De bestreden uiting
Het betreft een uiting in de Leeuwarder Courant van 10 oktober 2021. De uiting bestaat uit een interview met de eigenaar en oprichter van Fripel B.V. over het product dat hij maakt en verkoopt.
Samenvatting van de klacht
Klager maakt bezwaar tegen de uiting omdat daarin volgens hem onjuiste duurzaamheidsclaims worden gedaan. Meer specifiek maakt klager bezwaar tegen de kop van de uiting: “Van pallet naar duurzame pellet” en de bewering dat dat voor de pellets “puur afvalhout” wordt gebruikt. Volgens klager werd palettenhout lange tijd chemisch verduurzaamd en is niet te achterhalen of het hout geïmpregneerd is of niet. Volgens klager wordt daarnaast beweerd dat de pellets CO2-negatief zijn, maar wordt deze bewering niet nader toegelicht. Klager maakt ten slotte bezwaar tegen de ongefundeerde bewering dat pelletwarmte de komende tien jaar het enige duurzame alternatief voor verwarming door aardgas zal zijn.
Samenvatting van het verweer
Volgens verweerders is er geen sprake van reclame.
Verweerder 1 is door een journalist benaderd om iets te vertellen over zijn bedrijf. Verweerder 2 beaamt dat het om een journalistiek artikel gaat. Volgens verweerder 2 staan er geen feitelijke onjuistheden in het artikel, en kan er verschillend worden gedacht over het gebruik van pellets als warmtebron.
Het oordeel van de voorzitter
Verweerders hebben aangevoerd dat de uiting een redactioneel krantenartikel is en dat er geen sprake is van reclame. Om die reden dient de vraag te worden beantwoord of het artikel is aan te merken als een reclame-uiting in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).
De voorzitter ziet geen aanleiding om te twijfelen aan hetgeen verweerders stellen. Het gaat om een artikel in een dagblad over de onderneming en producten van verweerder 1. Dat daarbij de nadruk ligt op de voordelen van het product, is onvoldoende om de uiting als reclame-uiting voor een goed, dienst of denkbeeld aan te merken. Op grond van hetgeen verweerders stellen kan niet worden aangenomen dat sprake is geweest van uitlokking of beïnvloeding door verweerder 1 en hem daarom als ‘adverteerder’ aan te merken. Of hetgeen in het interview wordt gezegd juist is, is nu het hier niet om een reclame-uiting gaat, niet aan de voorzitter om te beoordelen. Nu van een openbare en/of systematische aanprijzing van goederen door een adverteerder, zoals bedoeld in artikel 1 NRC, geen sprake is, beslist de voorzitter als volgt.
De beslissing van de voorzitter
Gelet op het bovenstaande is klager niet-ontvankelijk in de klacht.