. Volgens het verweer betreft het hier slechts een voorbeeldcheque, maar dat acht de Commissie voor de gemiddelde consument niet voldoende duidelijk, ook niet nu de uiting tevens een jubileumcheque bevat zoals gehecht als bijlage 5 aan deze uitspraak, op welke cheque nog geen bedrag is ingevuld.
Nu niet is gebleken dat klaagster daadwerkelijk winnaar is van € 65.000,00, is bovengenoemde indruk onjuist. Deze onjuiste indruk wordt niet, althans niet voldoende weggenomen door de overige tekst van de uiting, ook al bevat deze tekst zinsneden die erop lijken te duiden dat men slechts kans maakt op € 65.000,00.
Gelet op het bovenstaande acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Bovendien kan de uiting de gemiddelde consument er toe brengen een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Zo kan niet worden uitgesloten dat de consument die in de veronderstelling verkeert dat hij een prijs heeft gewonnen, een bestelling zal plaatsen.
Gelet op het voorgaande is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Ten slotte heeft klaagster in twijfel getrokken of “de zogenaamde prijswinnaars” het bij hen vermelde bedrag wel hebben gewonnen, aangezien de in mailing 1 genoemde winnares van € 50.000,-, mevrouw Bechiau, niet voorkomt in de online uitslagen van 2009.
Adverteerder heeft bij verweer meegedeeld dat mevrouw Bechiau winnaar was van de 1e prijs van voorjaar 2009, terwijl mevrouw Pokorny, die naar de Commissie uit de klacht begrijpt -anders dan mevrouw Bechiau- in de online uitslagen van 2009 zou zijn vermeld als winnaar van € 50.000,-, winnaar was van de 1e prijs van najaar 2009.
Adverteerder heeft meegedeeld dat zij desgewenst bereid is om betalingsbewijzen betreffende deze prijzen over te leggen.
Alvorens over dit onderdeel van de klacht te oordelen, zal de Commissie adverteerder in de gelegenheid stellen om betalingsbewijzen over te leggen betreffende de door mevrouw Bechiau respectievelijk mevrouw Pokorny gewonnen prijzen.
De beslissing
Op grond van het voorgaande stelt de Commissie adverteerder in de gelegenheid om binnen 14 dagen na dagtekening van deze beslissing betalingsbewijzen over te leggen betreffende de door mevrouw Bechiau respectievelijk mevrouw Pokorny gewonnen prijzen.
Voor het overige houdt de Commissie haar beslissing aan.
De procedure na de tussenbeslissing
De Reclame Code Commissie (hierna: de Commissie) heeft in deze zaak een tussenbeslissing genomen.
Naar aanleiding van de tussenbeslissing hebben mr. J. Schaap en mr. S.A. Hoogcarspel de Commissie nader geïnformeerd bij brief van 20 juni 2011 met bijlagen.
Naar aanleiding van deze brief heeft klaagster de Commissie bij brief van 26 juni 2011 meegedeeld haar klacht deels in te trekken.
Bij e-mail van 30 juni 2011 heeft mr. Schaap gereageerd op de brief van 28 juni 2011 namens de Commissie, waarbij klaagsters brief van 26 juni 2011 was toegezonden.
De Commissie heeft de behandeling van de zaak voortgezet in haar vergadering van 19 juli 2011.
Partijen zijn niet ter vergadering verschenen.
Brief van 20 juni 2011 van mrs. Schaap en Hoogcarspel
Bij deze brief zijn 8 bijlagen overgelegd. In de brief is vermeld dat het hier betalingsbewijzen betreft van de door mevrouw Bechiau en mevrouw Pokorny gewonnen prijzen.
Brief van 26 juni 2011 van klaagster
Naar aanleiding van de brief van 20 juni met bijlagen van mrs. Schaap en Hoogcarspel heeft klaagster onder meer het volgende meegedeeld:
“Nu Bakker door middel van de nagezonden bescheiden heeft aangetoond dat mw. Bechiau € 50.000,– heeft ontvangen, trek ik mijn klacht ten aanzien van dit onderdeel in.
E-mail van 30 juni 2011 van mr. Schaap
Naar aanleiding van de brief van 26 juni van klaagster verzoekt mr. Schaap de Commissie om in de uitspraak te vermelden “dat de klacht ten aanzien van het niet uitkeren van de prijs is ingetrokken nadat voldoende bewijs van het uitkeren van de prijs was overgelegd, althans in andere bewoordingen duidelijk te maken dat er bewijs is overgelegd van het uitkeren van de prijzen”. Mr. Schaap voert hiertoe aan dat de tussenbeslissing in deze zaak is toegezonden aan een klager die een soortgelijke klacht bij de Commissie heeft ingediend. Het lijkt haar niet efficiënt om in een toekomstige klachtprocedure opnieuw de vraag te behandelen of uitkering heeft plaatsgevonden.
Het oordeel van de Commissie
Bij haar tussenbeslissing van 6 juni 2011 heeft de Commissie adverteerder in de gelegenheid gesteld om betalingsbewijzen over te leggen betreffende de door mevrouw Bechiau respectievelijk mevrouw Pokorny gewonnen prijzen. Naar aanleiding van de vervolgens namens adverteerder overgelegde stukken, waaronder
– twee overzichten van prijswinnaars van voor- en najaar 2009, volgens welke overzichten elk van beide dames € 50.000,- heeft gewonnen,
– twee bankafschriften, elk betreffende een overschrijving van € 50.000,- en
– een foto van -volgens de brief van mrs. Schaap en Hoogcarspel- mevrouw Bechiau met een cheque van € 50.000,-
heeft klaagster -samengevat- meegedeeld dat nu Bakker heeft aangetoond dat mevrouw Bechiau € 50.000,- heeft ontvangen, zij haar klacht ten aanzien van “dit onderdeel” intrekt. Nu klaagsters twijfel of “de zogenaamde prijswinnaars” het bij hen vermelde bedrag wel hebben gewonnen was toegespitst op mevrouw Bechiau, en deze -anders dan mevrouw Pokorny- in de bestreden mailings, te weten mailing 1 voorkomt, rest de Commissie slechts te beslissen naar aanleiding van de in de tussenbeslissing reeds gegeven oordelen met betrekking tot klaagsters overige bezwaren. Zoals is overwogen onder “Het oordeel van de Commissie” acht de Commissie elk van de drie bestreden uitingen om de in dat oordeel genoemde redenen in strijd met artikel 7 NRC.
Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.
De beslissing
De Commissie acht de uitingen om de in de tussenbeslissing genoemde redenen in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.