De bestreden uiting
Het betreft een uiting van “Rijksoverheid” in NRC Handelsblad van 29 december 2020. Daarin staat onder de aanhef “Zo werkt het eerste coronavaccin” onder meer:
“Vorige week is het vaccin van BioNTech/Pfizer als eerste coronavaccin goedgekeurd voor de Europese Unie. Vaccineren is de belangrijkste stap naar een leven zonder coronaregels. Op 8 januari begint het vaccineren. We mogen dus onze mouwen opstropen.
Hoe werkt het vaccin
(…)
Voor wie
(…)
Vrijwillig
Vaccineren is gratis en vrijwillig; het is je eigen keuze. Maar hoe meer mensen zich laten vaccineren, hoe beter we kunnen voorkomen dat het coronavirus zich verder verspreidt. Zo beschermen we de meest kwetsbaren, verminderen we de druk op de zorg en krijgen we stapje voor stapje meer vrijheid terug.
Het is begrijpelijk als je vragen hebt.
Antwoorden vind je op coronavaccinatie.nl of bel naar 0800-1351
alleen samen krijgen we corona onder controle”.
Voornoemde aanhef “Zo werkt het eerste coronavaccin” staat tegen de achtergrond van een foto van een man in een witte jas, die in de camera kijkt.
De klacht
De klacht wordt als volgt samengevat.
In de onderhavige uiting maakt de Rijksoverheid paginagroot reclame voor (het nemen van) het BioNTech/Pfizer-vaccin. Tegen deze reclame heeft klager de volgende bezwaren:
a.
Onder het kopje vrijwillig staat onder meer: “Maar hoe meer mensen zich laten vaccineren, hoe beter we kunnen voorkomen dat het coronavirus zich verder verspreidt”. Deze uitspraak acht klager in strijd met de waarheid als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en misleidend en daardoor in strijd met artikel 7 NRC. Hij voert hiertoe het volgende aan.
Voor het betreffende vaccin heeft de producent niet onderzocht of het de keten van transmissie kan doorbreken. De Rijksoverheid onderschrijft dit feit op https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-vaccinatie/vraag-en-antwoord/is-
coronavaccinatie-veilig-en-betrouwbaar. Hier staat: “Op dit moment weten we nog niet of u anderen kunt besmetten als u bent gevaccineerd”. Ook het College ter Beoordeling van
Geneesmiddelen (hierna: “CBG”) beantwoordt de vraag “Voorkomt het vaccin besmetting?” met “Dat moet nog verder onderzocht worden”. Klager verwijst naar vraag 11 op https://www.cbg-meb.nl/documenten/vragen-en-antwoorden/coronavaccin-biontech-pfizer.
De indruk wordt gewekt dat de burger het onderhavige vaccin zou moeten nemen om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. Zelfs wordt gesteld dat het nemen van dit vaccin indirect de meest kwetsbaren zou beschermen: “Zo beschermen we de meest kwetsbaren, verminderen we de druk op de zorg en krijgen we stapje voor stapje meer vrijheid terug”. Dit morele argument is misleidend, aldus klager, omdat het op de eerder genoemde onwaarheid berust.
b.
Zowel in laatstgenoemde zin “Zo beschermen we de meest kwetsbaren, verminderen we de druk op de zorg en krijgen we stapje voor stapje meer vrijheid terug” als in de zin in de eerste alinea van de uiting “Vaccineren is de belangrijkste stap naar een leven zonder coronaregels” wordt geappelleerd aan gevoelens van angst als bedoeld in artikel 6 NRC, in dit geval de angst om langdurig burgerlijke vrijheden te verliezen.
c.
Op de website van het CBG staat dat het vaccin onder voorwaarden is goedgekeurd, omdat het onderzoek naar de werking nog niet is afgerond. Deze experimentele status zou de overheid moeten motiveren extra zorgvuldig te communiceren en ook de richtlijnen van de Code Publieksreclame voor Geneesmiddelen (CPG) 2019 te respecteren. De uiting is in elk geval in strijd met de artikelen 7, 9 en 17 CPG, aldus klager. In dit verband stelt hij dat “de indirecte aanbeveling door een ‘wetenschapsbeoefenaar’ op de foto” in strijd is met artikel 17 CPG.
De secretariaatsafdoening van SRC
Het secretariaat van SRC heeft klager meegedeeld dat de klacht niet kan slagen en heeft daartoe -samengevat- het volgende overwogen.
Voor zover in de klacht gesteld wordt dat er sprake is van misleiding, kan deze niet slagen, reeds omdat de uiting niet kan leiden tot verstoring van het economische gedrag van de gemiddelde consument.
Vervolgens heeft het secretariaat, voor zover hier van belang, het volgende opgemerkt:
“In de uiting wordt in de eerste plaats uiteengezet hoe het coronavaccin van BioNTech/Pfizer werkt. Tegen dit onderdeel van de uiting is geen klacht gericht. Hetzelfde geldt voor de tekst: “Met de goedkeuring van het vaccin door het Europees Geneesmiddelen Agentschap (EMA) en het Nederlandse College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is bevestigd dat het vaccin voor 95% effectief is bij mensen vanaf zestien jaar. Dit betekent dat van de honderd mensen die zonder vaccin corona zouden krijgen, er na vaccinatie nog maar vijf mensen corona krijgen.” Op grond hiervan kunnen de daaropvolgende mededelingen niet in strijd met de waarheid worden geacht. Het door middel van vaccinaties terugdringen van het aantal coronapatiënten rechtvaardigt immers de stelling dat hoe meer mensen zich laten vaccineren, hoe beter kan worden voorkomen dat het coronavirus zich verder verspreidt. Hetzelfde geldt voor de mededeling dat vaccineren de belangrijkste stap is naar een leven zonder coronaregels. In geen geval kan worden geoordeeld dat deze mededelingen evident onwaar zijn, zoals is vereist op grond van artikel 2 NRC. Evenmin is de uiting in strijd met de in de klacht genoemde bepalingen van de Code Publieksreclame voor Geneesmiddelen (CPG) 2019. Deze code is niet van toepassing, nu sprake is van “informatie betreffende de gezondheid of ziekte bij de mens””.
Het bezwaar tegen de secretariaatsafdoening
Klager heeft -samengevat- het volgende naar voren gebracht.
i.
De kern van de klacht betreft de onwaarheid in de mededeling “Maar hoe meer mensen zich laten vaccineren, hoe beter we kunnen voorkomen dat het coronavirus zich verder verspreidt”. In de secretariaatsafwijzing staat:
“Het door middel van vaccinaties terugdringen van het aantal coronapatiënten rechtvaardigt immers de stelling dat hoe meer mensen zich laten vaccineren, hoe beter voorkomen kan worden dat het coronavirus zich verder verspreidt”. Deze redenatie is onjuist, aldus klager. Het is namelijk niet onderzocht of een gevaccineerd persoon anderen nog kan besmetten. Zelfs is het mogelijk dat gevaccineerde personen anderen juist vaker zullen besmetten, omdat de ziekteverschijnselen onderdrukt worden, terwijl men wel asymptomatisch besmettelijk is. Dan verspreidt het coronavirus zich juist wel verder. Voor aanvullende onderbouwing verwijst klager via een link naar de Download “COVID-19 Catshuis briefing 6 dec 2020 Vaccinatie extra”. In dit document staat: “Op dit moment is nog niet bekend of de vaccins alleen beschermen tegen de ziekte, en zo ja welke manifestatie van ziekte, of ook tegen het overdragen van het virus”. Ook wordt gewaarschuwd voor het feit dat een vaccin dat alleen beschermt tegen ziekte de uitbraak kan doen laten toenemen, aldus klager.
ii.
In de secretariaatsafwijzing staat dat de uiting niet kan leiden tot verstoring van het economische gedrag van de gemiddelde consument, maar deze stelling is niet gemotiveerd.
iii.
Klager handhaaft zijn stelling dat zowel in de mededeling “Zo beschermen we de meest kwetsbaren, verminderen we de druk op de zorg en krijgen we stapje voor stapje meer vrijheid terug” als in de volzin “Vaccineren is de belangrijkste stap naar een leven zonder coronaregels” wordt geappelleerd aan gevoelens van angst als bedoeld in artikel 6 NRC. In de secretariaatsafwijzing is deze stelling verworpen omdat er geen sprake zou zijn van strijd met de waarheid, maar klager beroept zich niet op strijd met de waarheid.
iv.
In de secretariaatsafwijzing staat dat de CPG 2019 niet van toepassing is, omdat sprake is van “informatie betreffende de gezondheid of ziekte bij de mens”. De bestreden advertentie is echter specifiek gewijd aan (het promoten van) het eerste coronavaccin, het vaccin van BioNTech/Pfizer. Hiermee is er sprake van publieksreclame voor een specifiek geneesmiddel. Daardoor valt de uiting wel degelijk onder de CPG 2019.
E-mail van 8 februari 2021 van Keuringsraad KOAG/KAG
De Keuringsraad heeft -samengevat- het volgende meegedeeld.
De CPG is niet van toepassing op de bestreden uiting, omdat er naar de mening van de Keuringsraad geen sprake is van publieksreclame. In de bewuste uiting wordt informatie gegeven over het eerste vaccin; uitgelegd wordt hoe het werkt en voor wie het bestemd is.
Het verweer
In zijn reactie op de klacht, heeft VWS -samengevat- onder meer het volgende meegedeeld.
De bestreden uiting is geen reclame in de zin van artikel 1 NRC. De uiting prijst namelijk geen product of denkbeeld aan, maar is informatief van aard. Het publiek wordt voorgelicht over de vaccinaties tegen het coronavirus.
Klager beroept zich op de artikelen 7, 9 en 17 CPG. Naar aanleiding daarvan wijst VWS op de beslissing van 12 januari 2021 van het secretariaat van SRC over de onderhavige advertentie. Geoordeeld werd dat de CPG niet van toepassing is, omdat deze advertentie ziet op informatie betreffende gezondheid of ziekte bij de mens als bedoeld in artikel 2 CPG.
Voor zover de Commissie mocht oordelen dat er wel sprake is van reclame, is er geen sprake van strijd met de waarheid als bedoeld in artikel 2 NRC, noch van strijd met de artikelen 6 en/of 7 NRC, om de volgende redenen.
De advertentie bevat geen onwaarheden als bedoeld in artikel 2 NRC. Klager heeft zijn desbetreffende stelling ook niet onderbouwd.
In de advertentie worden onder andere de werking van het vaccin en de positieve effecten van een hoge vaccinatiegraad toegelicht. Het waarschuwen voor de gevaren van het coronavirus en het wijzen op de coronamaatregelen zijn mede gericht op het voorkomen van onnodige vreesachtigheid en leiden niet tot het oordeel dat zonder te rechtvaardigen redenen wordt geappelleerd aan de gevoelens van angst als bedoeld in artikel 6 NRC. Dit staat ook in de beslissing van 12 januari 2021 van de voorzitter van de Commissie met het kenmerk dVaF 2021/00011.
Ten slotte is er geen sprake van een wezenlijk (kunnen) verstoren van het economische gedrag van de gemiddelde consument als bedoeld in artikel 7 NRC. Niet alleen worden burgers door middel van de campagne waar de advertentie onderdeel van is zodanig voorgelicht dat zij juist een beter geïnformeerd besluit kunnen nemen, maar bovendien is vaccineren voor burgers gratis. Een transactie als bedoeld in artikel 7 NRC is daarom niet aan de orde.
De mondelinge behandeling
Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht. Op die toelichting zal worden teruggekomen in het oordeel.
Het oordeel van de Commissie
1.
Gelet op het gevoerde verweer dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de bestreden uiting moet worden aangemerkt als reclame als bedoeld in artikel 1 NRC. De Commissie beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende. De uiting houdt een openbare aanprijzing in, door een adverteerder (VWS), van het denkbeeld dat men er goed aan doet zich te laten vaccineren tegen het coronavirus. “Vaccineren” wordt namelijk aangemerkt als “de belangrijkste stap naar een leven zonder coronaregels”. In dat verband wordt gezegd: “Op 8 januari begint het vaccineren. We mogen dus onze mouwen opstropen”. Deze tekst heeft een wervend karakter. Dat geldt ook voor de tekst onder het kopje “Vrijwillig”:
“Vaccineren is gratis en vrijwillig; het is je eigen keuze. Maar hoe meer mensen zich laten vaccineren, hoe beter we kunnen voorkomen dat het coronavirus zich verder verspreidt. Zo beschermen we de meest kwetsbaren, verminderen we de druk op de zorg en krijgen we stapje voor stapje meer vrijheid terug”. Van puur informatieve aard, zoals door VWS gesteld, is de bestreden uiting dus niet.
2.
Over de inhoud van de klacht oordeelt de Commissie, aan de hand van de punten i tot en met iv van klagers bezwaar tegen de secretariaatsafwijzing, als volgt.
3.
Ad i.
Klager vindt de mededeling “Maar hoe meer mensen zich laten vaccineren, hoe beter we kunnen voorkomen dat het coronavirus zich verder verspreidt” in strijd met de waarheid, en voert daartoe onder verwijzing naar onder meer de “COVID-19 Catshuis briefing 6 dec 2020 Vaccinatie extra” aan dat niet is onderzocht of een gevaccineerd persoon anderen nog kan besmetten en dat gevaccineerde personen anderen mogelijk juist vaker zullen besmetten, omdat de ziekteverschijnselen onderdrukt worden, terwijl men wel asymptomatisch besmettelijk is.
Ter zitting heeft VWS voldoende aannemelijk gemaakt dat vaccinatie met zich brengt dat de kans kleiner wordt dat mensen door hoesten en niezen worden besmet en dat door zogenaamde “groepsbescherming” ook niet-gevaccineerden beter beschermd zullen zijn tegen het virus. De Commissie constateert dat uit de volzin “Maar hoe meer mensen zich laten vaccineren, hoe beter we kunnen voorkomen dat het coronavirus zich verder verspreidt” niet direct valt op te maken op welke (mate van) bescherming VWS hier precies doelt, maar op basis van het voorgaande ziet zij onvoldoende aanleiding om te oordelen dat deze mededeling in strijd is met de waarheid of anderszins in strijd is met de NRC.
4.
De Commissie deelt het standpunt, neergelegd in de secretariaatsafdoening, dat de bestreden uiting niet kan leiden tot wezenlijke verstoring van het economische gedrag van de gemiddelde consument als bedoeld in artikel 7 NRC. Zij overweegt daartoe het volgende. In de toelichting bij artikel 7 NRC staat voor zover hier van belang:
“Het economische gedrag van consumenten wezenlijk verstoren betekent reclame gebruiken om het vermogen van de consument om een geïnformeerd besluit te nemen merkbaar te beperken, waardoor de consument tot een transactie besluit waartoe hij anders niet had besloten.
(…)
Besluit over een transactie betekent een door een consument genomen besluit over de vraag of, en, zo ja, hoe en op welke voorwaarden hij een product koopt, geheel of gedeeltelijk betaalt, behoudt of van de hand doet, of een contractueel recht uitoefent in verband met het product, ongeacht of de consument wel of niet tot handelen overgaat”.
Van een besluit over een transactie als bovenbedoeld is bij het zich (vrijwillig) gratis laten vaccineren geen sprake, ook niet voor zover -zoals ter zitting door klager gesteld- bij een hoge vaccinatiebereidheid meer vaccins moeten worden ingekocht, met behulp van door burgers betaalde belasting.
5.
Ad iii.
De wijze waarop in de bestreden volzinnen wordt gewezen op het -door vaccineren- geleidelijk aan terugkrijgen van meer vrijheid respectievelijk niet meer gelden van coronaregels biedt geen, althans niet voldoende grondslag voor het oordeel dat hier zonder te rechtvaardigen redenen wordt geappelleerd aan gevoelens van angst als bedoeld in artikel 6 NRC.
6.
Ad iv.
De Commissie deelt niet het standpunt van klager dat de bestreden uiting “specifiek gewijd is aan (het promoten van) het eerste coronavaccin, het vaccin van BioNTech/Pfizer”. Naar haar oordeel is de in bestreden uiting vervatte aanprijzing beperkt tot bovenbedoeld denkbeeld, dat men er goed aan doet zich te laten vaccineren tegen het coronavirus. In het kader van deze aanprijzing wordt informatie gegeven over de werking van het met name genoemde ”eerste coronavaccin”, te weten het vaccin van BionTech/Pfizer en wordt alvast gewezen op het aankomend advies van het EMA over een ander vaccin, namelijk dat van Moderna, en de te starten vaccinaties na goedkeuring van dit laatste vaccin.
Gelet op het bovenstaande is er geen sprake van publieksreclame voor een geneesmiddel als bedoeld in de CPG, waardoor deze code in dit geval niet van toepassing is.
7.
Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.
De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.