Omschrijving:Het betreft een televisiereclame van de Socialistische Partij (hierna SP) en een tag-on waarin een oude dame, leunend op een looprekje, zich geheel uitkleedt, waarbij ze de volgende tekst uitspreekt: |
De klacht De uiting is niet alleen onjuist en misleidend omtrent de kwaliteit van de thuiszorg maar ook beledigend voor mensen die in de thuiszorg werken. Voorts is het ongepast om op deze wijze angstgevoelens bij ouderen aan te wakkeren. De SP maakt ten onrechte geen onderscheid tussen de schoonmaakhulp en het personeel dat verpleegt en verzorgt. Gezegd wordt dat de thuiszorg in de uitverkoop is maar alleen in de huishoudelijke hulp is er sprake van marktwerking. Klager acht de uiting in strijd met de artikelen 2, 3, 4, 6 en 7 van de NRC. |
Het verweer Sinds vorig jaar voert de SP actie voor verbetering van de thuiszorg. Voor 1 januari 2007 viel de thuiszorg volledig onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Sinds 1 januari 2007 is de huishoudelijke zorg uit de AWBZ gehaald en overgeheveld naar de gemeente, via de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). |
|
Mondelinge behandeling Partijen hebben hun standpunt nader mondeling toegelicht. Klager stelde daarbij dat tevens sprake is van schending van de eerbaarheid en legde pleitaantekeningen over en een kopie van de tussenrapportage van 15 februari 2008 van de Staatsecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de Voorzitter van de Tweede Kamer. Namens de SP legde mevrouw Kant een bundeling van reacties over die zij naar aanleiding van de uiting had ontvangen.
|
Het oordeel van de Commissie (22 februari 2008) Aangezien, naar adverteerder aannemelijk heeft gemaakt, het menig hulpbehoevende is overkomen dat hem door telkens wisselende thuiszorghulpverleners hulp wordt geboden, ook wat betreft hulp bij het wassen, acht de Commissie de uiting niet misleidend. In de uiting wordt de wijze waarop thuiszorg door de thuiszorgorganiserende instanties wordt uitgevoerd, bekritiseerd, maar niet de wijze waarop de thuishulpverleners hun werk uitvoeren. Zij worden in de uiting niet beledigd. Adverteerder maakt gebruik van confronterende beelden, maar niet kan worden geoordeeld dat daarin wordt geappelleerd aan gevoelens van angst. Van schennis van de eerbaarheid is geen sprake aangezien de uiting via de televisie is uitgezonden zodat van een van de in artikel 239 Wetboek van Strafrecht genoemde omstandigheden geen sprake is. Als men de beelden niet wil zien kan men zich daaraan onttrekken met de knop van de televisie. Voorts kan de uiting, naar het oordeel van de Commissie, evenmin in strijd met de overige door klager genoemde criteria worden geoordeeld. |
De beslissing De Commissie wijst de klacht af. |
De grieven Deze kunnen als volgt worden samengevat. I. Het is onnodig de dame zich geheel te laten ontkleden. Naakt lopen met de bedoeling schaamte op te roepen is in het maatschappelijk verkeer strafbaar en om die reden is de uiting in strijd met de goede zeden. Ook is de schennis van de eerbaarheid in het geding. Van de dame in kwestie, met parelketting en aftands looprekje, is een karikatuur gemaakt. Bovendien werd de kijker niet vooraf gewaarschuwd voor de schokkende en confronterende beelden. II. III. IV. V. VI. |
Het antwoord in appel De grieven zijn gemotiveerd weersproken. |
De mondelinge behandeling Appellant heeft zijn standpunt nader toegelicht. Hij vindt dat onderscheid moet worden gemaakt tussen enerzijds de beelden en anderzijds de boodschap die in de uiting wordt uitgedragen en verzoekt het College de uiting te bekijken zonder geluid. Appellant is van mening dat door de beelden de openbare orde wordt verstoord en dat de SP daarmee onrechtmatig handelt jegens het publiek. Ook wordt zijns inziens inbreuk gemaakt op de lichamelijke en persoonlijke integriteit van de in het spotje optredende actrice Mieke, hetgeen naar de mening van klager tevens een onrechtmatige daad van de SP oplevert. Appellant vindt dat de Commissie niet heeft gemotiveerd waarom de grens van het toelaatbare niet is overschreden. Hij verneemt gaarne wanneer die grens wel wordt overschreden. Wat betreft grief V, met betrekking tot het door appellante gestelde spoedeisende karakter van de zaak, deelt de secretaris van het College mee dat de voorzitter in deze zaak geen gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid neergelegd in (artikel 8 lid 1 van) het Reglement betreffende de Reclame Code Commissie en het College van Beroep om een zaak met spoed in behandeling te nemen. Indien dat wel het geval zou zijn geweest, zou de appeltermijn (ingevolge artikel 24 van het reglement) 7 in plaats van 14 dagen hebben bedragen. Appellant stemt ermee in dat grief V hiermee in het oordeel onbesproken kan blijven.
|
Het oordeel van het CollegeTen aanzien van de verschillende grieven overweegt het College het volgende. Ad I. Met inachtneming van de terughoudendheid die het College betracht bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met de goede smaak of het fatsoen, gelet op het subjectieve karakter van die criteria, deelt het College het oordeel van de Commissie, dat de grens van het toelaatbare in dit geval niet is overschreden. In de reclame geeft de SP uiting aan haar politieke overtuiging dat de thuiszorg verbetering behoeft. In dat kader verbeeldt zij op indringende maar niet ontoelaatbare wijze hoe iemand die is aangewezen op de thuiszorg het ervaart om, anders dan zij jarenlang gewend was, door steeds wisselende medewerkers van de thuiszorg te worden geholpen bij het wassen. Dat de Commissie zich niet heeft uitgelaten over diverse reacties en artikelen, waarop appellant zich ter ondersteuning van zijn standpunt heeft beroepen, leidt niet tot een ander oordeel. De Commissie is niet gehouden om op ieder argument, dat ter onderbouwing van een klacht wordt aangevoerd, in te gaan. Waar appellant ter vergadering heeft meegedeeld gaarne te vernemen wanneer de grens van het toelaatbare wel wordt overschreden, overweegt het College dat het, evenals de Commissie, tot taak heeft reclame, waarover een klacht is ingediend, te toetsen aan de Nederlandse Reclame Code en dat het zich niet in het algemeen uitlaat over de vraag in hoeverre andere, mogelijke reclame-uitingen, waarover geen klacht is ingediend, al dan niet toelaatbaar zouden zijn. Ad II. Ad III. Ad IV. Ad V. Ad VI. Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.
|
De beslissing Het College bevestigt de beslissing van de Commissie. |