a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Terug naar zoekresultaten

Nutsvoorzieningen

Status:

Dossiernr:

2020/00358 - CVB

Datum:

08-06-2021

Uitspraak:

CVB (gedeeltelijke) toewijzing zonder aanbeveling bevestigd (=Toewijzing zonder aanbeveling)

Product/dienst:

Nutsvoorzieningen

Motivatie:

Bijzondere Reclamecode

Medium:

Digitale Marketing Communicatie

Het College van Beroep [8 juni 2021]

De bestreden uitingen, de inleidende klacht en de beslissing van de Commissie

De klacht is gericht tegen de volgende uitingen op de website van DGK:
a. onder het kopje “Plospan pellets mix”: “CO2 footprint 0.0 (de fabriek levert meer zonne-energie dan ze zelf benodigt)”,
b) op de homepage: “De groene kolenboer levert duurzame warmte met warmtepompen en houtgestookte installaties.”

De klacht wordt als volgt samengevat. Houtstook is niet CO2 neutraal en niet duurzaam waardoor de uitingen in strijd zijn met de Milieu Reclame Code (MRC). Klaagster verwijst naar eerdere beslissingen van de Commissie over vergelijkbare uitingen.

De voorzitter van de Commissie heeft de klacht in zijn uitspraak van 3 november 2020 om de volgende redenen gegrond geacht. Volgens het verweer gaat het in uiting a) specifiek om CO2 neutrale productie van het product, en niet om de consequenties van het gebruik. Deze beperkte betekenis valt naar het oordeel van de voorzitter niet uit de uiting op te maken. De voorzitter acht het aannemelijk dat de gemiddelde consument hierdoor de claim in de uiting ook zal betrekken op de verbranding van het aangeprezen product (Plospan pellets mix). Nu niet is gebleken dat de verbranding van dit product een “CO2 footprint 0.0” heeft, acht de voorzitter uiting a) in strijd met artikel 4 MRC.

De voorzitter begrijpt uit het verweer dat adverteerder met uiting b) bedoelt dat zij ‘duurzame warmte met warmtepompen’ levert en dat zij daarnaast ‘hout gestookte installaties’ levert. De duurzaamheidsclaim ziet dus niet op de bedoelde houtgestookte installaties. Nu deze betekenis niet uit de uiting valt op te maken en de voorzitter het aannemelijk acht dat de gemiddelde consument de claim betreffende levering van ‘duurzame warmte’ niet alleen zal betrekken op de warmtepompen, maar ook op de in dezelfde volzin genoemde houtgestookte installaties, is uiting b) in strijd met artikel 2 MRC.

DGK heeft tegen het oordeel van de voorzitter bezwaar gemaakt en daarbij haar eerdere verweer deels gewijzigd in deze zin, dat zij nu stelt dat zij met houtgestookte installaties duurzame warmte levert en dat dit in uiting b) ook zo is bedoeld. De Commissie heeft het bezwaar zo begrepen dat het uitsluitend tegen het oordeel over uiting b) was gericht en heeft het oordeel van de voorzitter ten aanzien van deze uiting om de volgende redenen bevestigd. Gelet op hetgeen ter onderbouwing van uiting b) is aangevoerd, acht de Commissie het aannemelijk dat DGK zich inzet voor een duurzamere wijze van verwarmen. Deze inzet rechtvaardigt echter niet de absolute milieuclaim dat DGK duurzame warmte levert met (…) houtgestookte installaties”. De juistheid daarvan is niet aangetoond. Gelet daarop acht de Commissie uiting b) in strijd met artikel 3 MRC en daardoor misleidend in de zin van artikel 2 MRC.

 

De grieven

Ten aanzien van uiting a

De Commissie heeft ten onrechte aangenomen dat het ingediende bezwaarschrift alleen uiting b) betrof. DGK heeft ook tegen het oordeel over uiting a) bezwaar gemaakt. Dat DGK de aanbeveling die de voorzitter inzake uiting a) heeft gedaan onverplicht wil opvolgen, maakt dat niet anders. DGK heeft van de producent begrepen dat uiting a) na correctie wegens een aanbeveling in een andere zaak uiteindelijk is goedgekeurd door de Commissie. DGK wenst te vernemen waarom dezelfde omschrijving bij hetzelfde product uit dezelfde fabriek nu volgens de Commissie niet aan de regels voldoet. DGK verwijst in verband met het voorgaande naar het dossier met nummer 2019/00674. DGK begrijpt uit de bestreden uitspraak dat volgens de Commissie duidelijk moet zijn dat niet het gebruik van het product, maar de productie in de fabriek CO2-neutraal is, en dat de uiting hierover onvoldoende duidelijkheid in geeft. DGK heeft echter in de uiting duidelijk verwezen naar de fabriek. Omdat artikel 4 MRC van toepassing is als het gaat om “bepaalde bestanddelen of aspecten van de aangeprezen producten”, is volgens DGK de uitspraak van de Commissie onjuist. DGK stelt dat de “Biograce Il” berekening, waarop zij zich baseert, voor de keten wordt uitgevoerd en niet voor een klein deel daarvan. Blijkbaar acht de Commissie een dergelijke (volgens Europese richtlijnen vereiste) berekening voor de keten onvoldoende om daarmee een milieuclaim voor CO2-emissies te onderbouwen. Dit resulteert erin dat marktpartijen onmogelijk nog CO2-prestaties kunnen gebruiken in wervende teksten. Het gebruik van certificeringen of keurmerken werd eerder in de dossiers met nummers 2018/00825 en 2008/08 0372 als voldoende bewijsvoering beschouwd. Organisaties die willen aantonen dat de biomassa die zij produceren, verwerken, verhandelen of gebruiken duurzaam is, doen dit aan de hand van een ‘Better Biomass-certificaat’. Tot tweemaal toe heeft de Commissie het verzoek om duidelijkheid (en in die zin ook: toetsingsmogelijkheid van beschikbare informatie) van DGK genegeerd.

Ten aanzien van uiting b

Bij de beoordeling van een duurzaamheidsclaim dienen, mede gelet op het rechtszekerheidsbeginsel, de actuele stand van de techniek en het normale spraakgebruik te worden betrokken. De actuele stand van de techniek ligt vast in de door DGK in haar bezwaarschrift genoemde documenten. Dat DGK zich conformeert aan de actuele stand van de techniek, staat niet ter discussie. Onder ‘duurzaam’ dient volgens DGK te worden verstaan: “weinig milieubelastend”. Dit is de betekenis van ‘duurzaam’ volgens het Van Dale woordenboek. De houtgestookte installaties van DGK voldoen aan die omschrijving. Een duurzamere wijze van verwarmen is weinig belastend voor het milieu. ‘Weinig’ is een subjectief begrip. Ook is ‘weinig’ impliciet altijd een vergelijking met een andere situatie, zonder die situatie te benoemen. Het is daarom niet nodig om altijd aan te geven “duurzamer dan”.
Er zijn verschillende vormen van windenergie, zonne-energie en waterkracht. Ook daar wordt ‘duurzaam’ als algemene duiding gebruikt. Ten opzichte van conventionele energiebronnen worden ze als duurzaam gezien. Duurzaam is een containerbegrip geworden. De Commissie is daarom ten onrechte ervan uitgegaan dat het begrip ‘duurzaam’ een absolute milieuclaim is. Dit begrip valt niet onder de woorden die door het publiek snel als absolute claims worden begrepen. In de toelichting bij artikel 3 MRC wordt ‘duurzaam’ ook niet genoemd. DGK licht op haar website uitvoerig toe hoe zij invulling geeft aan haar duurzame producten en diensten. De Commissie gaat hieraan voorbij. Op meerdere plekken op de website staan ook vermeldingen van certificeringen waaruit blijkt dat het duurzaam geproduceerde producten betreft. Onafhankelijke instanties voeren hierop controles uit. Juist vanwege de uitvoerige website van DGK, kan de milieuclaim ‘duurzaam’ in relatie tot de houtgestookte installaties van DGK niet misleidend zijn. De houtgestookte installaties van DGK zijn duurzaam, kijkend naar de stand der techniek en het spraakgebruik.

 

Het antwoord in appel

De grieven zijn gemotiveerd weersproken. Het verweer strekt tot bevestiging van de beslissing van de voorzitter ten aanzien van uiting a) en tot bevestiging van de beslissing van de Commissie ten aanzien van uiting b). Verder verzoekt geïntimeerde aanvullend te oordelen dat DGK aan greenwashing doet, alsmede te oordelen dat DGK geen eerlijke productinformatie geeft en dat haar naam een absolute milieuclaim inhoudt die in strijd is met artikel 3 MRC en daardoor misleidend is als bedoeld in artikel 2 MRC. Hierna zal, voor zoveel nodig, op het antwoord in appel worden ingegaan.

 

De mondelinge behandeling

DGK heeft haar stellingen gehandhaafd en nogmaals toegelicht. DGK heeft de op voorhand toegezonden pleitnota niet geheel kunnen voordragen omdat [naam] ook het woord heeft gevoerd en de tijd die voor de zitting is uitgetrokken niet toeliet dat de pleitnota in zijn geheel werd voorgedragen. DGK heeft zijn standpunt daarom kernachtig samengevat. Daarbij is onder meer meegedeeld dat DGK haar installaties als duurzaam beschouwt omdat deze 95% minder schadelijke stoffen uitstoten dan andere installaties. DGK verzoekt daarnaast geen publicatie ter inzage voor derden te doen en om de veiligheid van haar bestuursleden/leden te garanderen.
Geïntimeerde heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen de (niet-voorgedragen) pleitnota van DGK omdat daarin inhoudelijk wordt gereageerd op het door haar gevoerde verweer. Verder stelt geïntimeerde dat de pleitnota informatie bevat die niet eerder in de procedure is vermeld en deze een verkapte repliek is, hetgeen in strijd is met het recht op een eerlijk proces. Verder stelt geïntimeerde dat zij bepaalde opmerkingen van DGK ervaart als bedreigend en als smaad en laster. Zij stelt dat deze opmerkingen het oordeel van het College kunnen beïnvloeden. Vervolgens is het inhoudelijke standpunt van geïntimeerde toegelicht aan de hand van een pleitnota.

 

Het oordeel van het College

Algemeen

1. Geïntimeerde heeft zich in haar reactie op het beroepschrift niet beperkt tot een inhoudelijke reactie op de grieven, maar ook de volgende verzoeken gedaan. Zij verzoekt het College aanvullend te oordelen dat DGK aan greenwashing doet, respectievelijk te oordelen dat DGK geen eerlijke productinformatie geeft en dat haar bedrijfsnaam een absolute milieuclaim inhoudt die in strijd is met de artikelen 2 en 3 MRC. Het College gaat aan deze verzoeken voorbij en zal de beoordeling in beroep beperken tot de oorspronkelijke klacht. In het stadium van verweer tegen beroep kunnen immers geen aanvullende of nieuwe klachten meer worden ingediend.

2. Met betrekking tot de bezwaren tegen de pleitnota van DGK oordeelt het College dat het is toegestaan in een pleitnota te reageren op het verweer. De bezwaren van geïntimeerde tegen de door DGK toegezonden pleitnota treffen ook verder geen doel, met uitzondering van het verzoek om de gedeelten van de pleitnota van appellant buiten beschouwing te laten waarin gedetailleerd wordt ingegaan op de Leidraad duurzaamheid van de ACM in combinatie met ‘Biograce’ berekeningen. DGK heeft deze gedetailleerde uiteenzetting voor het eerst in zijn pleitnota gegeven. Geïntimeerde is onvoldoende in staat geweest zich hierop voor te bereiden en is om die reden in zoverre in haar verdediging geschaad. Overigens zijn deze gedeelten ter zitting ook niet voorgedragen, evenals de verdere inhoud van de pleitnota. Het College zal daarom uitsluitend acht slaan op de pleitnota van DGK voor zover daarin haar eerdere stellingen worden herhaald. Voor zover geïntimeerde zich aangevallen voelt door bepaalde opmerkingen van DGK, geldt dat het College zal beslissen op basis van een objectieve beoordeling van de uitingen waarover wordt geklaagd.

3. Ten aanzien van het verzoek van DGK om geen publicatie ter inzage voor derden te doen en om de veiligheid van haar bestuursleden/leden te garanderen, geldt dat deze beslissing zonder vermelding van natuurlijke personen aan de uitsprakendatabase op de website van de Stichting Reclame Code zal worden toegevoegd respectievelijk dat het College niet bevoegd en in staat is de gevraagde maatregelen te treffen.

Ten aanzien van uiting ad a

4. DGK stelt in de eerste plaats dat de Commissie ten onrechte heeft aangenomen dat het tegen de beslissing van de voorzitter gemaakte bezwaar alleen uiting b) betreft. DGK stelt dat zij tijdens de zitting van de Commissie en in de eerder toegezonden stukken tegen het oordeel van de voorzitter ten aanzien van beide uitingen bezwaar heeft gemaakt. Voor wat betreft de schriftelijke stukken constateert het College dat in het bezwaarschrift alleen het oordeel van de voorzitter met betrekking tot de duurzaamheidsclaim (uiting b) wordt weersproken en dat niet specifiek wordt ingegaan op het oordeel met betrekking tot uiting a). In de stukken bevindt zich de pleitnota van geïntimeerde waarin wel op laatstgenoemde uiting wordt ingegaan. Het College gaat daarom ervan uit dat uiting a) aan de orde is geweest tijdens de mondelinge behandeling van het bezwaar door de Commissie. Van die behandeling is geen verslag opgemaakt dat inzicht biedt in hetgeen ter zitting is besproken. Nu DGK stelt dat tijdens de behandeling haar bezwaar tegen uiting a) aan de orde is geweest en uit hetgeen geïntimeerde stelt niet volgt dat deze stelling onjuist is, gaat het College ervan uit dat DGK ook tegen het oordeel van de voorzitter ten aanzien van uiting a) bezwaar heeft gemaakt. Het College zal daarom beoordelen of uiting a) in overeenstemming is met de MRC, nu niet ter discussie staat dat deze uiting een milieuclaim bevat. Uit praktische overwegingen zal het College daarbij de beslissing van de voorzitter van de Commissie als de bestreden beslissing aanmerken. DGK bestrijdt immers in beroep in feite het oordeel van de voorzitter dat uiting a) in strijd is met artikel 4 MRC.

5. In uiting a) wordt over het product Plospan pellets mix meegedeeld: “CO2 footprint 0.0 (de fabriek levert meer zonne-energie dan ze zelf benodigt)”. Het is het College niet duidelijk geworden wat de reikwijdte is van deze claim. Enerzijds lijkt DGK te stellen dat de claim uitsluitend ziet op het productieproces, waarvoor zij ook onderbouwing geeft, anderzijds lijkt zij te stellen dat het gaat om zowel het productieproces als het product Plospan pellets mix zelf. Voor zover DGK met de claim specifiek het productieproces bedoelt, blijkt dit onvoldoende duidelijk uit de uiting. De gemiddelde consument kan de uiting zeer wel in deze zin uitleggen dat DGK claimt dat zowel de productie als het product zelf een “CO2 footprint 0.0”  heeft. Indien de gemiddelde consument van deze veronderstelling uitgaat, kan niet worden aangenomen dat hij dan juist is geïnformeerd. DGK beroept zich op “de Biograce Il berekening voor de keten” maar heeft niet feitelijk onderbouwd dat ook voor het product zelf bij de verbranding de claim “CO2 footprint 0.0” juist is. Indien DGK tot uitdrukking wenst te brengen dat het productieproces een CO2 footprint van 0.0 heeft, had zij dat duidelijker in de uiting dienen te verwoorden om te voorkomen dat de gemiddelde consument een te ruime uitleg aan de claim zal geven.

6. Voor zover DGK in verband met uiting a) naar een andere zaak verwijst, te weten de beslissing met nummer 2019/00674, kan dit aan het voorgaande niet afdoen, reeds omdat (DGK zelf stelt dat) in die zaak is geoordeeld dat duidelijk moet zijn uit de omschrijving in de uiting dat niet het gebruik van het product, maar de productie in de fabriek CO2-neutraal is. Dit bleek volgens de beslissing in die zaak onvoldoende uit de uiting. De wijze waarop die uiting daarna is aangepast, staat niet in de weg aan het oordeel dat de nu te beoordelen uiting, die kennelijk identiek is aan de aangepaste uiting, niet voldoet aan de eisen van artikel 4 MRC. Van “goedkeuring” door de Commissie kan geen sprake zijn. Ook de verwijzingen door DGK naar andere zaken treffen geen doel. Het is, gelet op de eisen van de MRC, aan DGK om haar milieuclaims zodanig nauwkeurig te formuleren dat deze niet voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn. Nu zij dit, overeenkomstig hetgeen de voorzitter heeft beslist, niet heeft gedaan, treft het beroep ten aanzien van uiting a) geen doel. Gelet hierop wordt niet meer toegekomen aan de vraag op welke wijze DGK de claim “CO2 footprint 0.0” dient te onderbouwen, nog los van het feit dat het niet tot de taak van de Commissie of het College behoort hiervoor instructies te geven.

Ten aanzien van uiting b: “De groene kolenboer levert duurzame warmte met (…) houtgestookte installaties.”

7. Niet in geschil is dat de uiting door de mededeling “duurzame warmte met (…) houtgestookte installaties” een milieuclaim bevat. De stelling van DGK dat het begrip ‘duurzaam’ als milieuclaim altijd moet worden opgevat als ‘minder vervuilend’, dus in relativerende zin, is onjuist. Eveneens is onjuist de stelling van geïntimeerde dat het begrip ‘duurzaam’ enkel kan verwijzen naar “geen vervuiling, geen uitputting van de hulpstoffen en het in stand houden van de ecologie”. Indien ‘duurzaam’ in reclame als milieuclaim wordt gebruikt, wordt gesuggereerd of de indruk gewekt dat het aangeprezen product een positieve althans geen nadelige invloed heeft op het milieu dan wel het milieu minder schade toebrengt dan concurrerende producten (vgl. de uitleg van het begrip ‘milieuclaim’ in de Richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging/toepassing van richtlijn 2005/29/eg betreffende oneerlijke handelspraktijken). Voor de consument dient duidelijk te zijn op welk aspect de claim ziet, zodat hij kan inschatten welk milieuvoordeel het product biedt.

8. Het enkele feit dat de warmte via houtgestookte installaties wordt opgewekt, impliceert nog niet dat de warmte reeds daarom duurzaam is. DGK heeft niet gesteld dat houtstook als zodanig een duurzame vorm van warmteopwekking is, terwijl geïntimeerde terecht erop wijst dat deze vorm van warmteopwekking steeds meer ter discussie wordt gesteld wegens onder meer de uitstoot van schadelijke stoffen en fijnstof bij houtstook. DGK heeft niet weersproken dat ook haar installaties deze nadelen hebben. DGK beschouwt haar installaties evenwel als duurzaam, omdat deze veel minder vervuilend zouden zijn dan andere houtgestookte installaties.

9. Deze specifieke invulling van de duurzaamheidsclaim blijkt niet uit de uiting. Van enige relativering is in de uiting geen sprake. De claim staat op zichzelf en houdt, voor zover het College kan oordelen, geen verband met andere teksten op de webpagina. Dat, zoals DGK stelt, elders op haar website informatie over milieuaspecten is te vinden, kan niet als een voldoende concrete invulling van de duurzaamheidsclaim worden beschouwd. De gemiddelde consument zal niet zelfstandig informatie over de duurzaamheidsclaim elders op de website zoeken en zal zich daardoor niet bewust zijn van de door DGK bedoelde relativerende invulling van de claim. De claim ‘duurzame warmte met (…) houtgestookte installaties’ maakt immers niet duidelijk in welk opzicht en in welke mate deze warmte als duurzaam kan worden beschouwd. Nu de gemiddelde consument daardoor niet goed kan inschatten in welke mate het product van adverteerder een milieuvoordeel biedt, is de uiting in strijd met de MRC. Dat DGK, zoals zij stelt, zich conformeert aan de actuele stand van de techniek en haar claims kan onderbouwen, doet aan dit oordeel niet af. Omdat de uiting onduidelijk is over hoe het begrip ‘duurzaam’ daarin is bedoeld, wordt ook in zoverre niet meer toegekomen aan de vraag of de duurzaamheidsclaim feitelijk wordt waargemaakt en aan de hand van welke maatstaven dit dient te worden beoordeeld.

Slotsom

10. De grieven treffen geen doel. Wel ziet het College aanleiding rekening te houden met de bereidwillige opstelling van DGK in deze procedure. DGK heeft de bestreden reclame-uitingen naar aanleiding van de beslissingen van de voorzitter en de Commissie zo aangepast dat de bestreden teksten zijn verwijderd of aangepast. Ervan uitgaande dat DGK hierin geen wijziging zal brengen, acht het College het niet meer nodig een aanbeveling te doen.

 

De beslissing van het College van Beroep

Het College bevestigt de beslissing dat uiting a) in strijd is met artikel 4 MRC respectievelijk dat uiting b) in strijd is met artikel 2 en artikel 3 MRC.
Het College bepaalt dat geen aanbeveling zal worden gedaan en wijzigt in zoverre de beslissing van de voorzitter en de Commissie.

 

[Hieronder volgt de beslissing waartegen beroep is ingesteld]

De Reclame Code Commissie

De (in deze bezwaarprocedure nog aan de orde zijnde) bestreden reclame-uiting b

Het betreft een uiting van adverteerder op de website groenekolenboer.nl, waarin staat:

“De groene kolenboer levert duurzame warmte met warmtepompen en houtgestookte installaties. Daarnaast verkopen wij houtsnippers en houtpellets via onze webshop”.

 

De klacht

De klacht wordt als volgt samengevat.
Adverteerder pretendeert duurzame warmte via een houtgestookte installatie te kunnen creëren. Houtstoken is echter absoluut niet duurzaam, aldus klaagster. Ter onderbouwing van dit standpunt geeft klaagster een aantal definities van “duurzaam”, gaat zij in op het belang van hout voor “de biodiversiteit van de natuur” en verwijst zij naar de inhoud van de bij de klacht overgelegde bijlagen, meer in het bijzonder de daarin gearceerde tekstgedeelten.  

 

Het verweer

De klacht is uitvoerig gemotiveerd weersproken. In de voorzittersbeslissing staat over dit verweer: “Op het verweer zal worden teruggekomen in het oordeel, voor zover daarvoor nodig”.   

 

Het oordeel van de voorzitter 

Met betrekking tot uiting b en de daartegen gerichte klacht heeft de voorzitter het volgende overwogen:  

“In deze uiting staat onder meer:
“De groene kolenboer levert duurzame warmte met warmtepompen en houtgestookte installaties. Daarnaast verkopen wij houtsnippers en houtpellets via onze webshop”.

Klagers bezwaar luidt dat adverteerder pretendeert duurzame warmte via een houtgestookte installatie te kunnen creëren.

In reactie op dit bezwaar heeft adverteerder onder meer meegedeeld dat klaagster “ogenschijnlijk bewust heeft weggelaten” dat adverteerder “ook veel met warmtepompen” werkt. Adverteerder heeft hieraan toegevoegd dat voornoemde “quote” op de website als volgt dient te worden gelezen:

“De Groene Kolenboer levert ‘duurzame warmte met warmtepompen’ en ‘houtgestookte installaties’.” De voorzitter begrijpt deze toevoeging aldus dat met de quote wordt bedoeld dat adverteerder ‘duurzame warmte met warmtepompen’ levert en dat zij ‘houtgestookte installaties’ levert. Deze betekenis valt naar het oordeel van de voorzitter echter niet, althans niet voldoende duidelijk uit de uiting op te maken, terwijl de voorzitter aannemelijk acht dat de gemiddelde consument de claim betreffende levering van ‘duurzame warmte’ niet alleen zal betrekken op de warmtepompen, maar ook op de in dezelfde volzin genoemde houtgestookte installaties.  

Gelet op het bovenstaande acht de voorzitter de uiting, die moet worden aangemerkt als een milieuclaim als bedoeld in artikel 1 MRC, misleidend als bedoeld in artikel 2 MRC. Deze bepaling luidt:

“Milieuclaims mogen geen mededelingen, afbeeldingen of suggesties bevatten waardoor de consument misleid kan worden over milieuaspecten van de aangeprezen producten, of over de bijdrage van de adverteerder aan het handhaven en bevorderen van een schoon en veilig leefmilieu in het algemeen”. De consument zou ten onrechte kunnen denken dat adverteerder met ‘houtgestookte installaties’ ‘duurzame’ warmte levert”.

 

Het bezwaar tegen de voorzittersbeslissing

Adverteerders bezwaar wordt als volgt samenvat.
In de voorzittersbeslissing wordt uitgegaan van een passage in het verweer die naar de mening van adverteerder niet van belang is. Zowel de klacht als het verweer gaat over het weliet duurzaam zijn van houtgestookte installaties, en niet over verschillende interpretaties als gevolg van zinsbouw. Anders dan klaagster is adverteerder van mening dat houtgestookte installaties wel duurzaam (kunnen) zijn, overeenkomstig de definitie van duurzaam in de wet. In dit verband verwijst adverteerder bijvoorbeeld naar het Besluit Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie en de Elektriciteitswet.
Indien nodig of mogelijk, verzoekt adverteerder de Commissie om de frase dat “De in bijlage A neergelegde quote van onze website als volgt gelezen dient te worden: De Groene Kolenboer levert ‘duurzame warmte met warmtepompen’ en ‘houtgestookte installaties'” uit het verweer te negeren of te verwijderen.
Door de overweging “De consument zou ten onrechte kunnen denken dat adverteerder met ‘houtgestookte installaties’ ‘duurzame’ warmte levert” maakt de voorzitter kenbaar of geeft op z’n minst de indruk dat houtgestookte installaties geen duurzame warmte kunnen leveren. Daarmee negeert de voorzitter nagenoeg alle 11 pagina’s van het verweer en hanteert deze een andere definitie dan de wet.

 

Klaagsters reactie op het bezwaar tegen de voorzittersbeslissing

Klaagster reactie wordt als volgt samengevat.
In de dossiers 2017/00152, 2012/01141, 2016/00401, 2016/00397, 2016/00399 en 2016/00400 alsmede recent 2020/00552 heeft (de voorzitter van) de Commissie naar aanleiding van soortgelijke klachten geoordeeld dat een houtkachel niet als duurzaam product mag worden aangemerkt. Ook mag men de potentiële gebruiker hiervan niet laten denken dat hij duurzaam voor het milieu bezig is, aldus klaagster. Zij voegt hieraan het volgende toe. Naar haar mening kunnen houtkachels niet duurzaam zijn; deze vervuilen de lucht met onder andere toxische stoffen, belasten daarmee het milieu en vormen een directe bedreiging voor de volksgezondheid in het algemeen. Bij elke houtkachel, jong of oud, komen deze gevaarlijke stoffen vrij. Klaagster verwijst naar een in haar reactie opgenomen infographic met de aanhef: “Hoeveel roet, fijnstof, benzeen en PAKs stoten wij uit? Aandeel van houtkachels in de totale Nederlandse uitstoot (2018)” met als bron: “RIVM emissie registratie vuurhaarden consumenten en sfeerverwarming woningen”, afkomstig van de website https://houtrookvrij.nl. De nieuwste houtkachels, bijvoorbeeld de “eco-design”, stoten in vergelijking met de verouderde toestellen nog steeds vervuilende stoffen uit zoals fijnstof, aldus klaagster, en wel meer dan een gasinstallatie. Hiervoor verwijst klaagster naar een in haar reactie opgenomen infographic met de aanhef “Fijnstofstofuitstoot per warmtebron Gemeten in gram PM2,5 per Gj” met als bron: “Pollution residential burning, www.clean-heat.eu&www.ecocouncil.dk”, afkomstig van de website https://houtrookvrij.nl. Ten slotte verwijst klaagster naar een door haar overgelegd artikel op www.longfonds.nl, getiteld:  “Houtrook is voor iedereen ongezond”.

 
De mondelinge behandeling
 
Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht. Op die toelichting zal worden teruggekomen in het oordeel.
 

Het oordeel van de Commissie

In haar bezwaar tegen de voorzittersbeslissing heeft adverteerder de Commissie verzocht om een deel van haar in eerste instantie (bij e-mail van 26 augustus 2020) gevoerde verweer te negeren of te verwijderen, namelijk de mededeling:

“Wij willen u erop wijzen dat:
(….)
? De in bijlage A neergelegde quote van onze website als volgt gelezen dient te worden:
De Groene Kolenboer levert ‘duurzame warmte met warmtepompen’ en ‘houtgestookte installaties’”.  

De Commissie constateert dat deze mededeling uit het verweer de grondslag vormt voor de voorzittersbeslissing; de voorzitter heeft de bestreden uiting, gelet op het gevoerde verweer, zo opgevat dat adverteerder met de uiting bedoelde kenbaar te maken dat zij met warmtepompen ‘duurzame warmte’, en niet dat zij met ‘houtgestookte installaties’ duurzame warmte levert.  

In het onderhavige bezwaar neemt adverteerder het standpunt in dat zij niet alleen met warmtepompen, maar ook met houtgestookte installaties duurzame warmte levert en zij verwijst hiervoor naar de verdere inhoud van haar verweer bij e-mail van 26 augustus 2020. De Commissie oordeelt hierover als volgt.       

Zij stelt voorop dat de woorden ‘duurzame warmte’ geen vastomlijnde betekenis hebben. De Commissie beoordeelt van geval tot geval of deze dan wel soortgelijke woorden in overeenstemming zijn met de Nederlandse Reclame Code, daaronder begrepen de MRC. In dit geval is niet betwist dat er sprake is van een milieuclaim als bedoeld in artikel 1 MRC. In artikel 3 MRC staat:
“Alle milieuclaims dienen aantoonbaar juist te zijn. De bewijslast rust op de adverteerder. Naarmate de milieuclaims absoluter zijn geformuleerd, worden zwaardere eisen gesteld aan het bewijsmateriaal”.

In de toelichting bij artikel 3 MRC staat onder meer:
“Absolute claims zullen zeer zwaar bewijsmateriaal vereisen. Bij de huidige stand van de techniek is het moeilijk voorstelbaar dat van veel producten kan worden bewezen dat zij absoluut milieuonschadelijk zijn. Daarom is grote terughoudendheid met betrekking tot absolute claims op zijn plaats. Hierbij dient men zich te realiseren dat woorden als “milieuvriendelijk”, “schoon”, “groen” (…), die zonder nadere nuancering worden gebruikt, door het publiek snel als absolute claims worden begrepen. (…)”.

Naar het oordeel van de Commissie zal de mededeling “De groene kolenboer levert duurzame warmte met (…) houtgestookte installaties”, die op de betreffende webpagina niet van een toelichting is voorzien, door het publiek ook als absolute milieuclaim worden begrepen. Gelet hierop en nu klaagster de juistheid van deze claim gemotiveerd heeft bestreden, lag het op de weg van adverteerder om de juistheid van deze milieuclaim aan te tonen.

 

Bij verweer heeft adverteerder onder meer, verwijzend naar verschillende documenten zoals (i) een rapport uit 2020 van het Planbureau voor de Leefomgeving (“Beschikbaarheid en toepassingsmogelijkheden van duur-zame biomassa. Verslag van een zoektocht naar gedeelde feiten en opvattingen”) en (ii) het SER advies ‘Biomassa in balans’, juli 2020, meegedeeld dat zij vindt dat haar organisatie zich maximaal inzet voor de duurzame inzet van biogrondstoffen. In dit kader heeft zij erop gewezen dat zij:

– bestaande wet- en regelgeving volgt en daaraan voldoet;

– biobrandstoffen inzet voor zo hoogwaardig mogelijke toepassingen;

– waar mogelijk certificering toepast;

– lokale biobrandstoffen produceert en gebruikt en

– een deel van haar winst ten goede laat komen aan landschaps- en natuurontwikkeling.  

Ook heeft adverteerder, in reactie op hetgeen klaagster heeft gesteld over het bij houtstook vrijkomen van -voor mens en milieu- schadelijke stoffen, meegedeeld dat zij de uitstoot van fijnstof PM10 en PM2,5 verder wil beperken en daarom het vervangen van conventionele houtkachels en open haarden door pelletkachels stimuleert. Pelletkachels zijn, vanwege de lagere uitstoot van fijnstof, een duurzamere vorm van sfeerverwarming dan conventionele houtkachels en open haarden, zo heeft adverteerder bij verweer gesteld. In dit verband heeft zij gewezen op het in het verweer opgenomen Figuur 3 “Fijnstof (PM2,5) verschillende stooktechnieken per opgewekte PJ”.

Bovendien worden pelletkachels ingesteld op een goede verbranding, in tegenstelling tot conventionele houtkachels en open haarden waarbij stookgedrag en houtkwaliteit een grotere invloed hebben op de verbrandingsomstandigheden (en dus meer uitstoot van fijnstof en lager energetisch rendement mogelijk wordt), aldus adverteerder. Ten slotte wordt door het inzetten van houtpellets het gebruik van werkhout (oorspronkelijk bedoeld voor hoogwaardigere toepassingen zoals bouwmaterialen en papierproductie) als brandstof teruggedrongen, zo heeft adverteerder ter onderbouwing van haar standpunt naar voren gebracht.

Gelet op het bovenstaande acht de Commissie het aannemelijk dat adverteerder zich inzet voor een duurzamere wijze van verwarmen, maar deze inzet rechtvaardigt nog niet de absolute milieuclaim “De groene kolenboer levert duurzame warmte met (…) houtgestookte installaties”. De juistheid daarvan heeft adverteerder niet aangetoond. Gelet daarop acht de Commissie de bestreden uiting in strijd met artikel 3 MRC en daardoor misleidend als bedoeld in artikel 2 MRC.   

Overigens heeft de Commissie nota genomen van adverteerders mededeling ter zitting dat de bestreden uiting naar aanleiding van de onderhavige klacht is aangepast, in die zin dat nu gesproken wordt over “hernieuwbare warmte” in plaats van “duurzame warmte”.   

Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist. 

 

De beslissing van de Reclame Code Commissie

De Commissie bevestigt de beslissing van de voorzitter, voor zover daartegen bezwaar is gemaakt, met wijziging van gronden. Zij acht de uiting in strijd met de artikelen 2 en 3 MRC en beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

 

[Hieronder volgt de beslissing van de voorzitter waartegen bezwaar is gemaakt]

De voorzitter van de Reclame Code Commissie

De bestreden reclame-uitingen

Het betreft de volgende uitingen van adverteerder op de website groenekolenboer.nl.
a. Een uiting waarin onder het kopje “PLOSPAN PELLETS MIX” onder meer staat;
“Unieke eigenschappen:
Gemaakt van schone residuen afkomstig uit lokale houtverwerkende industrie.
Wordt geperst zonder lijmstoffen of andere bindmiddelen.
100% Better Biomass gecertificeerd. (NTA8080)
CO2 footprint 0.0 (de fabriek levert meer zonne-energie dan ze zelf benodigd)”.

b. Een uiting waarin staat:
“DE GROENE KOLENBOER LEVERT DUURZAME WARMTE MET
WARMTEPOMPEN EN HOUTGESTOOKTE INSTALLATIES. DAARNAAST
VERKOPEN WU HOUTSNIPPERS EN HOUTPELLETS VIA ONZE
WEBSHOP”.

De klachten

De klachten tegen de uitingen a respectievelijk b worden als volgt samengevat.

Ad a.
Over de hier aangeprezen pellets wordt gesteld: “CO2 footprint 0.0”. Houtstook is echter niet CO2 neutraal, aldus klaagster. In dit verband verwijst zij naar de beslissing van de Commissie van 16 december 2019 in dossier 2019/00674, waarin de toen bestreden uiting in strijd met de artikelen 2, 3 en 4 van de Milieu Reclame Code (MRC) werd bevonden. Aangezien in het onderhavige geval op soortgelijke wijze reclame wordt gemaakt, lijkt de uiting klaagster ook in strijd met de artikelen 2, 3 en 4 MRC.

Ad b.
Adverteerder pretendeert duurzame warmte via een houtgestookte installatie te kunnen creëren.
Houtstoken is echter absoluut niet duurzaam, aldus klaagster. Ter onderbouwing van dit standpunt geeft klaagster een aantal definities van “duurzaam”, gaat zij in op het belang van hout voor “de biodiversiteit van de natuur” en verwijst zij naar de inhoud van de bij de klacht overgelegde bijlagen, meer in het bijzonder de daarin gearceerde tekstgedeelten. 

Het verweer

De klachten zijn uitvoerig gemotiveerd weersproken. Op het verweer zal worden teruggekomen in het oordeel, voor zover daarvoor nodig.   

Het oordeel van de voorzitter

Met betrekking tot de verschillende uitingen en daartegen gerichte klachten overweegt de voorzitter het volgende.

Ad a.
In deze uiting wordt als één van de “Unieke eigenschappen” van de daarin aangeprezen pellets genoemd:
“CO2 footprint 0.0 (de fabriek levert meer zonne-energie dan ze zelf benodigd)”.
Gelet op deze mededeling moet de uiting worden aangemerkt als een milieuclaim als bedoeld in artikel 1 MRC ofwel een reclame-uiting waarin im- of (zoals in dit geval) expliciet wordt gerefereerd aan milieuaspecten verbonden aan de productie, distributie, consumptie of afvalverwerking van goederen of diensten. Volgens (pagina 3 van) het verweer maakt voornoemde mededeling naar de mening van adverteerder “heel duidelijk dat het hier gaat om CO-2 neutrale productie van het product en niet om de consequenties van het gebruik”. Deze beperkte betekenis valt naar het oordeel van de voorzitter echter niet, althans niet voldoende duidelijk uit de uiting op te maken, terwijl de voorzitter aannemelijk acht dat de gemiddelde consument voornoemde claim ook zal betrekken op de verbranding van de aangeprezen pellets. In dit verband overweegt de voorzitter dat de enkele, tussen haakjes geplaatste mededeling “de fabriek levert meer zonne-energie dan ze zelf benodigd” wat dit betreft onvoldoende duidelijkheid biedt. 
Gelet op het bovenstaande acht de voorzitter de uiting in strijd met artikel 4 MRC, dat luidt:
“Indien milieuclaims uitsluitend of vrijwel uitsluitend betrekking hebben op bepaalde bestanddelen of aspecten van de aangeprezen producten, moet dit duidelijk tot uitdrukking komen”.

Ad b.
In deze uiting staat onder meer:
“DE GROENE KOLENBOER LEVERT DUURZAME WARMTE MET WARMTEPOMPEN EN HOUTGESTOOKTE INSTALLATIES”. Klagers bezwaar luidt dat adverteerder pretendeert duurzame warmte via een houtgestookte installatie te kunnen creëren.
In reactie op dit bezwaar heeft adverteerder onder meer meegedeeld dat klaagster “ogenschijnlijk bewust heeft weggelaten” dat adverteerder “ook veel met warmtepompen” werkt. Adverteerder heeft hieraan toegevoegd dat voornoemde “quote” op de website als volgt dient te worden gelezen:
“De Groene Kolenboer levert ‘duurzame warmte met warmtepompen’ en ‘houtgestookte installaties’.” De voorzitter begrijpt deze toevoeging aldus dat met de quote wordt bedoeld dat adverteerder ‘duurzame warmte met warmtepompen’ levert en dat zij ‘houtgestookte installaties’ levert. Deze betekenis valt naar het oordeel van de voorzitter echter niet, althans niet voldoende duidelijk uit de uiting op te maken, terwijl de voorzitter aannemelijk acht dat de gemiddelde consument de claim betreffende levering van ‘duurzame warmte’ niet alleen zal betrekken op de warmtepompen, maar ook op de in dezelfde volzin genoemde houtgestookte installaties. 
Gelet op het bovenstaande acht de voorzitter de uiting, die moet worden aangemerkt als een milieuclaim als bedoeld in artikel 1 MRC, misleidend als bedoeld in artikel 2 MRC. Deze bepaling luidt:
“Milieuclaims mogen geen mededelingen, afbeeldingen of suggesties bevatten waardoor de consument misleid kan worden over milieuaspecten van de aangeprezen producten, of over de bijdrage van de adverteerder aan het handhaven en bevorderen van een schoon en veilig leefmilieu in het algemeen”. De consument zou ten onrechte kunnen denken dat adverteerder met ‘houtgestookte installaties’ ‘duurzame’ warmte levert.

Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing

De voorzitter acht uiting a in strijd met artikel 4 MRC en uiting b in strijd met artikel 2 MRC en  beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

 

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken