De procedure
Klager heeft op 13 juli 2012 door middel van het online klachtenformulier bezwaar gemaakt tegen een uiting in het Pharmaceutisch Weekblad (hierna: WP) van 13 juli 2012.
Nadat naar aanleiding van deze klacht namens de Reclame Code Commissie (hierna: de Commissie) enige correspondentie was gevoerd met verweerder en met klager, waarbij onder meer een exemplaar van het in de klacht bedoelde nummer van het WP werd overgelegd, heeft de voorzitter van de Commissie de klacht op 12 september 2012 afgewezen. De voorzitter heeft onder meer bepaald dat klager voor de behandeling van een bezwaar tegen deze afwijzing € 500,- verschuldigd is. Voor de overige inhoud van die beslissing wordt verwezen naar de kopie daarvan, gehecht aan deze uitspraak.
Bij e-mail van 20 september 2012 heeft klager bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de voorzitter. Daarbij heeft hij erop gewezen dat hij zijn klacht op particuliere basis heeft ingediend en dat hij in dat verband € 30,- heeft overgemaakt naar de rekening van de Stichting Reclame Code (SRC).
Bij e-mail van 26 september 2012 heeft mr. W, Hoen, hoofd klachtenbehandeling van SRC -kort samengevat- aan klager meegedeeld dat zijn e-mail van 20 september 2012 zal worden aangemerkt als bezwaar tegen de bepaling door de voorzitter dat voor de behandeling van het bezwaar € 500,- moet worden betaald en dat dit bezwaar ter vergadering van 11 oktober 2012 zal worden behandeld. Klager is daarbij in de gelegenheid gesteld om een eventuele aanvullende motivering van zijn bezwaar aan SRC te doen toekomen. Van deze mogelijkheid heeft klager geen gebruik gemaakt.
De Commissie heeft het bezwaar behandeld in haar vergadering van 11 oktober 2012.
Klager heeft zijn standpunt ter vergadering toegelicht.
De mondelinge behandeling
Klager heeft onder meer het volgende meegedeeld.
Klager is apotheker en neemt als zodanig diensten waar. Dat betekent echter niet dat hij de onderhavige klacht heeft ingediend in het belang van de uitoefening van zijn beroep van apotheker. Klager heeft geen commercieel belang bij de klacht; hij dient deze uitsluitend in als lezer van het onderhavige nummer van het PW. Dit nummer is een zogenaamde WP (Wetenschappelijk Platform) editie, die ook onder huisartsen wordt verspreid, en in de wachtkamer kan worden aangetroffen
Onder verwijzing naar een door hem overgelegde e-mail van Kring-apotheek Swarte te Heerenveen stelt klager dat hij niet de enige is die zich stoort aan de redactie van het PW en aan het verschijnen van “advertorials” in het PW, zoals nu met betrekking tot De Thuisapotheek.
Het oordeel van de Commissie
Mede gelet op de ter vergadering door klager gegeven toelichting vat de Commissie de klacht op in die zin dat klager meent dat (de redactie van) het PW heeft nagelaten bovenaan de bestreden uiting te vermelden: “Advertorial”. Klager heeft geen duidelijke bezwaren geuit tegen de inhoud van de uiting.
Gegeven het bovenstaande is de Commissie, anders dan de voorzitter, van oordeel dat de klacht niet is ingediend in het belang van de uitoefening van klagers beroep van apotheker. Meer in het bijzonder zijn geen bezwaren geuit die erop duiden dat de klacht is ingediend uit oogpunt van concurrentie.
Derhalve acht de Commissie de beslissing van de voorzitter, dat € 500,- moet worden betaald om bezwaar te maken tegen de afwijzing van klagers klacht door de voorzitter op 12 september 2012, niet juist. Op grond van artikel 30 lid 1 van het Reglement betreffende de Reclame Code Commissie en het College van Beroep is klager voor het maken van zodanig bezwaar € 15,- verschuldigd.
De beslissing
De Commissie vernietigt de beslissing van de voorzitter tot betaling van € 500,- voor het maken van bezwaar tegen de voorzittersafwijzing van 12 september 2012. Zij bepaalt dat klager voor het maken van zodanig bezwaar € 15,- verschuldigd is.
De procedure
Klager heeft op 13 juli 2012 door middel van het online klachtenformulier bezwaar gemaakt tegen een uiting over “De Thuisapotheek” in het Pharmaceutisch Weekblad (hierna ook: PW) van 13 juli 2012.
Bij brief van 26 juli 2012 heeft verweerder desgevraagd een exemplaar van het bewuste nummer van PW aan de Commissie doen toekomen. Daarbij heeft verweerder afdrukken overgelegd van e-mails, inhoudende een klacht van klager over de bewuste uiting, gericht aan de PW-redactie en het antwoord daarop van de PW-redactie.
Bij brief van 30 juli 2012 is -samengevat- aan klager meegedeeld dat indien een klager in de uitoefening van een bedrijf of beroep of namens een organisatie een voor behandeling vatbare klacht heeft ingediend, deze klacht in beginsel eerst in behandeling wordt genomen na ontvangst door de Stichting Reclame Code van een bedrag van € 1.000,-.
Bij e-mail van 7 augustus 2012 heeft klager vervolgens meegedeeld dat het niet juist is dat hij € 1.000,- zou moeten betalen, omdat hij zijn klacht als consument heeft ingediend.
De bestreden reclame-uiting
Het betreft een uiting met de aanhef “De Thuisapotheek zoekt samenwerking met apotheken ‘Geen cowboys, maar echte apothekers’” in PW van 13 juli 2012.
De klacht
Deze kan als volgt worden samengevat.
Tot zijn verbazing trof klager de bestreden uiting, een artikel van 3 pagina’s aan in PW, een uitgave van de KNMP (Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering van de Pharmacie). Het artikel is een advertorial en het is kwalijk dat dit niet is vermeld. Ten onrechte denkt de lezer dat het gaat om een objectief artikel.
Klager stelt dat het artikel alleen “reclamepraatjes” bevat van de twee eigenaren van De Thuisapotheek en dat bewust informatie is achtergehouden over “wanbeleid en strafbare activiteiten” van de eigenaren.
Brief van 26 juli 2012 met bijlagen van verweerder
Blijkens de bijlagen bij de brief van 26 juli 2012 heeft verweerder op de vraag van klager welk bedrag de KNMP of PW heeft ontvangen voor de onderhavige “advertorial” geantwoord dat een “advertorial, gekochte reclameruimte” door PW altijd expliciet met “advertorial” wordt aangekondigd en nooit door PW redacteuren wordt geproduceerd. Voorts is onder meer meegedeeld dat het artikel over ‘De Thuisapotheek’ een journalistiek stuk over nieuwe ontwikkelingen binnen de farmacie betrof, dat De Thuisapotheek door PW al enige tijd kritisch wordt gevolgd en dat het feit dat ‘De Thuisapotheek’ na een faillissement is overgenomen door een nieuwe partij een nieuwswaardig feit is.
E-mail van 7 augustus 2012 van klager
Klager heeft onder meer het volgende meegedeeld.
Hij stelt zijn klacht te hebben ingediend als consument. Hij is BIG-geregistreerd apotheker, maar beheert of runt geen apotheek voor commerciële doeleinden. Wel heeft klager een eenmanszaak , die “meer dient voor onderzoek en preventie van ziekten bij patiënten”, maar de klacht is niet namens deze zaak ingediend. Klager ontvangt het Pharmaceutisch Weekblad uit hoofde van zijn lidmaatschap van de K.N.M.P. Als consument c.q. lezer van de “advertorial” waartegen klager bezwaar maakt, meent hij in aanmerking te komen voor kosteloze behandeling van de klacht.
Het oordeel van de voorzitter
De voorzitter stelt voorop dat de klacht naar zijn oordeel is ingediend in het belang van de uitoefening van klagers beroep van apotheker, nu klager in zijn e-mail van 13 juli 2012 zijn organisatie als zodanig vermeldt en hij de klacht ook als zodanig ondertekent. Dat klager op dit moment geen apotheek beheert of runt, doet niet aan dit oordeel af.
Gelet op het bovenstaande is klager in principe klachtengeld ad € 1.000,- verschuldigd, maar aangezien de voorzitter het, gelet op hetgeen hierna wordt overwogen, thans reeds niet aannemelijk acht dat de Commissie de klacht zal toewijzen, acht hij het niet juist om in dit geval aan klager te verzoeken klachtengeld te betalen.
Naar het oordeel van de voorzitter moet de bestreden uiting, mede gezien de opmaak daarvan, worden aangemerkt als een redactioneel artikel in het Pharmaceutisch Weekblad en niet -zoals door klager gesteld- als een advertorial. De tekst van de uiting is geschreven door “Edwin Bos”, volgens het colofon van PW een redactielid en verweerder stelt in een bijlage bij haar brief van 26 juli 2012 dat een “advertorial, gekochte reclameruimte” door PW altijd expliciet met “advertorial” wordt aangekondigd en nooit door PW redacteuren wordt geproduceerd. De voorzitter ziet geen aanleiding om de juistheid van deze mededeling in twijfel te trekken.
Niet valt uit te sluiten dat het artikel een wervend karakter heeft voor de diensten van “De Thuisapotheek” nadat deze, na faillissement is overgenomen door een nieuwe partij, maar dat betekent niet dat er sprake is van een reclame-uiting als bedoeld in artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code.
Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.
De beslissing van de voorzitter
De voorzitter wijst de klacht af.
De procedure
Klager heeft op 13 juli 2012 door middel van het online klachtenformulier bezwaar gemaakt tegen een uiting in het Pharmaceutisch Weekblad (hierna: PW) van 13 juli 2012.
Op 12 september 2012 heeft de voorzitter van de Reclame Code Commissie de klacht afgewezen.
Bij e-mail van 20 september 2012 heeft klager bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de voorzitter. Naar aanleiding van dit bezwaar heeft de Reclame Code Commissie (hierna: de Commissie) op 1 november 2012 de beslissing van de voorzitter vernietigd, voor zover daarin is bepaald dat klager € 500,- dient te betalen voor het maken van bezwaar tegen de beslissing van de voorzitter.
Bij brief van 1 november 2012 is klager in de gelegenheid gesteld zijn bezwaar tegen de beslissing van de voorzitter inhoudelijk, schriftelijk toe te lichten.
Klager heeft zijn bezwaar toegelicht bij e-mail van 14 november 2012 met bijlagen.
Verweerder (hierna ook: PW) heeft bij brief van 4 december 2012 gereageerd.
De Reclame Code Commissie (hierna: de Commissie) heeft het bezwaar behandeld in haar vergadering van 6 december 2012.
Klager heeft ter vergadering zijn standpunt nader toegelicht.
Namens verweerder is verschenen mr….
Inhoudelijke toelichting bezwaar bij e-mail van 14 november 2012
Klager heeft onder meer het volgende meegedeeld.
Hij verzoekt de Commissie om onderzoek in te stellen naar de onjuiste mededeling van PW dat zij een advertorial altijd aankondigt met “advertorial” en dat advertorials nooit door PW redacteuren worden geproduceerd.
De bestreden uiting is reclame waarbij de diensten van De Thuisapotheek en apotheker … worden aangeprezen. De laatste wordt voorgesteld als uitmuntende apotheker.
Ter aanvulling van zijn klacht legt klager verklaringen over van twee lezers van PW.
Voorts legt klager een e-mailbericht van 14 november 2012 van mr. … over, waarin deze spreekt over apotheker …. Klager wijst er op dat … niet is opgenomen in het specialistenregister openbare farmacie.
Bij Apotheek … is door de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam wanbeleid vastgesteld. De KNMP en het PW waren op de hoogte van dit wanbeleid en toch worden in de bestreden uiting apotheker … en De Thuisapotheek aangeprezen als uitmuntende apotheker.
Reactie van PW
Namens PW is onder meer het volgende meegedeeld.
De klacht betreft een artikel in het PW van 13 juli 2012. Klager stelt ten onrechte dat het gaat om een advertorial en onderbouwt die stelling niet, althans niet met valide argumenten.
Voor het bestreden journalistieke stuk is niet betaald door de Thuisapotheek, noch is daar op een andere wijze een vergoeding voor gegeven. De door klager overgelegde verklaringen van twee apothekers zijn (deels) onjuist en niet relevant voor deze zaak.
De mondelinge behandeling
Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht.
Klager deelt onder meer mee dat hij de bestreden uiting in strijd acht met de artikelen 5, 7, 8, 14 en 16 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts stelt hij, onder verwijzing naar de definitie van reclame, dat de vraag of voor de bestreden uiting is betaald niet relevant is voor het oordeel of de uiting als reclame valt aan te merken.
In het kader van klagers stelling dat de bestreden uiting reclame is, deelt klager desgevraagd aan de voorzitter van de Commissie mee dat de uiting wervende teksten bevat, bijvoorbeeld wat betreft het verrichten van goed werk en het op legale wijze verkrijgen van patiëntengegevens door De Thuisapotheek. Voorts merkt klager op dat de uiting niet is voorzien van de vermelding “interview” en dat negatieve zaken in de uiting achterwege zijn gelaten.
Het oordeel van de Commissie
Klagers bezwaar tegen de beslissing van de voorzitter geeft de Commissie geen aanleiding om anders over de aard van de bestreden uiting te oordelen, dan de voorzitter heeft gedaan; ook naar het oordeel van de Commissie is er geen sprake van reclame in de zin van artikel 1 NRC.
De Commissie merkt de uiting aan als een redactioneel artikel, afkomstig van redacteur Edwin Bos. Daarin beschrijft deze op basis van een interview met de apothekers … en …, eigenaren van de nieuwe Thuisapotheek, de werkwijze van deze apotheek na doorstart van de voormalige, gefailleerde Thuisapotheek. Dat gebeurt met een zekere afstand en met kritische kanttekeningen.
Zo wordt op pagina 6 gesteld: “De Thuisapotheek is in de farmaciesector op zijn zachtst gezegd omstreden” en “Verder willen … en … investeren in de relaties met apothekers en huisartsen. Met een groep huisartsen verspreid in het land zouden zij inmiddels goede afspraken hebben gemaakt”;
op pagina 7:
“De twee apothekers zijn zich er naar eigen zeggen van bewust dat zij onder het vergrootglas liggen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)” en
op pagina 8:
“Maar negatieve reacties waren er ook. Apothekers vinden dat De Thuisapotheek een concurrent is van alle openbare apotheken” en
“,,, kreeg bovendien eerder kritiek te verduren van openbaar apothekers toen hij in 2000 ApotheekZorg oprichtte”.
Zoals de voorzitter ook heeft overwogen, valt niet uit te sluiten dat het artikel daarnaast (ook) een wervend karakter heeft voor de diensten van “De Thuisapotheek”, maar dat betekent, gelet op de gesignaleerde afstandelijkheid en kritische kanttekeningen, nog niet dat er sprake is van een reclame-uiting als bedoeld in artikel 1 NRC. .
De twee door klager overgelegde verklaringen van twee lezers van PW houden
-samengevat- in dat lezer 1 het bestreden artikel een “ondermaats artikel” vindt en dat lezer 2 bereid is voor de Commissie te verklaren dat in het verleden in PW advertorials zijn verschenen, zonder dat deze als zodanig waren aangeduid. Geen van deze verklaringen doet af aan bovenstaand oordeel van de Commissie.
Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.
De beslissing
De Commissie bevestigt de beslissing van de voorzitter, voor zover deze de klacht heeft afgewezen.