Het College van Beroep [6 juni 2023]
1. De procedure
[Procesverloop]
2. De bestreden reclame-uiting
De klacht is gericht tegen een radiocommercial waarin het volgende wordt gezegd:
“Als moeder ben ik tegen de Transgenderwet. Mijn dochter kan zich registeren als man. Onze zoon als vrouw. Dit kan zelfs onder de zestien jaar. Geslacht is toch geen keuze? Tweede Kamer stop de Transgenderwet. Kijk op Gendertwijfel.nl.”
3. Het geschil bij de Commissie voor zover in beroep relevant
3.1. De inleidende klacht luidt in de eerste plaats dat de uiting ingaat tegen de goede smaak en onnodig grievend is door de spottende toon. De uiting zaait er verder ook twijfel over dat transgenders hun gender te kiezen hebben en verkondigt daarmee een pertinente onwaarheid. Geïntimeerde heeft een dochter van 12 jaar die onnodig op school is ‘ge-out’ omdat ze daar verplicht onder haar geboortegeslacht moest worden ingeschreven. Geïntimeerde beschouwt de radiocommercial als pijnlijke propaganda. Vrijheid van meningsuiting betekent niet dat alles maar verkondigd mag worden.
3.2. De Commissie heeft vooropgesteld dat eenieder recht heeft op het uiten van een mening, zolang dit gebeurt op een wijze die toelaatbaar is. De Commissie acht de bestreden radiocommercial in strijd met artikel 4 NRC. Door de bewoordingen “als moeder”, “mijn dochter” en ”mijn zoon”, wordt in de radiocommercial duidelijk de suggestie gewekt dat het gaat om een moeder die spreekt over haar eigen kind, waarbij geldt dat het gaat over een kwetsbare groep mensen, namelijk over (jonge) transgenders. Het is daarbij weliswaar duidelijk dat de vrouw haar eigen mening geeft, maar zij doet dit op een toon die niet anders kan worden opgevat dan spottend, verontwaardigd, neerbuigend en afwijzend. Gelet op de combinatie van de gesproken tekst – onder meer “Geslacht is toch geen keuze?!” – en de toonzetting respectievelijk de intonatie van de te horen stem, acht de Commissie de radiocommercial op grond van de huidige maatschappelijke opvattingen nodeloos kwetsend voor (jonge) transgenders.
4. De grieven
Het College deelt deze als volgt in.
Grief 1: de Commissie heeft ten onrechte slechts één spotje beoordeeld.
Pas tijdens de zitting van de Commissie werd duidelijk dat de klacht (en vervolgens ook de uitspraak) gericht was tegen één reclamespotje, terwijl Gendertwijfel het spotje door drie verschillende personen heeft laten inspreken. De Commissie had alle drie de spotjes in haar oordeelsvorming dienen te betrekken omdat het oordeel nu voor alle spotjes tegelijk lijkt te gelden terwijl deze niet allemaal beoordeeld zijn.
Grief 2: de Commissie heeft de haar toekomende beoordelingsruimte overschreden.
Gendertwijfel is als een tijdelijk platform opgericht om protest aan te tekenen tegen de nieuwe ‘Transgenderwet’, die momenteel in de Tweede Kamer voorligt en waarover een soms op felle toon gevoerd maatschappelijk debat plaatsvindt. In de uiting bouwt Gendertwijfel voort op onderzoeken die aan het licht hebben gebracht dat een grote meerderheid van de Nederlandse bevolking de nieuwe ‘Transgenderwet’ vreemd en overbodig vindt. Die stem van ‘common sense’ wordt in de radiospotjes vertolkt door vaders of moeders die hun verbazing uitspreken over het feit dat hun kind op basis van een gevoel (en niet op basis van biologische gegevenheden) zijn of haar geslacht met een tamelijk eenvoudige administratieve handeling kan veranderen. De toon die de moeders/vaders in de drie spotjes aanslaan, is dus een toon van verbazing en niet, zoals de Commissie heeft geoordeeld, ‘spottend, verontwaardigd, neerbuigend en afwijzend’. Interpretatie van een uiting, en zeker van een gesproken tekst, is naar zijn aard subjectief van aard en daarbij past in een sterk gepolariseerd debat, zoals hier, een terughoudende beoordeling door de Commissie (‘marginale toetsing’). Het oordeel van de Commissie berust uitsluitend op subjectieve overwegingen. De Commissie lijkt zich er niet (kenbaar) rekenschap van te hebben gegeven dat haar oordeel in feite een positiebepaling in de maatschappelijke discussie inhoudt. Niet duidelijk is verder naar welke maatschappelijke opvattingen de Commissie in haar beslissing verwijst en welke rol daarbij speelt dat juist over gender een soms op felle toon gevoerd maatschappelijk debat wordt gevoerd. Het is niet juist om, zoals de Commissie heeft gedaan, één bijdrage aan een debat te veroordelen op grond van andere opvattingen in dat debat.
Grief 3: niet duidelijk is waarom de radiocommercial nodeloos kwetsend is.
De Commissie heeft haar oordeel dat de uiting ‘nodeloos kwetsend’ is nauwelijks gemotiveerd. In eerdere uitspraken van de Commissie werd dit begrip terughoudend gebruikt. Daarbij valt op dat de Commissie bij het beantwoorden van de vraag of een niet-commerciële reclame ‘nodeloos kwetsend’ is, steeds aansloot bij de beperkingssystematiek van artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) dat de vrijheid van meningsuiting uitdrukkelijk als een zelfstandig recht beschermt. Op grond van artikel 10 lid 2 EVRM heeft de Commissie in eerdere zaken steeds beoordeeld of de inhoud van een commercial zodanig is dat de vrijheid van meningsuiting ‘dringend noodzakelijk’ moet worden beperkt om de rechten van anderen te beschermen. Niet duidelijk is in dit geval welke inbreuk op welke rechten zou worden gemaakt en welke inbreuk het rechtvaardigt om met ‘dringende noodzakelijkheid’ de vrijheid van meningsuiting van Gendertwijfel te beperken.
5. Het antwoord in appel
De grieven zijn gemotiveerd weersproken. Het verweer strekt tot bevestiging van de beslissing van de Commissie. Hierna zal, voor zoveel nodig, op het verweer worden ingegaan.
6. De mondelinge behandeling
Het College heeft tijdens de zitting de radiocommercial afgespeeld die het onderwerp van de klacht is.
Namens Gendertwijfel is onder meer meegedeeld dat in de uiting een moeder aan het woord is omdat het daarin gaat om toepassing van de ‘Transgenderwet’ op personen jonger dan 16 jaar. Verder is namens Gendertwijfel meegedeeld dat de boodschap van de uiting juist en toelaatbaar is, en dat om die reden ook de wijze waarop de boodschap wordt gebracht toelaatbaar dient te worden geacht. In het spotje gaat het om het ‘geslacht’ en de mogelijkheid voor minderjarigen om van geslacht te wisselen.
Geïntimeerde heeft verklaard dat de uiting hem en zijn naasten emotioneel raakt en uitgelegd waarom dat zo is.
Op hetgeen verder ter zitting is verklaard zal hierna, voor zoveel nodig, worden ingegaan.
Met toestemming van het College en geïntimeerde heeft Gendertwijfel na de zitting een jurisprudentie-overzicht toegezonden waaruit zij tijdens de zitting heeft geciteerd.
7. Het oordeel van het College
7.1. De Commissie heeft één versie van de radiocommercial beoordeeld. Volgens Gendertwijfel waren er in totaal drie versies en had de Commissie alle drie de versies dienen te beoordelen. Het College oordeelt anders. De klacht is specifiek gericht tegen de radiocommercial die zowel ter zitting van de Commissie als ter zitting van het College is afgespeeld zodat geen twijfel bestaat over de te beoordelen versie. De Commissie heeft de beoordeling dan ook terecht tot die versie beperkt; het College beoordeelt diezelfde versie.
7.2. In de te beoordelen uiting wordt een bepaald denkbeeld aangeprezen, te weten dat de politiek de ‘Transgenderwet’ dient te ‘stoppen’. De uiting (in feite een politieke oproep) houdt blijkens zijn inhoud verband met een politieke discussie, te weten het debat over de voorgestelde wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het veranderen van de voorwaarden voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte (hierna: het wetsvoorstel). Dit wetsvoorstel komt, voor zover hier van belang en kort weergegeven, op het volgende neer. Personen van wie de genderidentiteit niet aansluit bij het bij de geboorte vastgestelde geslacht, kunnen de registratie van hun geslacht in de geboorteakte wijzigen. De daartoe te volgen procedure wordt, vergeleken met de huidige regeling, in het wetsvoorstel vereenvoudigd, doordat de deskundigenverklaring en de leeftijdsgrens worden geschrapt. Hierdoor kunnen ook personen jonger dan 16 jaar hun geslachtsregistratie wijzigen. Voor dit laatste voorziet het wetsvoorstel in een specifieke procedure en rechtsgang.
7.3. Op grond van het beroep dient in de eerste plaats te worden beoordeeld of de Commissie terecht heeft geoordeeld dat de uiting nodeloos kwetsend is als bedoeld in artikel 4 NRC en of hierdoor in dit geval een inbreuk op de vrijheid van meningsuiting gerechtvaardigd is. De maatstaf voor deze beoordeling is of de uiting in strijd is met formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk (proportioneel en subsidiair) zijn in het belang van (in dit geval) het voorkomen van strafbare feiten, de bescherming van de goede zeden, bescherming van de goede naam of de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Het College stelt zich bij deze beoordeling extra terughoudend op wegens de ruime vrijheid van meningsuiting die geldt bij het verspreiden van een politiek denkbeeld en het voeren van een maatschappelijk debat over nieuwe wetgeving. Met inachtneming van het voorgaande oordeelt het College als volgt.
7.4. In de radiocommercial geeft Gendertwijfel een mening over de ‘Transgenderwet’. Niet ter discussie staat dat zij zich mag uiten over het desbetreffende wetsvoorstel en daarbij kenbaar mag maken dat zij een tegenstander daarvan is en om welke redenen. De Commissie heeft vervolgens de wijze waarop Gendertwijfel dat in dit geval doet niet aanvaardbaar geacht. Bij deze uiting over een politiek denkbeeld, die bijdraagt aan het publieke debat daarover, is het echter naar het oordeel van het College aanvaardbaar om op een pakkende wijze een standpunt over een wetswijziging te verkondigen. Dit geldt ook indien de wijze waarop dit gebeurt diegenen kwetst die door deze wetgeving worden geraakt (in dit geval transgender personen). De vrijheid van meningsuiting geldt immers ook voor mededelingen die beledigend, schokkend of verontrustend zijn. Artikel 10 EVRM beschermt daarbij niet alleen de inhoud van de geuite ideeën en de informatie, maar ook de vorm waarin deze worden overgebracht.
7.5. Op grond van de uitleg die Gendertwijfel ter zitting heeft gegeven acht het College het verder aannemelijk dat de toonzetting van de uiting niet is bedoeld om transgender personen te bespotten, maar om de inhoud van de boodschap die Gendertwijfel wil overbrengen kracht bij te zetten. Die boodschap betreft oppositie tegen het wetsvoorstel, en de toonzetting is kennelijk bedoeld om die boodschap kracht bij te zetten en om de politiek met nadruk op te roepen dit standpunt te volgen. Op die manier draagt de uiting bij tot het maatschappelijk debat over dit onderwerp. Dat de uiting daarmee onvermijdelijk de belangen van transgender personen raakt en, zoals ter zitting is gebleken, bij hen en hun naasten sterke emoties oproept, is op grond van de (Europeesrechtelijke) rechtspraak onvoldoende om te oordelen dat de uiting nodeloos kwetsend is in de zin van artikel 4 NRC en daarmee een inbreuk op de vrijheid van meningsuiting van Gendertwijfel rechtvaardigt.
7.6. Het voorgaande heeft tot gevolg dat wordt afgeweken van het oordeel van de Commissie dat de uiting in strijd is met artikel 4 NRC. Om die reden zal de beslissing worden vernietigd. Met dit oordeel kan echter niet worden volstaan. Door de vernietiging van de beslissing moeten de klachtonderdelen die niet door de Commissie zijn behandeld en die zijn afgewezen opnieuw worden beoordeeld. Dit betreft met name de stelling van geïntimeerde dat de uiting er twijfel over zaait dat transgenders hun gender te kiezen hebben. Het College vat de klacht zo op dat de uiting onjuist is ter zake van het gebruik van het begrip “geslacht”, omdat deze geen onderscheid maakt tussen hoe iemand geboren is ( fysieke seksekarakteristieken) en de identiteit die daaraan gekoppeld wordt (gender).
7.7. De Commissie is door haar oordeel dat de uiting in strijd is met artikel 4 NRC niet aan een inhoudelijke beoordeling van dit punt toegekomen. In de klacht ligt besloten dat de uiting ook in strijd is met artikel 5 NRC, omdat deze feitelijke onjuistheden bevat, waardoor het vertrouwen in reclame kan worden geschaad, ,Daarbij verwijst geïntimeerde naar de stellingen van Transgender Netwerk Nederland (TNN) en Women INC in het parallel met deze zaak behandelde beroep in dossier 2023/00100C, waarin eveneens is aangevoerd dat de uiting onjuist is. Juist omdat de uiting het politieke debat wil beïnvloeden, mag deze niet een onjuiste indruk wekken over het wetsvoorstel waartegen Gendertwijfel zich verzet. Dat kan immers leiden tot een onjuiste beïnvloeding en tot een debat dat op onjuiste gronden wordt gevoerd. De uiting wekt door zijn stellige formulering de indruk dat deze een correcte weergave is van het wetsvoorstel waartegen Gendertwijfel zich verzet. Dit is echter op twee punten niet het geval zoals zowel geïntimeerde als Transgender Netwerk Nederland (TNN) en Women INC in de parallelle zaak hebben aangevoerd.
7.8. In de uiting wordt geponeerd dat personen jonger dan 16 jaar de registratie van hun geslacht kunnen wijzigen. Door de stellige wijze waarop deze mededeling zonder enige nuancering wordt gedaan, zal degene die de uiting hoort zeer wel kunnen menen dat het bezwaar van Gendertwijfel zit in de mogelijkheid van jonge minderjarigen om zelf de registratie van het geslacht te wijzigen. Deze mogelijkheid bestaat echter in het wetsvoorstel alleen onder voorwaarden die een wezenlijke beperking van dit recht inhouden De wijziging van registratie kan namelijk alleen op verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige worden gelast door de rechter. Deze nuancering ontbreekt in de uiting, waardoor het publiek op het verkeerde been kan worden gezet. Verder legt de uiting door de uitdrukkelijke mededeling “Geslacht is toch geen keuze?” een directe koppeling legt tussen seksekarakteristieken bij de geboorte en genderidentiteit. Door deze directe koppeling wordt de indruk gewekt dat het wetsvoorstel mede ziet op de fysieke geslachtswijziging . De verontwaardiging die Gendertwijfel via de radiocommercial over het wetsvoorstel uitspreekt, kan in het geheel van de uiting zo worden begrepen dat Gendertwijfel zich verzet tegen de beweerdelijke mogelijkheid in nieuwe wetgeving dat minderjarigen hun fysieke geslachtskenmerken naar eigen inzicht kunnen wijzigen en dit ook aldus kunnen laten registreren. Het wetsvoorstel betreft echter alleen de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte. Daarmee is de uiting onvoldoende accuraat en feitelijk onjuist.
7.9. Het College acht het denkbaar dat het politieke debat door deze onjuiste argumenten wordt beïnvloed. Om die reden schaadt deze uiting het vertrouwen in reclame in het algemeen en is zij daarom in strijd met artikel 5 NRC. Gendertwijfel heeft in het kader van de vrijheid van meningsuiting het recht om via reclame de politieke opinie te beïnvloeden ten gunste van haar visie over het wetsontwerp, maar indien zij dat doet, dient zij dit op feitelijk juiste en accurate wijze te doen. Het College oordeelt daarom als volgt.
8. De beslissing van het College van Beroep
Het College vernietigt de beslissing van de Commissie waarbij de klacht op grond van artikel 4 NRC is toegewezen.
Het College acht de uiting in strijd met artikel 5 NRC en adviseert Gendertwijfel niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
[Hieronder volgt de beslissing waartegen beroep is ingesteld]
De Reclame Code Commissie [3 april 2023]
De bestreden reclame-uiting
Het gaat om een radiocommercial van Gendertwijfel met de volgende tekst:
“Als moeder ben ik tegen de Transgenderwet. Mijn dochter kan zich registeren als man. Onze zoon als vrouw. Dit kan zelfs onder de zestien jaar. Geslacht is toch geen keuze?! Tweede Kamer stop de Transgenderwet. Kijk op Gendertwijfel.nl.”
De klacht
De radiocommercial gaat in tegen de goede smaak en is onnodig grievend, door de spottende toon. De commercial zaait twijfel over dat transgenders hun gender te kiezen hebben. Klager heeft een dochter van 12 jaar die onnodig op school is ge-out omdat ze daar verplicht onder haar geboortegeslacht moest worden ingeschreven en moet nu naar pijnlijke propaganda op de radio luisteren. Vrijheid van meningsuiting betekent niet dat alles maar verkondigd mag worden.
Samenvatting van het verweer
Adverteerder brengt een netwerk van organisaties en individuen samen die bezwaren hebben tegen de nieuwe Transgenderwet waarover beraadslagingen in de Tweede Kamer moeten plaatsvinden. Dit doet adverteerder omdat het maatschappelijke en politieke debat over deze wet nauwelijks op gang leek te komen.
In aanloop naar het vervolg van de beraadslagingen in de Tweede Kamer is gekozen voor een radiocommercial om hier de aandacht op te vestigen.
Adverteerder heeft niet bedoeld een spottende en onnodig grievende boodschap te verspreiden. Daarvoor is het onderwerp voor adverteerder te serieus en te zeer gekoppeld aan nood en leed van personen die zich om wat voor reden dan ook ongelukkig voelen bij hun biologische geslacht. De (zakelijke) kritiek van adverteerder op het wetsvoorstel ziet op enkele omstreden aspecten hiervan. Adverteerder is zich ervan bewust dat achter deze discussie veel pijn schuil kan gaan. Daarom is gestreefd naar een goede en waardige toon. De kritiek van adverteerder is onderbouwd met verwijzingen naar wetenschappelijke studies in het verweer. De kritiek van adverteerder richt zich op het wetsvoorstel en niet op personen. Ook is adverteerder van mening dat juist de huidige en toekomstige praktijk jonge en vaak kwetsbare mensen meeneemt in een traject van slecht onderbouwde en moeilijk terug te draaien beslissingen, die voor veel leed zorgen. Juist om die redenen maakt adverteerder haar bezwaren tegen het wetsvoorstel kenbaar. Over de kritiek op de toon van de radiocommercial wordt opgemerkt dat het gaat om een toon van verbazing, een ‘uitroepende’ vraag. Dit is niet hetzelfde als neerbuigend of onnodig grievend.
De mondelinge behandeling
Het standpunt van adverteerder is ter zitting mondeling toegelicht. Voor zover nodig zal op de inhoud hiervan worden ingegaan in het oordeel van de Commissie.
Het oordeel van de Commissie
De klacht
1. De klacht gaat over de radiocommercial van Gendertwijfel, die verband houdt met het wetsvoorstel dat de voorwaarden voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte wijzigt (wetsvoorstel 35.825). Zie ook de uitspraken over de andere klachten over deze radiocommercial met kenmerken 2023/00100, 2023/00100A en 2023/00100B.
2. De Commissie vat onderhavige klacht zo op dat volgens klager de radiocommercial in strijd is met het de goede smaak en fatsoen en nodeloos kwetsend is, als bedoeld in artikel 2 van 4 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).
Beoordeling aanprijzing denkbeeld
3. In de radiocommercial maakt adverteerder Gendertwijfel haar mening kenbaar over het wetsvoorstel 35.825. Adverteerder heeft er in het verweer en ter zitting op gewezen dat de bestreden radiocommercial is bedoeld om bij te dragen aan het maatschappelijke en politieke debat over het wetsvoorstel, mede met het oog op beraadslagingen hierover in de Tweede Kamer. De radiocommercial bevat de (subjectieve) mening van adverteerder dat er vraagtekens en kritische kanttekeningen zijn te plaatsen bij het wetsvoorstel en valt onder de aanprijzing van denkbeelden in de zin van artikel 1 van de NRC.
4. Voor de aanprijzing van denkbeelden die een bijdrage leveren aan het maatschappelijke en politieke debat, geldt een ruime vrijheid van meningsuiting en bij de beoordeling van de vraag of de vrijheid van meningsuiting moet worden beperkt, stelt de Commissie zich (extra) terughoudend op. Als uitgangspunt geldt dat eenieder recht heeft op het uiten van een mening, zolang dit gebeurt op een wijze die toelaatbaar is. Ook een mening die niet door iedereen wordt gewaardeerd, gedeeld of (door sommigen) onjuist wordt bevonden, mag worden geuit. Dat niet iedereen de mening van adverteerder over het wetsvoorstel kan waarderen en dat sommigen zich daardoor gekwetst voelen, wat ook blijkt uit deze en andere ingediende klachten over deze radiocommercial, maakt niet dat de bestreden radiocommercial ontoelaatbaar is en de vrijheid van meningsuiting alleen om die reden moet worden beperkt.
Klachtonderdeel artikel 4 NRC
5. Over het klachtonderdeel dat de radiocommercial nodeloos kwetsend is, oordeelt de Commissie als volgt. Een commercial is nodeloos kwetsend als deze in het licht van de huidige maatschappelijke opvattingen de grenzen van het toelaatbare te buiten gaat, mede gelet op de manier waarop zij is geopenbaard en het effect dat zij daardoor heeft op het publiek. Deze beoordeling hangt af van alle omstandigheden van het geval, waarbij onder andere de inhoud en vorm van de uiting, de toonzetting van de uiting als geheel, de context waarin de uiting wordt uitgezonden en de manier van openbaarmaking in aanmerking worden genomen.
6. Het staat Gendertwijfel vrij om door middel van reclame, uiting te geven aan haar standpunten over het wetsvoorstel. De wijze waarop dit in dit specifieke geval is gebeurd acht de Commissie niet geheel in overeenstemming met de NRC. De bestreden radiocommercial is kijkend naar alle omstandigheden van het geval op grond van de huidige maatschappelijke opvattingen nodeloos kwetsend voor (jonge) transgenders. Door de bewoordingen “als moeder”, “mijn dochter” en ”mijn zoon”, wordt in de radiocommercial duidelijk de suggestie gewekt dat het gaat om een moeder die spreekt over haar eigen kind, waarbij geldt dat het gaat over een kwetsbare groep mensen, namelijk over (jonge) transgenders. Het is daarbij weliswaar duidelijk dat de vrouw haar eigen mening geeft. Zij doet dit echter op een toon die niet anders kan worden opgevat dan spottend, verontwaardigd, neerbuigend en afwijzend. Gelet op de combinatie van de gesproken tekst – onder meer “Geslacht is toch geen keuze?!” – en de toonzetting respectievelijk de intonatie van de te horen stem, is de radiocommercial, op grond van de huidige maatschappelijke opvattingen, naar het oordeel van de Commissie nodeloos kwetsend voor (jonge) transgenders.
7. Dat adverteerder, in het verweer en ter zitting, heeft gesteld dat de radiocommercial niet spottend en grievend is bedoeld, leidt niet tot een ander oordeel. Dat het volgens adverteerder niet de intentie was nodeloos kwetsend te adverteren, neemt niet weg dat de reclame in zijn totaliteit bezien, zoals hierboven overwogen, naar de huidige maatschappelijke opvattingen, door de Commissie als nodeloos kwetsend voor (jonge) transgenders wordt beoordeeld. De reclame uiting is hierdoor in strijd met artikel 4 van de NRC. Nu sprake is van reclame voor denkbeelden, zal de Commissie volstaan met een vrijblijvend advies niet meer op een dergelijke wijze te adverteren, als bedoeld in artikel 18 lid 2 van het Reglement betreffende de Reclame Code Commissie en het College van Beroep.
8. Gelet op het bovenstaande wordt niet meer toegekomen aan het klachtonderdeel dat de radiocommercial in strijd is met de goede smaak.
De beslissing van de Reclame Code Commissie
Op grond van het overwogene in randnummers 6 en 7 is de bestreden radiocommercial nodeloos kwetsend en in strijd met artikel 4 van de Nederlandse Reclame Code. De Commissie geeft het vrijblijvende advies niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.