a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Dossiernr:

2012/00949

Datum:

18-12-2012

Uitspraak:

VAF (=voorzittersafwijzing)

Product/dienst:

Gezondheid

Motivatie:

Misl. Ontbrekende informatie

Medium:

Digitale marketing communicatie

De bestreden uiting

 

Het betreft de website miroya.nl en dan met name de volgende mededelingen onder het kopje “Afkicken onder narcose”:

“Deze detoxificatie is een zeer snelle opiaat ontgifting, en duurt zo’n zes uur en vindt plaats tij­dens een 24 uurs opname. Deze methode is afkicken met name geschikt voor mensen die extreem bang zijn voor het afkickproces. Alle patiënten zijn na deze zes uur durende behan­deling onder narcose opiaatvrij, dus lichamelijk clean.”

De klacht

 

Verweerder verzuimt in de gewraakte uiting te melden dat op 15 januari 2004 onder de titel “Afkicken onder narcose” een bericht is gepubliceerd in verband met het door de overheid ge­financierde EDOCRA-project, waaruit blijkt dat algehele anes­thesie bij het afkicken van verslaving geen toe­gevoegde waarde heeft, aanzienlijk duurder is en risico’s heeft voor pa­tiënten. Het is volgens dr. C.A. de Jong en R.M.V. van Cauter (respectievelijk als project­lei­der en uitvoerend anesthesioloog bij genoemd project betrokken) geen “evidence-based of effi­ciënte interventie”. Door het ont­breken van deze informatie kan de consument ertoe gebracht worden een besluit over een transactie te ne­men dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden is de uiting mis­leidend en daar­door oneerlijk in de zin van artikel 7 van de Nederland­se Reclame Code (NRC).

Het verweer

 

De door verweerder verleende zorg valt onder de AWBZ. Sinds 2008 levert verweerder “tweedelijnszorg” die vergoed wordt vanuit de basisverzekering. Verweerder voldoet aan  alle eisen van een instelling die gezondheidszorg levert en heeft tevens een HKZ-certificaat. Voorts heeft verweerder een GGZ-erkenning en valt zij onder de reguliere zorg. Achmea is haar partner bij de offertebespreking in het kader van het representatiemodel. De uiting is geen reclame, nu deze uitsluitend informatie voor eventuele patiënten bevat. Verweerder neemt aan dat op grond van dit laatste de behandeling van deze casus verder onnodig is.  

 

Het oordeel van de voorzitter

 

In de gewraakte uiting wordt, voor zover hier van belang, naast een kader met de tekst “Met Miroya vindt u de weg” de mogelijkheid van “Afkicken on­der narcose” be­sproken. Volgens  de uiting is dit “een zeer snelle opiaat ontgifting (…) met name geschikt voor mensen die extreem bang zijn voor het afkickproces”. In de uiting staat dat alle patiënten na de zes uur durende behandeling onder narcose bij verweerder “opiaat­vrij, dus lichamelijk clean” zijn. Naar het oordeel van de voorzitter dienen deze mededelingen in enige mate als een aanprij­zing van de diensten van verweerder te worden beschouwd, en is derhalve geen sprake van mededelingen die geen enkel aanprijzend element zouden bevat­ten. De voorzitter verwerpt op grond hiervan het verweer dat geen sprake is van reclame.

De voorzitter begrijpt dat hetgeen verweerder als verweer heeft aange­voerd uitsluitend dien­de ter onderbouwing van haar stelling dat geen sprake is van reclame. Nu deze stelling geen doel treft, acht de voor­zitter het aangewezen om verweerder op de hierna te bepalen wijze in de gelegenheid te stellen alsnog in­hou­­delijk op de klacht te reageren.

 

De beslissing van de voorzitter
 (tussenbeslissing van 9 november 2012)

 

De voorzitter stelt verweerder in de gelegenheid binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing inhoudelijk op de klacht te reageren.

De voorzitter houdt iedere verdere beslissing aan.

 

[Eindbeslissing van 18 december 2012:]

 

Het inhoudelijke verweer

 

De voorzitter vat dit als volgt samen.

 

Verweerder is een professionele organisatie die is erkend door de Nederlandse Zorgauto­ri­teit (NZA) volgens de Wet toelating zorginstellingen. Verweerder voldoet aan de kwaliteits­cer­tifice­ring volgens een HKZ-certificaat. Verweerder richt zich op de detoxificatie onder nar­cose van een zeer kleine groep mensen met een opiaatverslaving. De detoxificatie onder narcose (naast de rest van het hulpaanbod van verweerder) is een hulpmiddel voor ernstig langdurige en chronisch verslaafden die fobisch zijn geworden voor het afkicken en toch niet langer verslaafd wensen te zijn. In zijn algemeenheid is algehele narcose bij verslaafden niet te adviseren. Bij een specifieke groep verslaafden heeft de narcose echter een erkende meerwaarde. Dit is de groep waar verweerder zich op richt. Verweerder heeft een strenge selectieprocedure. Van de cliënten die zich bij verweerder aanmelden om clean te worden, ondergaat ongeveer een kwart de detoxificatie onder narcose. De lichamelijke effecten wor­den gecontroleerd, gemonitord en eventueel opgeheven onder de zes uur durende narcose. Bij snelle detoxificatie zonder narcose krijgen mensen 15 mg naltrexon, waar ze erg ziek van worden en waardoor ze forse klachten krijgen. Verweerder biedt een unieke kleinschalige mo­gelijkheid voor de ernstig chronisch aan opiaten verslaafde patiënten die de afgelopen jaren verder is verfijnd door haar anesthesiologen. Verweerder heeft sinds 2006 een AWBZ er­ken­ning om de detoxificatie onder narcose aan te bieden. Haar methode is goedkoper dan een gemiddelde detox-opname in een verslavingskliniek. Het succespercentage van afkicken onder narcose ligt vele malen hoger dan dat van andere instellingen voor gezondheidszorg. Dit is al aangetoond in het EDOCRA-onder­zoek. In dat onderzoek vergeleek men de metho­de met en zonder narcose, en nam men alle patiënten klinisch op gedurende de gehele pe­riode. Daardoor gaf de narcose een toege­voeg­de kosteninefficiëntie. Verweerder neemt cliënten slechts 24 uur op. De stelling dat algehele anesthesie geen toegevoegde waarde heeft voor de cliënten waarop verweerder zich richt en aanzienlijk duurder is, is derhalve onjuist. De risico’s zijn dusdanig klein (<0,1%), dat ze niet ge­noemd hoeven te worden vol­gens het medicatie bijsluiter protocol. De stelling dat algehele anesthesie meer risico voor cliënten heeft, is derhalve eveneens onjuist. Het is niet de bedoeling van verweerder om door middel van de website mensen aan te trekken voor wie de behandeling niet is bedoeld. Voor zover dit al het geval zou zijn, worden deze mensen door de zeer zorgvuldige en uit­ge­breide se­lectieprocedure tijdig onderschept. Onjuist is derhalve de stelling dat een potentiële cliënt op grond van de informatie op de website tot een besluit over een trans­actie kan wor­den gebracht dat hij anders niet zou hebben genomen.

 

De verdere beoordeling

 

De voorzitter stelt voorop dat uit de uiting blijkt dat verweerder zich op een specifieke doel­groep richt, te weten “mensen die extreem bang zijn voor het afkickproces” en die door mid­del van narcose “een zeer snelle opiaat ontgifting” willen bewerkstelligen teneinde na de zes uur durende behandeling onder narcose bij verweerder lichamelijk “clean” te zijn.

 

Klager stelt dat verweerder in de bestreden uiting verzuimt te melden dat op 15 janua­ri 2004 onder de titel “Afkicken onder narcose” een bericht is gepubliceerd in verband met het door de overheid ge­financierde “EDOCRA-project”, waaruit blijkt dat algehele anes­thesie bij het af­kicken van verslaving geen toe­gevoegde waarde heeft, bovendien aanzienlijk duur­der is en risico’s heeft voor pa­tiënten. Voorts is volgens klager verzuimd te melden dat geen sprake is van een evidence-based effectieve of efficiënte interventie. De voorzitter begrijpt dat volgens klager sprake is van een omis­sie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Neder­landse Reclame Code, te weten het ontbreken van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen.  

 

Op grond van hetgeen verweerder heeft aangevoerd, dient in de eerste plaats te worden beoor­deeld of de gevolgtrekkingen die klager verbindt aan het EDOCRA-project juist en on­verkort op de dienst­verlening van verweerder van toepassing zijn. Verweerder heeft im­mers gemoti­veerd betwist dat dit het geval is en stelt dat uit het EDOCRA-project juist blijkt dat het suc­ces­percentage van afkicken onder narcose vele malen hoger is dan dat van andere in­stellin­gen voor gezondheidszorg. Voorts betwist verweerder dat uit het project zou blijken dat de kosten van afkicken onder narcose altijd hoger zijn dan andere methoden van af­kicken. Vol­gens verweerder zijn in het EDOCRA-onderzoek alle patiënten klinisch op­geno­men ge­duren­de de gehele periode van het onderzoek, terwijl zij cliënten slechts 24 uur opneemt.

 

De voorzitter kan niet beschikken over een rapport met betrekking tot het EDOCRA-project, zodat niet kan worden beoordeeld of – in afwijking overigens van hetgeen blijkt uit de door klager over­gelegde productie met de aanhef “Afkicken onder narcose” – de door verweerder aangebo­den methode van afkicken onder narcose effectiever is dan afkicken zonder narcose. Deze kwestie kan verder in het midden blijven. Verweerder verwijst in haar uiting immers niet naar de effectiviteit van haar methode ten opzichte van andere methodes. Ook overigens brengt het feit dat verweerder in de uiting niet toelicht of en in hoeverre haar me­thode “toege­voegde waarde” heeft, niet mee dat sprake is van het ontbreken van essentiële informatie. Ver­weerder richt zich bovendien op een specifieke doelgroep die kennelijk bewust (van­wege angst voor het afkicken) wenst te kiezen voor afkicken onder narcose, ongeacht de vraag of er andere, mogelijk effectievere en goedkopere, methoden van afkicken zijn.

 

Met betrekking tot het aan de behandeling door verweerder verbonden risico, heeft ver­weer­der gemo­ti­veerd gesteld dat dit risico kleiner is dan 0,1%. Als gevolg daarvan hoeft dit risico volgens verweerder niet ge­noemd te worden als bijwerking vol­gens het medicatie bijsluiter protocol. De voorzitter acht aldus voldoende aannemelijk geworden dat er sprake is van een zeer klein risico. Niet valt in te zien dat de specifieke doel­groep waarop de uiting is gericht (men­sen die extreem bang zijn voor het afkickproces) door het ontbreken van in­for­matie over dit zeer kleine risico een besluit over een transactie zal nemen waarvan anders zou zijn afge­zien. Naar het oordeel van de voorzitter ligt het voor de hand dat deze doelgroep aan het zeer kleine risico zal voorbijgaan teneinde “extreme” angst voor het afkicken te vermijden. Het feit dat dit risico niet in de bestreden uiting wordt genoemd, kan daarom niet tot het oordeel leiden dat spra­ke is van het ont­bre­ken van essentiële infor­matie. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

 

De beslissing van de voorzitter
 

 

De voorzitter wijst de klacht af.

 

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken