a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Status:

Dossiernr:

2018/00239

Datum:

24-05-2018

Uitspraak:

Aanbeveling

Product/dienst:

Vervoer

Motivatie:

Misleiding (overig)

Medium:

Ongeadresseerd drukwerk

De bestreden reclame-uiting

Het betreft een advertentie van Havik Auto in “Nieuwsblad De Koerier”. Daarin staat onder de aanhef: “GEEN ZIN IN BPM-VERHOGING? PROFITEER VAN VEEL VOORRAADVOORDEEL BIJ HAVIK AUTO” onder meer:

“Vanaf 1 september 2018 geldt een BPM-verhoging (WLTP*). Profiteer van onze scherpe prijzen (…)”.

De asterisk verwijst naar de mededeling onderaan:

“Op 1 september 2018 wordt de officiële NEDC-meetmethode voor brandstofverbruik en co2uitstoot van nieuwe auto’s vervangen door de WLTP test”. 

 

De klacht

De klacht wordt als volgt samengevat.

In de advertentie staat “Vanaf 1 september 2018 geldt een BPM-verhoging (WLTP).”

Dit is feitelijk onjuist. Klager voert hiertoe het volgende aan.

In essentie hebben (de hoogte van) de BPM en de WLTP niets met elkaar te maken. De WLTP is een nieuwe Europese testmethode die leidt tot een meer realistische opgave van de CO2-uitstoot van een auto. De CO2-uitstoot is direct gekoppeld aan het brandstofverbruik. Met de introductie van de WLTP-testmethode komt een einde aan de NEDC-testcyclus, die het brandstofverbruik te rooskleurig voorstelt.

In Nederland is de CO2-uitstoot bepalend voor de hoogte van de BPM-belasting die de koper betaalt bij de aankoop van een nieuwe auto. Het kan dus zo zijn (sterker nog, op dit moment is het zo, aldus klager) dat een automodel dat volgens de WLTP-methode wordt gemeten, een hogere BPM-belasting krijgt opgelegd. ‘Den Haag’ wil de WLTP budgetneutraal invoeren, aldus klager, dus van een hogere BPM-belasting zou eigenlijk geen sprake moeten zijn. Onder meer de RAI Vereniging is hierover met de overheid in gesprek. In dit verband verwijst klager naar het bij de klacht overgelegde stuk getiteld: “Position Paper BPM” van de RAI Vereniging, te vinden op: https://raivereniging.nl/artikel/position-papers/position-paperbpm.html.

Klager acht de uiting in strijd met de waarheid als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).  

 

Het verweer

Het verweer wordt als volgt samengevat.

De volzin “Vanaf 1 september 2018 geldt een BPM-verhoging (WLTP*) moet in de context van de advertentie worden beoordeeld. Met deze mededeling wordt bedoeld dat waarschijnlijk een hogere BPM (belasting van personenauto’s en motorrijwielen) van toepassing zal zijn, hetgeen voor de consument een hogere prijs voor dezelfde auto zal inhouden.

De WLTP testmethode is vanaf 1 september verplicht en zal een uitwerking (kunnen) hebben op de prijs van nieuwe auto’s. De WLTP methode en de hoogte van de BPM hebben een verband, namelijk in die zin dat aan de hand van de CO2-uitstoot de hoogte van de BPM wordt vastgesteld. De CO2-waarde is dus ook bepalend voor de consumentenprijs en de fiscale bijtelling bij privé gebruik van een zakelijke auto, aldus adverteerder.

Adverteerder legt een brief van 8 maart 2018 van de staatssecretaris van Financiën over, inhoudende beantwoording van Kamervragen. Zij verwijst naar de hierin door haar gearceerde passages, waaruit, aldus adverteerder, onder meer het volgende blijkt.

Bij diverse branchepartijen komen duidelijke zorgen naar voren over de onzekerheden die de nieuwe testmethode met zich meebrengt. De staatssecretaris zegt toe zich in te zetten om de BPM opbrengst (op macroniveau) niet te laten stijgen als gevolg van de WLTP, maar laat ook weten dat het onmogelijk is om op het niveau van individuele voertuigen een budgetneutrale omzetting te garanderen.

Aldus heerst onzekerheid over de BPM hoogte en lijkt duidelijk dat in individuele gevallen de BPM hoger zal uitvallen, aldus adverteerder.

Ter referentie legt zij ook een artikel over uit “Autoweek” van 9 januari 2018, getiteld: “BMW COMPENSEERT HOGERE ‘WLTP-PRIJS’”.

Gelet op het bovenstaande verzoekt adverteerder de klacht ongegrond te verklaren,  althans te oordelen dat de bestreden mededeling in dit geval geen strijd oplevert met artikel 2 NRC.

 

Het oordeel van de Commissie

De Commissie stelt voorop dat, anders dan de formulering van de klacht doet vermoeden, (de hoogte van) de BPM en de nieuwe WLTP testmethode wel met elkaar te maken hebben. Klager heeft zelf gesteld dat de WLTP testmethode leidt tot een meer realistische opgave van de CO2-uitstoot en dat de CO2-uitstoot in Nederland bepalend is voor de hoogte van de BPM-belasting. Adverteerder heeft vervolgens bij verweer meegedeeld dat er een verband bestaat tussen de WLTP testmethode en de hoogte van de BPM, in die zin dat aan de hand van de CO2-uitstoot de hoogte van de BPM (“belasting van personenauto’s en motorrijwielen”) wordt vastgesteld.

Wat er zij van het bovenstaande, de Commissie begrijpt de klacht in die zin dat klager de mededeling “Vanaf 1 september 2018 geldt een BPM-verhoging (WLTP*) onjuist acht, omdat op dit moment nog niet vast staat dat de invoering op 1 september 2018 van de WLTP test zal leiden tot een BPM-verhoging. De Commissie oordeelt hierover als volgt. Daarbij zal zij de uiting toetsen aan artikel 8 NRC.

In reactie op de klacht heeft adverteerder onder meer meegedeeld dat met de bestreden mededeling wordt bedoeld dat “waarschijnlijk” een hogere BPM van toepassing zal zijn, hetgeen voor de consument een hogere prijs voor dezelfde auto zal inhouden.

Ook heeft adverteerder gesteld dat de vanaf 1 september verplichte WLTP testmethode een uitwerking zal “(kunnen)” hebben op de prijs van nieuwe auto’s. Hieruit volgt dat er nog onzekerheid bestaat over de vraag of de nieuwe testmethode een hogere BPM met zich zal brengen.

Gelet op het bovenstaande acht de Commissie de onderhavige reclame-uiting te absoluut. Aldus gaat deze gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van het bestaan van een specifiek prijsvoordeel als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

 

De beslissing

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

 

 

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken