a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Terug naar zoekresultaten

energie, Gas, water en elektra

Dossiernr:

2014/00914

Datum:

14-04-2015

Uitspraak:

CVB Afwijzing Bevestigd (=Afwijzing)

Product/dienst:

energie, Gas, water en elektra

Motivatie:

Bijzondere Reclamecode

Medium:

Digitale marketing communicatie

Het College van Beroep:

De grieven

Deze worden door het College als volgt gerubriceerd en samengevat.

Grief 1

Ten onrechte heeft de Commissie geoordeeld dat de inventarisatie door het Onderzoeksbureau CE Delft objectief is. Het door dit bureau opgemaakte rapport (“Onderzoek duurzaamheid elektriciteitsleveranciers”, hierna: het rapport) laat, nu het over duurzaamheid gaat, ten onrechte de onderwerpen restwarmte, eigen verbruik en overlast buiten beschouwing. Ook op andere aspecten zoals de rol van de overheid en het verkrijgen van subsidies wordt niet ingegaan. Daarnaast heeft er in het rapport een beoordeling plaatsgevonden op basis van criteria waarbij het precieze aantal punten per criterium niet wordt genoemd. Hierdoor is het rapport niet transparant. De toekenning van het aantal punten per criterium is subjectief zoals uit bijlage A bij het rapport blijkt. Appellant wijst op de duurzaamheidsbeoordeling per bron en techniek en het feit dat men verschillend kan denken over de puntenindeling die in het rapport heeft plaatsgevonden met betrekking tot restwarmtegebruik, windenergie en groene stroom op basis van een ingekochte handelsmix. In absolute zin is de hoeveelheid geproduceerde elektriciteit bij enkele andere grote energieleveranciers groter dan bij Eneco. Zou je de ranking hierop baseren, dan zou dit een ander beeld opleveren. Op grond van het voorgaande is het rapport subjectief.

Grief 2

De Commissie heeft ten onrechte geoordeeld dat niet is gesteld of gebleken dat de reclame een onjuiste samenvatting of interpretatie van het rapport is. In de bestreden reclame-uiting wordt Eneco de “meest duurzame grote energieleverancier” genoemd. Het rapport ging echter alleen over elektriciteitsleveranciers. Eneco maakt aldus ten onrechte reclame voor het door hen geleverde gas als duurzaam. Er dient duidelijk onderscheid te worden gemaakt tussen energie en elektriciteit. Het grootste deel van het energieverbruik van een consument betreft gas.

Grief 3

Ten onrechte heeft de Commissie geoordeeld dat niet de suggestie wordt gewekt dat meer duurzame energie zal worden geproduceerd indien de consument overstapt naar een leverancier van duurzame energie. In het rapport wordt dit verband duidelijk gelegd. Dit is ten onrechte. Tijdens de zitting van de Commissie heeft appellant duidelijk gemaakt dat opwekking van grootschalige duurzame energie niet zonder subsidie kan. In het rapport wordt de rol van de overheid ontkend en gesuggereerd dat alleen elektriciteitsleveranciers verantwoordelijk zijn voor duurzame elektriciteit. De bestreden uiting linkt voorts door naar een pagina van de Consumentenbond waarop wordt gesuggereerd dat het veranderen van energieleverancier bijdraagt aan een duurzamere elektriciteitsproductie. In het rapport wordt bovendien “bewuste keuze” genoemd, hetgeen opgevat kan worden als “beter voor het milieu”.

Het antwoord in appel

De grieven zijn gemotiveerd weersproken.

Het oordeel van het College

1. De bestreden uiting betreft vergelijkende reclame, nu Eneco zich daarin, onder verwijzing naar een vergelijkend onderzoek, het meest duurzaam noemt. In de uiting wordt de naam van het onderzoek genoemd evenals de opdrachtgevers daarvan. Voorts is een link opgenomen die consumenten in staat stelt het rapport in te zien en meer informatie over het onderzoek te krijgen. Aldus heeft Eneco de consument voldoende in staat gesteld te controleren dat en waarom zij in het rapport in vergelijking met andere grote elektriciteitsleveranciers het meest duurzaam wordt genoemd. De consument is door deze verwijzingen in staat de waarde van deze kwalificatie te beoordelen. Dat appellant op diverse punten kritiek heeft op het rapport in het algemeen en deze kwalificatie in het bijzonder, en hij het onderzoek “subjectief” vindt, ontneemt Eneco niet het recht zich in de bestreden reclame-uiting op dit rapport te beroepen. Grief 1 wordt daarom verworpen.

2. Grief 2 betreft in feite een aanvulling van de inleidende klacht. Eneco heeft tegen de aanvulling op zichzelf geen bezwaar gemaakt, zodat het College daarover zal oordelen. In dit verband is van belang dat Eneco zichzelf in de uiting aanduidt als de “meest duurzame grote energieleverancier”, terwijl het rapport specifiek betrekking heeft op elektriciteitsopwekking. Bij de vraag of hierdoor sprake is van een misleidende milieuclaim, gaat het om de totale indruk die de uiting wekt. In dit verband is van belang dat in de bronvermelding van deze claim in de uiting staat dat het om een onderzoek naar de duurzaamheid van “elektriciteitsleveranciers” gaat. Voorts staat in de bestreden uiting uitdrukkelijk, onder het kopje “Beoordeling”, wat in het rapport is onderzocht, te weten: “investeringen in stroomopwekking, productie, levering en inkoop van stroom.” Uit de daarop volgende verwijzing naar windparken op zee en de installatie van zonnepanelen volgt eveneens dat de duurzaamheidsclaim betrekking heeft op de opwekking van elektriciteit. Naar het oordeel van het College blijkt aldus uit (de context van) de totale uiting voldoende duidelijk dat de claim specifiek ziet op de opwekking van elektriciteit. Van een misleidende milieuclaim is op grond van het voorgaande geen sprake. Ook grief 2 kan derhalve niet slagen en wordt eveneens door het College verworpen.

3. Onduidelijk is op welke specifieke passage in de bestreden uiting grief 3 betrekking heeft. Het College is van oordeel dat in de uiting niet gesteld of gesuggereerd wordt dat meer duurzame energie zal worden geproduceerd indien de consument overstapt naar een duurzame energieleverancier. Of in het rapport wel een dergelijke mededeling of suggestie is te vinden, en in hoeverre dit terecht is, doet voor het onderhavige geschil niet ter zake. Dit kan immers niet tot het oordeel leiden dat de uiting zelf onjuist of misleidend is. Ook grief 3 treft derhalve geen doel.

4. Op grond van het voorgaande dient te worden beslist als volgt.

De beslissing van het College van Beroep [14 april 2015]

Het College bekrachtigt de bestreden beslissing.

 

[Hieronder volgt de beslissing waartegen beroep is ingesteld]

De Reclame Code Commissie

De bestreden reclame-uiting

Het betreft een uiting op de website van adverteerder http:/ieuws.eneco.nl/eneco-wederom-meest-duurzame-grote-energieleverancier/ , voor zover hierop staat:

“Bron: onderzoek Duurzaamheid Elektriciteitsleveranciers door Consumentenbond, Greenpeace, Hivos en Natuur & Milieu.

(…)

De vier organisaties beoordeelden 32 energieleveranciers op investeringen in stroomopwekking, productie, levering en inkoop van stroom. Hierdoor ontstaat een ranglijst, waarop Eneco de zevende plaats inneemt. Met afstand de hoogste notering van de 5 grootste Nederlandse energiebedrijven. Ook in de voorgaande Ranglijst Duurzaamheid Energieleveranciers kwam Eneco als meest duurzame grote energiebedrijf uit de bus.

(…)

Het is de tweede keer dat de Consumentenbond, Hivos, Natuur & Mileu en Greenpeace gezamenlijk energiebedrijven op de Nederlandse markt op duurzaamheid laten beoordelen. Met deze ranglijst willen zij de energiemarkt transparanter maken, zodat consumenten en bedrijven een weloverwogen keuze voor een energieleverancier kunnen maken.

(…)

Lees het onderzoeksrapport ‘Onderzoek duurzaamheid elektriciteitsleveranciers’. (link)

Meer informatie over het onderzoek is te vinden op ‘Consumentenbond.nl’ (link). Of bekijk het item van Kassa Groen (link), die op 8 december aandacht besteedden aan de ranglijst”.

De klacht(en)

Eneco pretendeert duurzaam te zijn, hetgeen volgens klager door een subjectief onderzoek

van CE Delft in opdracht van Greenpeace, Hivos en Natuur & Mileu en de Consumentenbond is vastgesteld. Volgens klager is Eneco op een groot aantal vlakken helemaal niet duurzaam omdat Eneco volgens hem honderden MW restwarmte verspilt bij de centrales Enecogen en Bio Golden Raand. Bovendien handelt zij volgens klager in kern- en kolenstroom en in ‘sjoemelstroom’ (grijze stroom uit Nederland die volgens klager wordt groen gewassen met certificaten voor waterkracht uit Scandinavië.). Verder is Eneco gul met leaseauto’s, aldus klager, en heeft Eneco volgens klager gasopslag in Duitsland, waardoor gas met veel energie wordt gecomprimeerd en later weer van druk wordt gelaten, hetgeen een hoog energieverbruik met zich brengt. Vervolgens wordt volgens klager met dit onderzoek gepretendeerd dat indien de consument overstapt op een ‘duurzame energieleverancier’, er meer duurzame energie zal worden geproduceerd. Echter, opwekking van grootschalige duurzame elektriciteit is veel duurder dan conventionele opwekking. Daarom heeft de overheid een subsidie beschikbaar gesteld om het verschil in prijs te overbruggen. Aan die subsidie zit echter een beperking, hetgeen volgens klager met zich brengt dat de consument geen enkele invloed heeft op de hoeveelheid grootschalige duurzaam geproduceerde elektriciteit.

Het verweer

In de bestreden uiting worden op correcte wijze de conclusies van het Onderzoek verwoord. De klacht van klager richt zich in feite tegen het Onderzoek en niet tegen de publicatie van Eneco op haar website. Het onderzoek is overigens niet in opdracht van Eneco uitgevoerd. Voor een klacht met betrekking tot het Onderzoek dient klager zich te wenden tot de organisatoren van het onderzoek. Voor zover de klacht betrekking heeft op de pretentie van het onderzoek – dat als je overstapt naar een ‘duurzame energieleverancier’ er meer duurzame energie zal worden geproduceerd – zegt dat ook iets over het Onderzoek en niet over de publicatie van Eneco. De stellingen van klager waarin de duurzaamheid van Eneco wordt betwist, gebeurt op basis van argumenten die geen onderdeel uitmaken van het Onderzoek noch van de publicaties van Eneco. Nu de klacht zich niet richt tegen de publicatie/reclame-uiting, maar tegen (de resultaten van) het Onderzoek, is Eneco primair van mening dat klager in zijn klacht niet-ontvankelijk is, althans dat de Commissie niet toekomt aan toetsing aan de Nederlandse Reclame Code (NRC). Mocht de publicatie als reclame in de zin van de NRC worden aangemerkt, dan wordt de consument niet direct aangezet tot de aankoop van een bepaald product.

De mondelinge behandeling

Partijen hebben hun standpunten gehandhaafd en nader toegelicht. Voor zover nodig voor het oordeel wordt daarop in het oordeel ingegaan.

Het oordeel van de Commissie

1. De Commissie stelt voorop dat de bestreden uiting moet worden aangemerkt als reclame in de zin van artikel 1 NRC. Adverteerder geeft in deze uiting een samenvatting en interpretatie van het daar bedoelde onderzoek met het onmiskenbare doel aldus haar diensten en/of producten aan te prijzen. De Commissie acht zich dan ook bevoegd om deze uiting te toetsen aan de NRC respectievelijk de Milieu Reclame Code (MRC), nu in de uiting wordt gerefereerd aan milieuaspecten als bedoeld in artikel 1 MRC.

2. De Commissie vat de eerste klacht aldus op dat klager de bestreden uiting misleidend acht nu adverteerder op een groot aantal vlakken helemaal niet duurzaam zou zijn.

3. Vast staat dat Onderzoeksbureau CE Delft in opdracht van de Consumentenbond, Greenpeace, Hivos en Natuur & Milieu, de duurzaamheid van de Nederlandse elektriciteitsleveranciers heeft onderzocht. Eneco heeft – net als alle overige in het rapport vermeldde energieleveranciers – haar medewerking verleend aan dit onderzoek. Onder andere heeft zij door het Onderzoeksbureau verstrekte vragenlijsten ingevuld en geretourneerd. Ter zitting is vast komen te staan dat alle energiemaatschappijen in staat zijn gesteld om op een gelijkwaardige manier input te leveren aan het Onderzoeksbureau, welke gegevens vervolgens door het Onderzoeksbureau zijn gewogen en geïnterpreteerd. Op grond van het voorgaande is voldoende aannemelijk dat er een objectief onderzoek heeft plaatsgevonden. Nu niet is gesteld of gebleken dat de onderhavige reclame-uiting een onjuiste samenvatting of interpretatie is van (de resultaten van) dit onderzoek, ziet de Commissie geen aanleiding te oordelen dat de reclame-uiting onjuist of misleidend is. Gelet hierop is ook geen sprake van misleiding in de zin van artikel 2 MRC. Dat klager kennelijk moeite heeft met de uitkomsten van het onderzoek omdat hij twijfelt aan de kwaliteit van dit onderzoek, maakt het oordeel van de Commissie niet anders.

4. Met betrekking tot de tweede klacht van klager dat in de bestreden uiting de suggestie wordt gewekt dat er meer duurzame energie zal worden geproduceerd indien de consument overstapt naar een duurzame energieleverancier, oordeelt de Commissie als volgt. Ook deze klacht ziet op de inhoud van het onderzoek, dat is uitgevoerd door een onafhankelijke instantie. Om die reden kan niet worden gezegd dat de uiting van adverteerder misleidend is, zoals onder punt 3 reeds is overwogen. In de uiting wordt overigens gezegd dat de bedoeling van dit onderzoek is het transparanter maken van de energiemarkt, zodat consumenten en bedrijven een weloverwogen keuze voor een energieleverancier kunnen maken. De Commissie overweegt dat met deze mededeling niet de suggestie wordt gewekt dat er meer duurzame energie zal worden geproduceerd indien de consument overstapt naar een duurzame energieleverancier. Ook in zoverre kan de klacht niet slagen.

5. Op grond van het voorgaande wordt als volgt beslist.

De beslissing van de Reclame Code Commissie van 13 februari 2015

De Commissie wijst de klachten af.

 

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken