a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Terug naar zoekresultaten

(Niet)-commerciele reclame

Dossiernr:

2015/00791 - CVB

Datum:

09-12-2015

Uitspraak:

CVB Afwijzing Bevestigd (met wijziging gronden) (=Afwijzing)

Product/dienst:

(Niet)-commerciele reclame

Motivatie:

Misleiding (overig)

Medium:

Digitale marketing communicatie

Het College van Beroep [9 december 2015]

De grieven in het principaal appel

De grieven betreffen het oordeel van de Commissie met betrekking tot de uitingen die in de bestreden beslissing zijn aangeduid als sub III (“StemWijzers”) en sub IV (“Website van de PvdA betreffende het standpunt over de jacht: http://www.pvda.nl/ standpunten/Duurzaamheid+en+milieu/Jacht”). Tegen het oordeel van de Commissie met betrekking tot het PvdA Verkiezingsprogramma Tweede Kamerverkiezingen 2012 (door de Commissie aangeduid als uiting sub I) en de Initiatiefnota ‘Mooi Nederland’ (door de Commissie aangeduid als uiting sub II) is geen beroep ingesteld. De grieven tegen uitingen sub III en IV worden als volgt weergegeven.

Grief 1
De Commissie heeft zich ten onrechte niet bevoegd geacht te oordelen over de bestreden uitingen in de StemWijzers. Dier&Recht betwist uitdrukkelijk dat de PvdA geen invloed kan uitoefenen op de inhoud van de diverse StemWijzers. De standpunten van de PvdA zoals die in de StemWijzers zijn geformuleerd, zijn gebaseerd op teksten die de PvdA heeft aangeleverd. Dat betekent dat het gaat om door de PvdA gestimuleerde mededelingen dan wel mededelingen die aan de PvdA kunnen worden toegerekend. De mededelingen dienen te worden beschouwd als aanprijzing van denkbeelden in de zin van artikel 1 NRC. In de uitingen wordt de PvdA zo gunstig mogelijk gepresenteerd zonder gewag te maken van voorbehouden of het sluiten van compromissen. Uit navraag bij ProDemos, de beheerder van de website www.stemwijzer.nl en opsteller van de StemWijzer 2015 Provinciale Statenverkiezingen, is gebleken dat de teksten op de StemWijzer letterlijk de teksten zijn die door de PvdA zijn aangeleverd. De Commissie heeft ten onrechte geoordeeld dat de PvdA op de inhoud hiervan geen invloed heeft gehad.

Grief 2 
De website van de PvdA wordt bij uitstek gebruikt voor het werven van leden en kiezers en fungeert in die zin als ‘reclameplatform’ van de PvdA. Op de website worden onder ‘standpunten’ politieke onderwerpen gepresenteerd op een manier die is bedoeld om kiezers te werven. Op dezelfde website worden kiezers aangespoord om lid te worden van de PvdA en de partij te steunen door middel van donaties of vrijwilligerswerk. Op de website staat dat de PvdA geen voorstander van de jacht is tenzij hiervoor een reële noodzaak bestaat. Deze uiting kan niet worden gerijmd met de opstelling van de PvdA bij de behandeling van het wetsvoorstel voor de Wet natuurbescherming in de Tweede Kamer. Op 1 juli 2015 heeft de voltallige PvdA-fractie gestemd vóór een amendement op grond waarvan het wetsvoorstel in deze zin is gewijzigd, dat diverse waarborgen voor een controleerbare uitoefening van de jacht zijn vervallen (amendement 107) en tegen een amendement dat inhield dat het doden van dieren slechts geschiedt indien daar een reële noodzaak voor bestaat (Amendement 110). Door de Kamermeerderheid voor amendement 107 en het gebrek aan steun voor amendement 110, bevat het wetsvoorstel zoals aangenomen door de Tweede Kamer, geen algemeen verbod op jacht zonder noodzaak en zal, wanneer de wet ongewijzigd door de Eerste Kamer gaat, plezierjacht op bepaalde dieren zijn toegestaan. Dier&Recht geeft een uitvoerige toelichting over het oorspronkelijke wetsvoorstel en het standpunt van de PvdA over ‘plezierjacht’ in de Tweede Kamer. Doordat Amendement 107 door de voltallige PvdA-fractie werd gesteund en deze fractie tegen Amendement 110 stemde, is het verbod op jacht die niet in overeenstemming is met het Faunabeheerplan komen te vervallen evenals het verplicht vaststellen van een afschotplan voor beheer van de populatie vooraf. Daarmee heeft de PvdA haar bezwaren tegen de jacht zonder noodzaak laten varen om redenen van politieke opportuniteit. Gevolg hiervan is dat voor ongebreidelde plezierjacht op de in de wet genoemde vijf wildsoorten geen toetsingsnorm vooraf meer bestaat. In plaats daarvan bevat het nieuwe wetsvoorstel zeer onduidelijke bepalingen. Desondanks doet de PvdA het nog steeds voorkomen dat zij zich inzet voor het verbod op plezierjacht. Dit, terwijl het voor de kiezer buitengewoon relevant is of en in hoeverre een standpunt door de partij is gerealiseerd en of de partij heeft gehandeld in overeenstemming met een aangeprezen standpunt of juist in strijd daarmee, zodat hij zich daarover een eigen oordeel kan vormen. Gelet op de artikelen 2, 5, 7 en 8 NRC had het op de weg van de PvdA gelegen om de kiezer eerlijk, duidelijk en volledig voor te lichten bij de aanprijzing op de website. Voor zover de PvdA nu nog tegen de plezierjacht is, had zij bij de betreffende uiting op de website ten minste transparant moeten zijn over haar opstelling bij de stemming over de Wet natuurbescherming in de Tweede Kamer. Door het onthouden van essentiële informatie aan de kiezer, is niet alleen sprake van reclame die oneerlijk en misleidend is, maar wordt ook het vertrouwen van de kiezer in het waarheidsgehalte van politieke reclame geschaad. Ten onrechte heeft de Commissie de uiting niet in strijd met de genoemde artikelen geacht. Door de Commissie wordt bovendien ten onrechte de indruk gewekt dat Dier&Recht zich ertegen zou verzetten dat een politieke partij onder omstandigheden genoodzaakt is compromissen te sluiten en in dat kader afbreuk te doen aan een eerder ingenomen standpunt. Voorts suggereert de Commissie ten onrechte dat Dier&Recht zich op het standpunt zou stellen dat de uiting door de consument/kiezer zou worden opgevat als een garantie of verwachting dat het desbetreffende standpunt zal worden gerealiseerd. Door de klacht op deze wijze te ‘framen’ wordt voorbijgegaan aan de kern van de klacht, te weten dat de consument/kiezer niet in staat is tot het nemen van een geïnformeerd besluit doordat de PvdA essentiële informatie op de website heeft weggelaten. Van wezenlijk belang voor de kiezer is immers dat de PvdA op 1 juli 2015 actief een wetsvoorstel heeft gesteund waarin plezierjacht op de in de wet genoemde wildsoorten is toegestaan en dat de PvdA zelfs expliciet heeft gestemd tegen een amendement met de strekking dat het doden van dieren alleen geschiedt indien daar een reële noodzaak voor bestaat. Daarmee heeft de PvdA dus tegen het eigen standpunt gestemd zoals vermeld op de website. Door dit niet te vermelden, is sprake van oneerlijke en misleidende reclame in de zin van de artikel 7 en 8 NRC. Verder verwijst Dier&Recht naar artikel 16 NRC waar staat dat de Nederlandse Reclame Code niet alleen naar letter, maar ook naar de geest dient te worden toegepast. Tevens is door het voorgaande gehandeld in strijd met artikel 5 NRC omdat het vertrouwen van de kiezer in (politieke) reclame wordt geschaad. Door een standpunt aan te prijzen dat klaarblijkelijk is verlaten dan wel het (opzettelijk) weglaten van informatie waardoor de kiezer op het verkeerde been wordt gezet, is ook sprake van strijd met artikel 2 NRC.

 

Het antwoord in appel tevens houdende incidenteel appel

De grieven zijn gemotiveerd weersproken.

Het College geeft het incidenteel appel als volgt weer.

Grief 1
Het oordeel van de Commissie dat uiting IV reclame is, is niet gemotiveerd.  De Commissie volstaat met het omschrijven van uiting IV en oordeelt dan zonder nadere toelichting dat deze uiting binnen de definitie van reclame valt. Dit is een fundamenteel motiveringsgebrek.

Grief 2
Het oordeel is onbegrijpelijk, nu de Commissie zelf overweegt dat uiting IV het standpunt van PvdA betreft. Dit is, in de eigen woorden van de Commissie, geen aanprijzing van denkbeelden zoals bedoeld in artikel 1 NRC. Het standpunt van de PvdA is uiteraard identiek aan het denkbeeld zelf. Uit de wijze waarop het denkbeeld respectievelijk het standpunt over de jacht op de website van de PvdA naar voren wordt gebracht, blijkt duidelijk dat het gaat om het denkbeeld c.q. standpunt zelf. Er staat immers groot boven de tekst op de website: “Standpunten”. De bezoeker komt pas op de pagina waar het standpunt wordt weergegeven door eerst te klikken op “standpunten” en vervolgens uit een lijst met meer dan 150 standpunten op de link te klikken naar de pagina waar het standpunt over de jacht staat. Indien het enkele weergeven van een standpunt op een website al voldoende is om te kwalificeren als reclame, zou het volledige politieke debat op internet (de weergave van standpunten op websites) binnen de definitie van reclame vallen. Dit is niet het doel van reclameregulering en niet wenselijk in een democratische samenleving.

Grief 3
Ten onrechte is de Commissie voorbijgegaan aan de stelling van de PvdA dat het enkele kwalificeren van uiting IV als reclame een schending van artikel 10 EVRM oplevert. Het aanmerken van een standpunt van een politieke partij als reclame heeft vergaande consequenties voor de vrijheid van meningsuiting. Immers het publieke debat als uitwisseling van standpunten komt daarmee onder controle van de Reclame Code Commissie. Dit zal een groot ‘chilling’ effect hebben op uitingen en handelingen van politieke partijen. Deze inbreuk voldoet niet aan de toets van artikel 10 lid 2 EVRM, waaraan de Commissie ten onrechte in het geheel niet, althans niet kenbaar, heeft getoetst in haar gewraakte oordeel.

Grief 4
Ten onrechte is de Commissie voorbijgegaan aan het feit dat in de toelichting bij artikel 1 NRC staat dat aankondigingen zonder enig aanprijzend element buiten de definiete van reclame vallen. De weergave van het standpunt op de website van de PvdA geldt als een zuiver feitelijke mededeling, de mening van de PvdA over een standpunt. Een ander oordeel zou tot gevolg hebben dat de weergave van het standpunt van de PvdA geen feitelijke mededeling over de mening van de PvdA zou zijn. De website geeft het standpunt van de PvdA feitelijk juist weer. De weergave van dit standpunt valt buiten de definitie van reclame in artikel 1 NRC.

 

Het antwoord in het incidenteel appel

De grief in het incidenteel appel is gemotiveerd weersproken.

 

De mondelinge behandeling

Partijen lichten hun wederzijdse standpunten toe onder meer aan de hand van overgelegde aantekeningen.

 

Het oordeel van het College

In het principaal appel ten aanzien van uitingen sub III

1. De bestreden uitingen sub III betreffen de aan de beslissing van de Commissie gehechte prints van de StemWijzer voor de Provinciale Statenverkiezingen 2015, voor zover deze zien op de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Limburg, alsmede een print van de Groene Kieswijzer, telkens voor zover in deze uitingen het antwoord van de PvdA bij bepaalde stellingen in verband met de jacht wordt weergegeven. Het betreft de volgende toelichtingen van de StemWijzer:

StemWijzer Provinciale Statenverkiezingen 2015 Noord-Holland, stelling ‘De provincie moet alle vormen van jacht op wilde dieren verbieden’: “PvdA – Eens
De PvdA is voor een zorgvuldig natuurbeheer. Plezierjacht op wilde dieren hoort daar niet bij.”

StemWijzer Provinciale Statenverkiezingen 2015 Zuid-Holland, stelling ‘De plezierjacht moet mogelijk zijn in Zuid-Holland’: “PvdA – Oneens
De PvdA is tegen het doden van dieren voor het plezier.”

StemWijzer Provinciale Statenverkiezingen 2015 Limburg, stelling ‘Limburg moet de jacht op wilde dieren verbieden.’: PvdA – Eens
De PvdA vindt dat respect voor dieren hoort in een fatsoenlijke samenleving. De PvdA vindt daarom dat plezierjacht op dieren verboden moet worden.”

Bij de Groene Kieswijzer gaat het om de volgende tekst bij het antwoord “eens” van de PvdA ten aanzien van de stelling ‘De plezierjacht op dieren moet in Nederland worden verboden’: “De PvdA vindt dat de plezierjacht moet worden verboden. Enkel wanneer dieren moeten worden afgeschoten voor het behoud van het ecologisch evenwicht is het afschieten van dieren, als laatste redmiddel een optie.”

2. De Commissie heeft geoordeeld dat de StemWijzer en de Groene Kieswijzer ieder voor zich bepalen of en zo ja op welke wijze een zienswijze van een politieke partij zichtbaar wordt gemaakt en van invloed is op de uitkomst van een StemWijzer. Om die reden heeft de Commissie zich niet bevoegd geacht over de uitingen sub III te oordelen. Dier&Recht bestrijdt dit oordeel van de Commissie en stelt dat de PvdA de inhoud van de StemWijzers en Groene Kieswijzer kon beïnvloeden. Dier&Recht heeft deze stelling onderbouwd door een e-mail d.d. 13 oktober 2015 van ProDemos over te leggen, de beheerder van de StemWijzer. Uit deze e-mail blijkt dat politieke partijen zelf de toelichtingen op standpunten bij een stelling verwoorden, zoals die in de StemWijzer wordt weergegeven. Dit is ook in overeenstemming met de werkwijze zoals die op de website van ProDemos wordt toegelicht, hetgeen eveneens blijkt uit de door Dier&Recht overgelegde stukken.

3. Het oordeel van de Commissie dat de StemWijzers ieder voor zich bepalen of en zo ja op welke wijze een zienswijze van een politieke partij zichtbaar wordt gemaakt en van invloed is op de uitkomst van een StemWijzer, sluit niet uit dat de Commissie zich bewust is geweest van het feit dat de PvdA teksten over de jacht heeft aangeleverd die (vrijwel) ongewijzigd als toelichting bij de stellingen over deze kwestie werden getoond. Indien de Commissie dit wist, kon zij echter niet met hiervoor weergegeven oordeel volstaan en had zij nader dienen te onderzoeken of in het kader van de StemWijzer en de Groene Kieswijzer sprake is geweest van aanprijzing van denkbeelden ten behoeve van de PvdA. Ook denkbeelden kunnen immers door een derde ten behoeve van een adverteerder worden aangeprezen. Dat de StemWijzer en de Groene Kieswijzer gerechtigd zijn bepaalde selecties toe te passen, heeft blijkbaar niet ertoe geleid dat de door de PvdA aangeleverde teksten niet werden getoond of wezenlijk zijn gewijzigd.

4. Uit het feit dat de PvdA teksten heeft aangeleverd die vervolgens in de StemWijzers en in de Groene Kieswijzer zijn opgenomen, volgt dat zij in staat is geweest de mededelingen die daarin namens haar worden gedaan in belangrijke mate te beïnvloeden. Niet kan worden gezegd echter dat de StemWijzers en de Groene Kieswijzer reeds daarom aanprijzingen van denkbeelden van de PvdA over de jacht bevatten. In het kader van de StemWijzer en de Groene Kieswijzer dienen de door de PvdA aangeleverde teksten te worden aangemerkt als een weergave van het standpunt van de PvdA. Dit dient te worden onderscheiden van het aanprijzen van een denkbeeld. Van het aanprijzen van een denkbeeld is geen sprake, nu de door de PvdA aangeleverde teksten zijn beperkt tot een zakelijke weergave van het standpunt van de PvdA over de jacht, toegespitst op een stelling van de StemWijzer of Groene Kieswijzer over dit onderwerp. Deze teksten kunnen om die reden en in dat specifieke kader niet als reclame in de zin van artikel 1 NRC worden aangemerkt.

5. De grieven kunnen blijkens het voorgaande niet tot het oordeel leiden dat de door de StemWijzer en de Kieswijzer gepubliceerde teksten van de PvdA als reclame in de zin van artikel 1 NRC dienen te worden aangemerkt. Het College onderschrijft dus het oordeel van de Commissie, evenwel met enige wijziging van gronden.

In het incidenteel appel ten aanzien van uiting IV (webpagina)

6. De grieven in het incidenteel appel komen, kort samengevat, neer op de stelling dat de Commissie niet bevoegd was te oordelen over de bestreden webpagina, omdat deze volgens PvdA geen reclame-uiting betreft. Indien deze stelling juist is, komt het College niet toe aan de vraag of de Commissie op inhoudelijk juiste gronden de klacht tegen de website heeft afgewezen, zoals in het principaal appel aan de orde is. Om die reden zal het College in de eerste plaats de incidentele grieven beoordelen en, afhankelijk van de uitkomst daarvan, eventueel het principaal appel ten aanzien van uiting IV.

7. Deze uiting betreft een webpagina die men, naar niet in geschil is, ziet nadat men op de homepage van de website van de PvdA op de link ‘standpunten’ klikt en, op de pagina die vervolgens opent, klikt op de link ‘Jacht”. In uiting IV staat, voor zover hier relevant, de volgende tekst waartegen Dier&Recht in het bijzonder bezwaar maakt: “De PvdA is geen voorstander van jacht. Tenzij het de enig overgebleven oplossing is om bijvoorbeeld problemen van overlast op te lossen. Maar ook dan alleen onder strikte voorwaarden. Eerst moeten alle andere maatregelen uit de kast zijn gehaald om die overlast door dieren tegen te gaan en schade te bestrijden. Door te zorgen voor minder voedselaanbod, ruimere natuurgebieden en in te zetten op alternatieve methoden is al veel te winnen.”

8. Voor het element aanprijzing speelt blijkens de toelichting bij artikel 1 NRC de totale uiting een rol. Dit betekent dat bij de beoordeling of sprake is van een aanprijzing een bepaalde webpagina niet kan worden geabstraheerd van de verdere inhoud van de website, maar dient te worden bezien in het kader van het grotere geheel, derhalve in dit geval inclusief de homepage. Deze homepage bevat de oproep om lid te worden van de PvdA in het kader van de gedachten “samen bereiken we veel meer dan ieder voor zich” respectievelijk “Iedere bijdrage telt!”, “De strijd gaat door” en de oproep zich samen met de PvdA in te zetten voor “een eerlijke verdeling van arbeid en zorg” en “Voor een zeker en goed contract.” Daarbij wordt ook melding gemaakt van het feit dat de PvdA zendtijd ter beschikking heeft gesteld aan een collectief van kunstenaars. De homepage heeft naar het oordeel van het College aldus onmiskenbaar een wervend karakter voor de PvdA in het algemeen en van het lidmaatschap van die partij in het bijzonder, alsmede van het denkbeeld deze partij te steunen voor een eerlijke verdeling van arbeid en zorg, respectievelijk voor een zeker en goed contract, voor en goed jeugdloon, en voor zendtijd voor kunstenaars. De homepage dient om die reden als reclame te worden aangemerkt. Dit oordeel brengt mee dat uiting IV dient te worden beschouwd als onderdeel van een reclame-uiting van de PvdA. Het feit dat uiting IV zelf geen aanprijzing van een denkbeeld bevat maar is beperkt tot een zakelijke weergave van de politieke visie van de PvdA over de jacht, doet daaraan niet af. Uiting IV kan immers niet los worden gezien van de verdere inhoud van de website, inclusief de aanprijzingen op de homepage. Het College onderschrijft om die reden het oordeel van de Commissie dat uiting sub IV een reclame-uiting is. De grieven in het incidentele appel falen derhalve.

In het principaal appel ten aanzien van uiting IV

9. Zoals reeds onder 8 is vermeld, is in uiting IV geen sprake is van een afzonderlijke aanprijzing van een denkbeeld over de jacht, maar van een tekst die dient te worden gezien als onderdeel van een algemene reclame-uiting voor de PvdA. In uiting IV wordt de visie van de PvdA over de jacht zakelijk samengevat in het kader van alle “standpunten” die op haar website staan vermeld. Hierbij wordt niet verwezen naar eerdere standpunten van de PvdA of naar reeds bereikte doelen.

10. Het feit dat bedoelde tekst over de jacht onderdeel is van een algemene reclame-uiting van de PvdA en om die reden valt onder de definitie van reclame in de zin van artikel 1 NRC, brengt mee dat deze tekst in beginsel aan de Nederlandse Reclame Code kan worden getoetst. Bij de beoordeling van politieke uitingen dient echter de nodige terughoudendheid te worden betracht (vgl. EHRM 13 juli 2012, NJ 2014, 39). Dit volgt uit het grondrecht van de vrijheid van meningsuiting zoals onder meer verwoord in artikel 10 lid 1 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (EVRM). Dit grondrecht brengt mee dat politieke partijen aan de kiezer duidelijk moeten kunnen maken waar zij voor staan en welke doelen zij nastreven. Het College oordeelt dat het binnen de strikte kaders van artikel 10 lid 2 EVRM weliswaar niet is uitgesloten dat beperkingen worden gesteld aan de vrijheid van meningsuiting, maar dit kan niet tot gevolg hebben dat een politieke partij niet meer in staat is haar inhoudelijke visie over een onderwerp aan de kiezer duidelijk te maken. De PvdA dient derhalve in staat te zijn haar visie over de jacht en andere onderwerpen op de eigen website te vermelden, ongeacht de vraag in hoeverre zij in het kader van politieke processen in staat is geweest deze standpunten in beleid en in wetgeving te doen regelen. Een andersluidend oordeel zou het in feite voor de PvdA vrijwel onmogelijk maken standpunten op de eigen website te noemen, reeds omdat, zoals de Commissie terecht heeft geoordeeld, in het huidige Nederlandse politieke bestel niet één enkele partij het beleid zelfstandig kan bepalen. In plaats daarvan dienen in het kader van het politieke proces compromissen te worden gesloten die kunnen meebrengen dat afbreuk dient te worden gedaan aan eigen standpunten. Indien, zoals Dier&Recht stelt maar de PvdA betwist, de PvdA in het kader van het wetgevingsproces zou zijn afgeweken van het standpunt over de jacht zoals dat op haar website staat, brengt dat daarom niet mee dat de uiting om die reden in strijd met de Nederlandse Reclame Code is. Dit oordeel impliceert dat de Commissie terecht de inleidende klacht heeft afgewezen.

11. Ook de grieven in het principaal appel met betrekking tot uiting IV treffen geen doel. Om die reden wordt beslist als volgt.

De beslissing van het College

Het College bekrachtigt de beslissing van de Commissie, zowel in het principaal als in het incidenteel appel, met enige wijziging van gronden.
 

[Hieronder volgt de beslissing waartegen beroep is ingesteld]

De Reclame Code Commissie [7 september 2015]

De bestreden reclame-uitingen

Het betreft de volgende uitingen:

I. Uit het Verkiezingsprogramma Tweede Kamerverkiezingen 2012 van de PvdA, twee passages, te weten op pagina 51: “Natuur voor iedereen: Dit gaan we doen: Er komt een nieuwe Wet Mooi Nederland, volgens de lijnen van het initiatiefwetsvoorstel dat de PvdA samen met D66 en Groenlinks heeft ingediend.” en op pagina 54: “Dierenwelzijn: Dit gaan we doen: De plezierjacht moet worden verboden.”
II. Uit de Initiatiefnota ‘Mooi Nederland’, maart 2013, pagina 4, de volgende passage: “Jacht is geen sport, maar een middel dat alleen indien nodig op professionele wijze, wordt ingezet in het kader van schadebestrijding en duurzaam populatiebeheer. De wildlijst (lijst met vrij bejaagbare soorten) wordt afgeschaft.”
III. Stemwijzers:
Stemwijzer Provinciale Statenverkiezing 2015 voor de provincie Noord-Holland: “De PvdA is voor een zorgvuldig natuurbeheer. Plezierjacht op wilde dieren hoort daar niet bij.”,
de Groene Kieswijzer: “De PvdA vindt dat de plezierjacht moet worden verboden. Enkel wanneer dieren moeten worden afgeschoten voor het behoud van het ecologisch evenwicht is het afschieten van dieren, als laatste redmiddel, een optie.” en
Verkiezingswijzers Provincie Limburg en Zuid-Holland: “De PvdA is tegen het doden van dieren voor het plezier”.
IV. Website van de PvdA betreffende het standpunt over de jacht: http://www.pvda.nl/standpunten/Duurzaamheid+en+milieu/Jacht.

 

De klacht

De klacht wordt als volgt samengevat.
In de onderhavige uitingen stelt de PvdA zonder voorbehoud dat zij vóór het afschaffen van de plezierjacht is. Op 1 juli 2015 heeft de PvdA echter voor amendement nummer 107 bij het voorstel voor de Wet natuurbescherming gestemd waardoor de plezierjacht toegestaan blijft. Nu de PvdA zich niet aan hun beloften c.q. aanprijzingen houdt, is klager van mening dat in het geval van de plezierjacht aanprijzingen met een misleidend karakter zijn gedaan. Wat geldt voor de overheid (College van Beroep 2015/0005) geldt zeker ook voor politieke partijen. De PvdA heeft gedurende vele jaren gesteld dat de plezierjacht moet worden afgeschaft. Van onvoorziene omstandigheden is geen sprake omdat voorzienbaar was dat PvdA zou gaan regeren met de VVD en dat de VVD vóór plezierjacht is, is bekend. Door voornoemd amendement samen met VVD in te dienen, heeft de PvdA er actief voor gezorgd dat de plezierjacht gehandhaafd blijft. En het amendement van CU-kamerlid Dik-Faber waarin staat dat het doden van dieren altijd een reële noodzaak moet hebben, is door de PvdA verworpen.

Klager stelt dat de onderhavige uitingen van de PvdA aanprijzingen van een denkbeeld zijn en vallen onder het begrip reclame in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (hierna: NRC). Deze aanprijzingen trachten burgers immers te overreden om op de PvdA te stemmen. Burgers dienen erop te kunnen vertrouwen dat politieke partijen (binnen redelijke grenzen) hun verkiezingsbeloften nakomen. Bovendien dienen de uitingen zo waarheidsgetrouw mogelijk te zijn en niet onjuist en/of onvolledig. Klager is van mening dat de PvdA, door haar denkbeelden over een verbod op de plezierjacht aan te prijzen, heeft gehandeld in strijd met de artikelen 2, 5, 7 en 8 NRC.

De klacht is per uiting afzonderlijk toegelicht.

 

Het verweer

Het verweer wordt als volgt samengevat.
Dier&Recht klaagt over verschillende uitingen, waaronder citaten die zij uit verschillende stemwijzers heeft gehaald. Deze citaten zijn toe te rekenen aan de opstellers van de stemwijzers en niet aan de PvdA, die geen invloed heeft op de totstandkoming van deze stemwijzers. Ook de betreffende passage uit Initiatiefnota ‘Mooi Nederland’, opgesteld door D’66, GroenLinks en PvdA gezamenlijk, valt buiten de omvang van dit geschil omdat gesteld noch onderbouwd is waarom deze passage aan de PvdA is toe te rekenen. Uit de aldus overgebleven drie uitingen waartegen wordt geklaagd, te weten de twee citaten uit het landelijke verkiezingsprogramma en de betreffende website van PvdA, wordt duidelijk dat de klacht van Dier&Recht zich richt tegen het standpunt van de PvdA zoals dit in deze uitingen is weergegeven. Een standpunt van een politieke partij is echter geen reclame in de zin van artikel 1 NRC. Het fundamentele verschil tussen een denkbeeld en een aanprijzing en het feit dat de Commissie in eerdere zaken heeft geoordeeld over de aanprijzing (CvB 2015/0005, RCC 2012/00638, 2013/00199) en niet over het standpunt zélf, maakt dat er geen sprake is van reclame en de Commissie niet bevoegd is om kennis te nemen van deze klacht.

Daarbij komt dat een partijstandpunt als politieke uiting beschermd is door de vrijheid van meningsuiting en slechts in uitzonderlijke gevallen reden is voor beperkingen van deze vrijheid. De uitwisseling van politieke standpunten dient plaats te vinden in het publieke debat en niet voor de rechter of de Reclame Code Commissie – aldus de PvdA. Voorts, zo stelt de PvdA, heeft de Commissie meermalen benadrukt dat vergaande terughoudendheid is geboden waar politieke uitingen in het geding zijn (2012/00789B) zijn.

Bovendien schetst Dier&Recht een onjuist beeld van de feiten. In de Wet natuurbescherming worden het standpunt van de PvdA, dat de jacht in dienst moet staan van de natuur en waarbij dierenwelzijn voorop moet staan, verwezenlijkt door onder meer de verplichtingen die daarin aan jagers worden opgelegd. Op grond van de Wet natuurbescherming, zoals door de PvdA geamendeerd, moeten jagers gaan werken vanuit een faunabeheerplan dat mede door natuurorganisaties is opgesteld, is de jacht controleerbaar en moeten jagers tellen en verantwoorden wat ze hebben geschoten. Er is dus geen sprake van dat de PvdA vóór de plezierjacht zou hebben gestemd en zij haar standpunt voor een verbod op de plezierjacht heeft laten varen. Integendeel: de extra regels rondom jacht die in de nieuwe wet staan en het stemrecht voor de natuurorganisaties uit amendement 107, zorgen ervoor dat de jacht verder aan banden wordt gelegd en in dienst zal staan van de natuur.

Zelfs al zou het standpunt van de PvdA kwalificeren als reclame dan geldt volgens de PvdA dat op geen enkele wijze in strijd is gehandeld met de NRC. Ten aanzien van artikel 2 is dit niet nader toegelicht door Dier&Recht. Ten aanzien van artikel 5 stelt de PvdA dat de stelling dat het vertrouwen in denkbeelden van de PvdA is geschaad niet kan leiden tot de conclusie dat het vertrouwen in reclame als geheel wordt geschaad. Bovendien kan van strijdigheid met artikel 7 en 8 NRC geen sprake zijn omdat de kernbegrippen van een oneerlijke handelspraktijk ‘handelaar’ en ‘consument’ zijn en ‘het economisch gedrag van de consument wezenlijk moet of kan zijn verstoord. Dat hiervan sprake zou zijn is noch gesteld noch toegelicht door Dier&Recht.

Tenslotte, benadrukt de PvdA, is het aan de kiezer om bij de stembus te oordelen of een politieke partij zich voldoende heeft ingespannen om haar verkiezingsprogramma te realiseren.

 

De mondelinge behandeling

Partijen hebben hun standpunt gehandhaafd en nader toegelicht. Van beide zijden zijn daarbij pleitnotities overgelegd.

 

Het oordeel van de Commissie

1. Partijen verschillen van mening over de vraag of de bestreden uitingen als reclame kunnen worden beschouwd. De Commissie zal om die reden bij de beoordeling per uiting afzonderlijk allereerst overwegen of de betrokken uiting als reclame dient te worden aangemerkt in de zin van artikel 1 Nederlandse Reclame Code (NRC).

Uitingen I (Verkiezingsprogramma PvdA 2012, passages pagina’s 51 en 53)

2.1 Onder reclame in de zin van artikel 1 NRC wordt verstaan: iedere openbare en/of systematische directe of indirecte aanprijzing van goederen, diensten en/of denkbeelden door een adverteerder of geheel of deels ten behoeve van deze, al dan niet met behulp van derden. De Commissie stelt voorop dat een uiting waarin door een politieke partij een standpunt tot uitdrukking wordt gebracht als een aanprijzing van een denkbeeld kan worden aangemerkt. De Commissie is echter van oordeel dat een verkiezingsprogramma zoals het onderhavige 75 pagina’s tellende document, een vastlegging betreft van de standpunten van de PvdA en in deze vorm geen aanprijzing betreft van denkbeelden zoals bedoeld in de definitie van reclame in de zin van artikel 1 NRC, maar het denkbeeld zelf, de bestaansreden van de politieke partij.

2.2 Gelet op het voorgaande acht de Commissie zich niet bevoegd om over de uitingen I, te weten de door klager bestreden passages op pagina 51 en 53 van het Verkiezingsprogramma 2012, te oordelen.

Uiting II (Initiatiefnota ‘Mooi Nederland’, maart 2013, passage pagina 4)

3.1 De bestreden uiting II vangt aan met een overzicht van de initiatiefnemers, te weten Lutz Jacobi van de PvdA, Stientje van Veldhoven van D66 en Jesse Klaver van GroenLinks. In de initiatiefnota worden voorstellen gedaan met de bedoeling om bij te dragen aan het debat ten aanzien van natuurbescherming in Nederland. In het document worden deze voorstellen,  waaronder het voorstel ten aanzien van de jacht, voorts niet nader toegeschreven aan de afzonderlijke initiatiefnemers of politieke partijen.

3.2 Gelet op het voorgaande kan de betreffende uiting naar het oordeel van de Commissie niet worden aangemerkt als een aanprijzing van een denkbeeld van de PvdA en acht de Commissie zich niet bevoegd om over uiting II te oordelen.

Uitingen III   (Stemwijzers)

4.1 PvdA heeft gemotiveerd bestreden dat zij invloed kan uitoefenen op de inhoud van de diverse Stemwijzers waarover Dier&Recht klaagt. De Stemwijzers bepalen ieder voor zich óf en zo ja op welke wijze een zienswijze van een politieke partij zichtbaar wordt gemaakt en van invloed is op de uitkomst van een stemwijzer.

4.2 Gelet op het voorgaande acht de Commissie zich niet bevoegd om over de uitingen III te oordelen.

Uiting IV (website PvdA)

5.1 Op de website van de PvdA worden bezoekers op de hoogte gebracht van diverse onderwerpen en worden de standpunten van de PvdA kenbaar gemaakt. Op de bestreden webpagina wordt door de PvdA het standpunt ten aanzien van het onderwerp ‘jacht’ nader toegelicht. Deze uiting is onderdeel van een systeem op de website van de PvdA om de bezoeker of kiezer per onderwerp op eenvoudige wijze duidelijk te maken waar deze politieke partij voor staat en welke actie zij voorstaat ten aanzien van het betreffende onderwerp. De Commissie is van oordeel dat het uitdragen van dit standpunt op deze wijze een aanprijzing van een denkbeeld door de PvdA betreft en de onderhavige uiting dient te worden aangemerkt als reclame zoals bedoeld in artikel 1 van NRC.

5.2 Bij de beoordeling van een uiting van een politieke partij stelt de Commissie zich terughoudend op wegens het grondrecht van de vrijheid van meningsuiting. Dit grondrecht brengt mee dat politieke partijen duidelijk moet kunnen maken waar zij voor staan en welke doelen zij nastreven. In onderhavige uiting stelt de PvdA dat zij geen voorstander is van jacht tenzij het de enige overgebleven oplossing is, bijvoorbeeld om problemen van overlast op te lossen en alleen onder strikte voorwaarden en nadat alle andere maatregelen “uit de kast zijn gehaald”.

De Commissie is van oordeel dat de PvdA hiermee haar uitgangspunt ten aanzien van de jacht tot uitdrukking brengt en dat dit ook in die zin zal worden begrepen. De Commissie acht de gemiddelde consument voldoende bekend met het Nederlandse politieke bestel om bij dergelijke standpunten van een politieke partij in aanmerking te nemen dat in Nederland niet één enkele politieke partij het beleid bepaalt maar dat zij daartoe compromissen dient te sluiten en het zeer wel mogelijk is dat afbreuk moet worden gedaan aan een eerder als uitgangspunt ingenomen standpunt. Gelet hierop zal een dergelijke uiting naar het oordeel van de Commissie door de consument/kiezer niet worden opgevat als een garantie of verwachting dat het betreffende standpunt zal worden gerealiseerd.

5.3 Gelet op het voorgaande acht de Commissie, mede gelet op voornoemde terughoudendheid die zij betracht ten aanzien van uitingen van politieke partijen, de uiting niet van dien aard dat sprake is van strijdigheid met de artikelen 2, 5, 7 of 8 van de NRC en wijst zij de klacht ten aanzien van uiting IV af.

 

De beslissing van de Reclame Code Commissie

De Commissie wijst de klacht af.

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken