Het College van Beroep [12 oktober 2021]
De bestreden uiting, de inleidende klacht en de beslissing van de Commissie
De klacht is gericht tegen een uiting van Pfizer in de ANWB Kampioen. Daarin staat onder de aanhef “Wandelaars weten alles van verrassingen” de volgende tekst:
“Laat je daarom niet verrassen door teken & TBE
Goed voorbereid de natuur in? Voorkom vervelende verrassingen zoals een tekenbeet. Die kan vervelende gevolgen hebben zoals de ziekte van Lyme. Maar een teek kan ook het TBE-virus bij zich dragen dat hersenvliesontsteking veroorzaakt. Bescherm jezelf tegen TBE en draag in bossen en natuurgebieden lange kleding en gebruik een insectenwerend middel met DEET. Vaccinatie kan helpen om TBE te voorkomen. Informeer naar de mogelijkheden bij jouw huisarts, GGD of apotheker.”
Onderaan de uiting staat:
“Loop jij risico? Kijk op meerwetenovertbe.nl” met daarnaast het logo van Pfizer.
De klacht luidt dat in de uiting verboden reclame wordt gemaakt voor vaccinatie. Duidelijk is dat men bijvoorbeeld bij een bezoek aan de huisarts zal vragen naar een Pfizer vaccin, gezien het logo van Pfizer.
De Commissie heeft de klacht aldus opgevat dat appellant de uiting in strijd acht met het verbod op publieksreclame voor receptgeneesmiddelen in artikel 85 onder a Geneesmiddelenwet en in artikel 3 onder a van de Code Publieksreclame voor Geneesmiddelen (CPG). De Commissie heeft overwogen dat men in de uiting wordt gewaarschuwd voor de mogelijk vervelende gevolgen van een tekenbeet, zoals de ziekte van Lyme en door het TBE-virus veroorzaakte hersenvliesontsteking. In dit verband wordt de lezer in het bijzonder aangespoord om zich tegen het TBE-virus te beschermen, ten eerste door in bossen en natuurgebieden lange kleding te dragen en een insectenwerend middel met DEET te gebruiken, maar vervolgens ook door zich te laten vaccineren. Nu men in de uiting wordt aangespoord om zich voor wat betreft vaccinatie ter voorkoming van TBE te laten informeren bij huisarts, GGD of apotheker en daaronder het logo van Pfizer is opgenomen, terwijl Pfizer een TBE-vaccin levert, is er volgens de Commissie sprake van een vorm van beïnvloeding met het kennelijke doel het voorschrijven, ter hand stellen of gebruiken van een geneesmiddel te bevorderen, dan wel het geven van de opdracht daartoe. Hierdoor gaat het om reclame als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder xx van de Geneesmiddelenwet. Aannemelijk is dat de lezer van de uiting, die zich naar aanleiding hiervan nader laat informeren, bij de huisarts, GGD of apotheker zal vragen naar een vaccin van Pfizer. Het verweer dat de CPG in dit geval niet van toepassing is, gelet op het bepaalde in artikel 2 CPG, kan niet slagen, aangezien de uiting niet beperkt is tot informatie betreffende gezondheid of ziekte bij de mens. Omdat het in dit geval gaat om een geneesmiddel dat uitsluitend op recept ter hand mag worden gesteld, is artikel 85 van de Geneesmiddelenwet en derhalve artikel 2 NRC overtreden. Bovendien is de uiting in strijd met artikel 3 onder a CPG.
De grieven
Deze komen in de kern erop neer dat de Commissie de uiting ten onterechte in strijd heeft geacht met artikel 2 NRC en artikel 3 onder a CPG, althans dit onvoldoende heeft gemotiveerd. De afzonderlijke grieven worden als volgt weergegeven.
Grief 1
De Commissie maakt een onjuiste koppeling tussen de verschillende elementen in de uiting. De Commissie stelt dat men in de uiting wordt gewaarschuwd voor de vervelende gevolgen van een tekenbeet, zoals de ziekte van Lyme en door het TBE-virus veroorzaakte hersenvliesontsteking. Vervolgens stelt de Commissie dat de lezer wordt aangespoord om zich tegen het TBE-virus te beschermen, ten eerste door lange kleding te dragen en een insectenwerend middel met DEET te gebruiken, maar ook door zich te laten vaccineren. Daarna koppelt de Commissie de volledige tweede helft van de uiting aan de mogelijkheid tot vaccinatie. Dat is onjuist. Het element “Loop jij risico? Kijk op meerwetenovertbe.n/” en de vermelding van Pfizer als afzender van de uiting zijn losgekoppeld van de tekst erboven. Deze elementen hebben derhalve niet alleen of in het bijzonder betrekking op de mogelijkheid van vaccinatie. De enige tekst in de uiting die betrekking heeft op de mogelijkheid van vaccinatie is: “Vaccinatie kan helpen om TBE te voorkomen. Informeer naar de mogelijkheden bij jouw huisarts, GGD of apotheker.” Dit is slechts een klein onderdeel van de uiting als geheel. Niet gezegd kan worden dat, gelet op de totaliteit van de uiting, deze een verkoopbevorderend doel of aanprijzend karakter heeft.
Grief 2
Onduidelijk is waar de Commissie het kennelijk verkoopbevorderend doel van de uiting uit afleidt. Men wordt daarin niet aangespoord om zich te laten vaccineren. Uit het toepasselijke juridische kader blijkt dat het feit dat in een uiting gericht op het publiek in het kader van een aandoening de mogelijkheid van het gebruik van een receptgeneesmiddel wordt genoemd, nog niet maakt dat sprake is van reclame voor een receptgeneesmiddel. Dit geldt ook indien de uiting afkomstig is van een geneesmiddelenfabrikant die voor de betreffende aandoening een receptgeneesmiddel op de markt brengt. Daarvoor zijn aanprijzende elementen nodig, zoals superlatieven, adjectieven, winacties, claims en eenzijdige, ongebalanceerde informatie. Die bevat de uiting niet. Dat in de uiting het type geneesmiddel wordt genoemd waarover huisarts, GGD of apotheker meer informatie kan verschaffen – te weten een vaccin – is nuttige informatie in het belang van de volksgezondheid. Voorkomen moet worden dat het publiek denkt dat het voor TBE nut heeft zich pas na een tekenbeet tot een arts te wenden. Ook het feit dat TBE een relatief onbekende aandoening is met mogelijk ernstige gevolgen, dient mee te spelen in de afweging hoe proactief hierover gecommuniceerd mag worden zonder aan te lopen tegen het verbod op het maken van publieksreclame voor receptgeneesmiddelen. Ten slotte geldt dat de aansporing om zich nader te laten informeren, niet verder reikt dan dat. De drie instanties waar Pfizer naar verwijst, huisarts, GGD en apotheker, kunnen de lezer meer informatie verschaffen over het vaccin. Deze informatie verschaft Pfizer (bewust) niet. Het is overigens ook niet zo dat de lezer het vaccin bij al deze instanties onmiddellijk toegediend kan krijgen.
Grief 3
De Commissie redeneert op basis van een onterecht causaal verband door een mogelijk gevolg tot uitgangspunt te nemen, namelijk dat de lezer naar aanleiding van de uiting bij huisarts, GGD of apotheker zal vragen naar een vaccin van Pfizer, en trekt hieruit de conclusie dat de uiting dus reclame betreft. Dat is onjuist. Het aanprijzend karakter van de uiting moet blijken uit de uiting zelf, niet uit een mogelijk gevolg dat ook een andere oorzaak kan hebben.
Grief 4
Uit het voorgaande volgt dat het oordeel van de Commissie dat de uiting niet onder artikel 2 CPG valt, onjuist is. De uiting is wel degelijk beperkt tot informatie over gezondheid en ziekte bij de mens en de (gebalanceerd, genuanceerd en niet aanprijzend gebrachte) mogelijkheden deze aandoeningen te voorkomen. Voor zover niet enkel sprake is van informatie maar tevens van reclame, gaat het om reclame voor het denkbeeld dat men er goed aan doet zich te beschermen tegen de risico’s van tekenbeten, en mogelijk om bedrijfsreclame voor Pfizer. In ieder geval is geen sprake van reclame voor een specifiek receptgeneesmiddel. Daaruit volgt dat het oordeel van de Commissie dat de uiting in strijd is met artikel 85 Geneesmiddelenwet en daarmee met artikel 2 NRC en artikel 3 onder a CPG, onjuist is.
Grief 5
Het oordeel van de Commissie is onbegrijpelijk en leidt tot rechtsonzekerheid. De Commissie kan, wanneer zij een klacht gegrond verklaart, de maatregel opleggen ‘niet meer op dergelijke wijze reclame te maken’. Het is Pfizer echter niet duidelijk wat met ‘dergelijke wijze’ wordt bedoeld. De overtreding kan noch gelegen zijn in de opmerking dat meer informatie ingewonnen kan worden bij huisarts, GGD of apotheker, noch in de vermelding van vaccinatie als een van de mogelijkheden waarmee men zich kan beschermen tegen het TBE-virus, noch in haar eigen naam als afzender van de uiting, noch in de combinatie van deze elementen die enkel beogen om op genuanceerde, volledige en transparante wijze aandacht te vragen voor de risico’s van tekenbeten en besmetting met het TBE-virus en de mogelijkheden zich daartegen te beschermen. Wanneer geoordeeld zou worden dat deze elementen, afzonderlijk of in combinatie, leiden tot overtreding van het verbod op het maken van publieksreclame, legt dat een bom onder talloze publieksmaterialen die door geneesmiddelenfabrikanten zorgvuldig tot stand zijn gebracht met inachtneming van de regelgeving en jurisprudentie over het onderscheid tussen reclame en informatie en de voorwaarden die gelden voor publieksinformatie over receptgeneesmiddelen. Zeker in het geval van vaccins, waarbij er nog geen patiënten zijn die zelf op zoek gaan naar informatie maar enkel risicogroepen waarvan de leden zich er wellicht niet bewust van zijn dat zij risico lopen, is een terughoudendheid niet in het belang van de volksgezondheid. Dan zou aan de risicogroep belangrijke gezondheidsinformatie worden onthouden. In dit kader moet voor ogen worden gehouden dat het verbod op het maken van publieksreclame voor receptgeneesmiddelen is bedoeld als voortzetting van de bescherming van de consument/patiënt tegen het gebruik van geneesmiddelen waarvan het niet wenselijk wordt geacht dat deze zonder tussenkomst van een arts worden gebruikt. Het reclameverbod is bedoeld om de consument te beschermen tegen uitingen die deze vanwege zijn gebrek aan medisch inhoudelijke kennis niet goed kan beoordelen (zoals wervende claims en ongebalanceerde informatie). Het reclameverbod is niet bedoeld om de consument af te schermen van informatie over het bestaan van geneesmiddelen, ook niet wanneer deze proactief wordt verschaft. Het is in het belang van de volksgezondheid dat het reclameverbod niet dusdanig restrictief wordt toegepast dat het een genuanceerde, gebalanceerde, transparante, proactieve communicatie van geneesmiddelenfabrikanten richting het publiek in de weg staat.
Samenvatting van het antwoord in appel
Dit strekt tot bevestiging van de bestreden beslissing. Op hetgeen geïntimeerde stelt, zal hierna, voor zoveel nodig, worden ingegaan.
De mondelinge behandeling
Pfizer heeft haar standpunt mondeling doen toelichten. Op hetgeen tijdens de zitting is verklaard, zal hierna, voor zoveel nodig, worden ingegaan.
Het oordeel van het College
1. De stelling van Pfizer dat de uiting geen enkel aanprijzend element bevat, wordt verworpen. De uiting bevat in ieder geval een aanprijzing van het denkbeeld dat men er goed aan doet zich te beschermen tegen (de risico’s van) tekenbeten. Kern van het geschil is of in de uiting daarnaast in strijd met artikel 85 van de Geneesmiddelenwet publieksreclame wordt gemaakt voor een geneesmiddel dat uitsluitend op recept ter hand mag worden gesteld. In artikel 1 lid 1 onder xx van de Geneesmiddelenwet is “reclame” in de zin van deze wet gedefinieerd als: “elke vorm van beïnvloeding met het kennelijke doel het voorschrijven, ter hand stellen of gebruiken van een geneesmiddel te bevorderen, dan wel het geven van de opdracht daartoe”. Niet in geschil is dat een vaccin tegen het TBE-virus een geneesmiddel in de zin van de wet is. Volgens de Commissie wordt in de uiting in strijd met artikel 85 Geneesmiddelenwet een dergelijk vaccin aangeprezen. Pfizer heeft dit betwist. De tegen het oordeel van de Commissie gerichte grieven van Pfizer lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Het College oordeelt als volgt.
2. De uiting is in het bijzonder bedoeld voor wandelaars, zoals blijkt uit de aanhef “Wandelaars weten alles van verrassingen” in combinatie met de daarop volgende tekst “Laat je daarom niet verrassen door teken & TBE”. Hierna wordt gewezen op de mogelijk “vervelende gevolgen” van een tekenbeet. In verband daarmee wordt de inmiddels bekende ziekte van Lyme genoemd. Deze ziekte is in het geheel van de uiting verder van ondergeschikt belang. De uiting als geheel vestigt met name de aandacht op het TBE-virus dat blijkens de uiting hersenvliesontsteking veroorzaakt. De uiting roept vervolgens op om maatregelen te nemen tegen TBE (“Bescherm jezelf tegen TBE”), in de eerste plaats door bescherming via kleding en DEET. Hierna wordt gezegd: “Vaccinatie kan helpen TBE te voorkomen. Informeer naar de mogelijkheden bij jouw huisarts, GGD of apotheker”. Hieronder wordt gezegd “Loop jij risico? Kijk op meerwetenovertbe.nl” naast het woord/beeldmerk van Pfizer.
3. De strekking van de uiting is alarmerend. Er wordt voor een concreet gevaar met een ernstig ziektebeeld (hersenvliesontsteking) gewaarschuwd. Daarbij wordt vaccinatie uitdrukkelijk genoemd als het middel om TBE ná een tekenbeet te voorkomen. Het in aanmerking komende publiek zal de uiting zo begrijpen dat beschermende kleding en DEET een tekenbeet – en daardoor in feite ook besmetting met het TBE-virus – kunnen voorkomen, maar dat vaccinatie tegen het TBE-virus beschermt nadat men door een teek is gebeten. Het publiek zal vaccinatie daardoor als een belangrijke extra bescherming tegen het TBE-virus beschouwen. Het College acht het aannemelijk dat de lezer die tot de doelgroep van de uiting behoort en die deze leest, aanleiding zal zien zich tot een van de genoemde zorgverleners te wenden in verband met het TBE-virus waarop de uiting de aandacht vestigt. Dit is de bedoeling van de uiting. Pfizer stelt dat zij de consument wil informeren over een van de mogelijkheden waarmee men zich kan beschermen tegen de ernstige gevolgen van het TBE-virus. Pfizer stelt verder dat het feit dat zij als geneesmiddelenfabrikant bij de uiting ook een commercieel belang heeft, onvoldoende is om de uiting als reclame voor een geneesmiddel aan te merken, en dat de uiting ten aanzien van de vaccinatie slechts informerend van aard is.
4. De uiting gaat naar het oordeel van het College wezenlijk verder dan het enkele verstrekken van informatie over het TBE-virus en over de mogelijkheid van vaccinatie. In de tekst wordt immers een direct en opvallend verband gelegd tussen respectievelijk het gevaar in de vorm van besmetting met het TBE-virus dat men als wandelaar loopt, de vaccinatie als belangrijke bescherming tegen dit gevaar indien men, ondanks beschermende kleding en DEET, door een teek is gebeten én de specifiek genoemde zorgverleners bij wie men kan informeren naar “de mogelijkheden”. Daarbij slaat de verwijzing naar deze mogelijkheden onmiskenbaar terug op de direct daarvoor genoemde vaccinatie tegen het TBE-virus. Het College gaat ervan uit dat de lezer deze verwijzing ook aldus zal opvatten, te weten als een aansporing om bij de zorgverleners informatie over de vaccinatie te vragen. Het heeft ook weinig zin om bij een medische zorgverlener te informeren naar bepaalde kleding of DEET. De verwijzing naar de ‘mogelijkheden’ waarover de genoemde medische zorgverleners kunnen informeren, kan slechts de vaccinatie zelf betreffen.
5. Door de wijze waarop de mededelingen in de uiting tekstueel en contextueel op elkaar aansluiten, zullen deze door het publiek in onderling verband worden opgevat als een aansporing om, teneinde het risico op TBE te minimaliseren, actie te ondernemen in de vorm van vaccinatie via de genoemde zorgverleners. Dat hierbij niet met zoveel woorden wordt gezegd dat men zich via deze zorgverleners dient te laten vaccineren, doet niet af aan de constatering dat sprake is van aansporing tot het verkrijgen van een vaccinatie tegen het TBE-virus. Duidelijk is immers dat men zich met dat doel tot de genoemde zorgverleners dient te wenden. Het zal daarbij het in aanmerking komende publiek niet ontgaan dat hierbij wordt gezinspeeld op een door Pfizer gefabriceerd vaccin. Zij is de afzender van de uiting en de fabrikant van het TBE-vaccin FSME-Immun, een geneesmiddel dat uitsluitend op recept ter hand mag worden gesteld. Geïntimeerde stelt in beroep dat uitsluitend Pfizer een vaccin tegen TBE op de markt brengt. Pfizer heeft dit niet weersproken. Het College gaat daarom ervan uit dat er in Nederland geen andere vaccins tegen het TBE-virus worden gebruikt. Uitgaande hiervan zullen de medische zorgverleners die in de uiting worden genoemd, specifiek wijzen op vaccinatie met FSME-Immun indien men zich tegen TBE wil laten vaccineren.
6. De uiting bevat blijkens het voorgaande een duidelijke verwijzing naar een vaccin (“vaccinatie kan helpen om TBE voorkomen”), wijst op de voordelen daarvan (voorkomen van hersenvliesontsteking) en stuurt tot slot aan op vaccinatie via een medische zorgverlener waarbij men FSME-Immun van Pfizer toegediend krijgt. Dat onderaan de uiting wordt geattendeerd op een website waar men kan zien of men risico loopt, doet verder niet ter zake. De uiting informeert zelf over dit risico en spoort bovendien aan tot actie richting de genoemde zorgverleners.
7. Het op de hierboven omschreven wijze (buiten een rijkvaccinatieprogramma om) aansporen van het publiek zich tot een zorgverlener te wenden met het doel zich te laten vaccineren met een vaccin tegen het TBE-virus, waarmee volgens de uiting een ernstig ziektebeeld kan worden voorkomen, dient als een vorm van beïnvloeding te worden beschouwd met het kennelijke doel het voorschrijven, ter hand stellen of gebruiken van een geneesmiddel te bevorderen. In de uiting wordt in feite een vaccin (blijkens het voorgaande: FSME-Immun) aangeprezen ter preventie van het TBE-virus. Hieruit volgt dat de doelstelling die de uiting nastreeft niet is beperkt tot het verstrekken van feitelijke informatie, maar dat sprake is van reclame in de zin van de Geneesmiddelenwet, mede gelet op de zeer ruime opvatting van het begrip ‘reclame voor een geneesmiddel’ volgens het Hof van Justitie (vgl., HvJ 5 mei 2011, zaak C-316/09, ECLI:EU:C:2011:275, punt 27 e.v.).
8. Dit oordeel impliceert dat de grieven tegen het oordeel van de Commissie die erop neerkomen dat slechts sprake is van een informatiedoelstelling, geen doel treffen. De uiting is commercieel van aard en heeft een reclamedoelstelling. Aan de overige grieven, die zich richten tegen de motivering van de beslissing van de Commissie, wordt in zoverre tegemoet gekomen dat het College in het bovenstaande de gronden van het oordeel van de Commissie in enige mate heeft aangevuld teneinde te verduidelijken waarom de bestreden uiting in strijd is met de door de Commissie genoemde artikelen. Dit leidt evenwel niet tot vernietiging van de aangevallen beslissing. Anders dan Pfizer suggereert, belemmert deze beslissing haar ook niet in de mogelijkheden om, met inachtneming van hetgeen hierboven is vermeld, in het belang van de volksgezondheid informatie te verstrekken over TBE en over de mogelijkheden zich tegen het TBE-virus te beschermen. Dat, zoals geïntimeerde stelt, het risico op een TBE-infectie in Nederland klein is, staat aan het laatste niet in de weg en is ook overigens niet relevant voor de beslissing in deze zaak.
Het College beslist als volgt.
De beslissing van het College van Beroep
Het College bevestigt de bestreden beslissing met enige aanvulling van gronden.
[Hieronder volgt de beslissing waartegen beroep is ingesteld]
De Reclame Code Commissie [15 juli 2021]
De bestreden uiting
Het betreft een uiting van Pfizer in de ANWB Kampioen, nummer 4, april 2021. Daarin staat onder de aanhef “Wandelaars weten alles van verrassingen”:
“Laat je daarom niet verrassen door teken & TBE
Goed voorbereid de natuur in? Voorkom vervelende verrassingen zoals een tekenbeet. Die kan vervelende gevolgen hebben zoals de ziekte van Lyme. Maar een teek kan ook het TBE virus bij zich dragen dat hersenvliesontsteking veroorzaakt. Bescherm jezelf tegen TBE en draag in bossen en natuurgebieden lange kleding en gebruik een insectenwerend middel met DEET. Vaccinatie kan helpen om TBE te voorkomen. Informeer naar de mogelijkheden bij jouw huisarts, GGD of apotheker.”
Onderaan de uiting staat:
“Loop jij risico? Kijk op meerwetenovertbe.nl” met daarachter het logo van Pfizer.
De klacht
De klacht wordt als volgt samengevat.
Het is verboden dat een farmaceut reclame maakt voor of zich wervend uitlaat over -in dit geval- vaccinatie. Duidelijk is dat men bijvoorbeeld bij een bezoek aan de huisarts zal vragen naar een Pfizer vaccin, gezien het logo van Pfizer. Door klagers filmopdrachten voor de farmaceutische industrie weet hij dat nooit over medicatie mocht worden gerept.
Informatie Keuringsraad KOAG/KAG
De Keuringsraad KOAG/KAG heeft voor zover van belang het volgende over de bestreden uiting meegedeeld: “De uiting is niet ter preventieve toetsing aan de Keuringsraad voorgelegd en is niet van een toelatingsnummer voorzien. Deze uiting valt niet onder de competentie van de Keuringsraad. De Keuringsraad kijkt naar publieksreclame voor zelfzorgproducten (voedingssupplementen, medische hulpmiddelen en geneesmiddelen). Er is geen sprake van reclame voor een specifiek geneesmiddel en deze uiting zou niet aan de Keuringsraad dienen te worden voorgelegd.”
Het verweer
Het verweer wordt als volgt samengevat.
De bestreden uiting betreft informatie over de risico’s van tekenbeten en manieren om tekenbeten en besmetting met het TBE-virus te voorkomen. Voor zover sprake zou zijn van reclame, gaat het om reclame voor het denkbeeld dat men er goed aan doet zich te beschermen tegen tekenbeten en TBE. De inhoud van de uiting is juist en genuanceerd, met aandacht voor zowel de ziekte van Lyme als TBE en met aandacht voor verschillende manieren waarop men zich tegen een tekenbeet en TBE kan beschermen. Er wordt geen product genoemd en de uiting bevat geen
aanprijzende claims. Van overtreding van het verbod op publieksreclame voor receptgeneesmiddelen of strijd met enig ander onderdeel van de Nederlandse Reclame Code (NRC) is volgens Pfizer geen sprake. Teken kunnen ziektes bij zich dragen, die zij bij een beet kunnen overdragen op mensen.
De bekendste van deze ziektes is de ziekte van Lyme. Deze wordt veroorzaakt door een bacterie en kan gewrichtsklachten, huidklachten, zenuwklachten en hartklachten veroorzaken. De kans op besmetting met de ziekte van Lyme is sterk te verkleinen door het snel (zo mogelijk binnen 24 uur) verwijderen van de teek, omdat de bacterie niet direct wordt overgedragen. De ziekte van Lyme is te behandelen met antibiotica, maar hoe later dat gebeurt, hoe groter de kans op schade aan het lichaam.
Minder bekend is de ziekte TBE. TBE is een hersen(vlies)ontsteking, veroorzaakt door een
virus, het tekenencefalitisvirus (tick-borne encephalitis). Bij mensen die ziek worden van het TBE-virus verloopt de ziekte meestal in twee fasen. In de eerste fase lijken de klachten erg op griep. In de tweede fase kunnen de hersenen, hersenvliezen en het ruggenmerg ontstoken raken. Dan kunnen klachten ontstaan waarvoor ziekenhuisopname noodzakelijk is. In het ergste geval kan een patiënt aan TBE overlijden. Een deel van de patiënten houdt na de infectie neurologische restverschijnselen.
TBE is niet te bestrijden met antibiotica. Verder wordt de kans op besmetting niet navenant verkleind door het snel verwijderen van de teek, omdat het virus al snel na de beet wordt overgedragen. De meest effectieve manier om besmetting met het TBE-virus te voorkomen, is het voorkomen van een tekenbeet. De enige manier om besmetting met het TBE-virus te voorkomen voor het geval men toch een tekenbeet oploopt, is vaccinatie. Informatie over vaccinatie heeft naar zijn aard uitsluitend zin voorafgaand aan het oplopen van een ziekte, of in dit geval voorafgaand aan de tekenbeet.
Klager is kennelijk van mening dat de uiting in strijd is met het verbod op publieksreclame voor receptgeneesmiddelen zoals vervat in artikel 85 onder a Geneesmiddelenwet en artikel 3 onder a van de Code Publieksreclame voor Geneesmiddelen (CPG) en dat de uiting kwalificeert als reclame voor Pfizers TBE-vaccin, FSME-Immun, een receptgeneesmiddel. Dat is onjuist, aldus Pfizer. De uiting geeft namelijk informatie over de risico’s van tekenbeten en manieren om tekenbeten en besmetting met het TBE-virus te voorkomen, en valt daarmee gelet op artikel 2 CPG buiten het toepassingsbereik van de CPG.
Voor zover de Commissie mocht oordelen dat er naast informatie sprake is van reclame, gaat
het om reclame voor het denkbeeld dat men er goed aan doet zich te beschermen tegen tekenbeten en TBE. Deze reclame is niet in strijd met de NRC. Het benoemen van vaccinatie als één van de mogelijke manieren ter bescherming tegen TBE is informatie die wordt gegeven in het kader van dit denkbeeld. Er wordt geen geneesmiddel als bedoeld in artikel 1 onder b
Geneesmiddelenwet aangeprezen. Van overtreding van artikel 3 onder a van de CPG is daarom geen sprake. Klager verwijst naar de beslissingen van de Commissie in de dossiers 2021/00051/A/B en 2013/00214A.
In reactie op de stellingen van klager merkt Pfizer nog het volgende op.
Klager miskent het onderscheid tussen publieksreclame voor receptgeneesmiddelen
(productreclame) en andere vormen van communicatie, zoals informatie over aandoeningen en
reclame voor denkbeelden. In de uiting is sprake van informatie over de risico’s van tekenbeten en de verschillende manieren waarop tekenbeten en besmetting met het TBE-virus kunnen worden voorkomen. Voor wat betreft de risico’s van tekenbeten wordt zowel de ziekte van Lyme als TBE genoemd. Er worden verschillende manieren genoemd om tekenbeten te voorkomen (waarmee ook de ziekte van Lyme wordt voorkomen) en er worden verschillende manieren genoemd om TBE te voorkomen, namelijk het voorkomen van een tekenbeet en vaccinatie. Er wordt geen productnaam genoemd, de informatie wordt genuanceerd weergegeven (“Vaccinatie kan helpen om TBE te voorkomen”) en er is geen sprake van wervende productclaims. De uiting verwijst naar de website www.meerwetenovertbe.nl. Ook op deze website wordt op juiste, genuanceerde en gebalanceerde wijze informatie gegeven over teken, de ziekte van Lyme en TBE, waarbij vaccinatie (in algemene zin) wordt genoemd als één van de mogelijkheden ter bescherming tegen besmetting met het TBE-virus. Dat is toegestaan, aldus Pfizer.
Verder is Pfizer kenbaar als afzender van de uiting. Het enkele feit dat Pfizer een vaccin tegen TBE op de markt brengt, doet niet al haar uitingen over (onder andere) teken en/of TBE verkleuren tot productreclame. Pfizer kan zich voorstellen dat klager van zijn opdrachtgevers in de farmaceutische industrie heeft gehoord dat publieksreclame voor receptgeneesmiddelen niet is toegestaan. Dat is juist. Onjuist is echter om in het algemeen te stellen dat in filmopdrachten niet over medicatie mag worden gerept. Of dat is toegestaan, hangt onder andere af van de context en het beoogde publiek.
Pfizer concludeert dat de uiting niet in strijd is met de NRC.
Het oordeel van de Commissie
Evenals verweerder vat de Commissie de klacht op in die zin dat de bestreden uiting in strijd is met het verbod op publieksreclame voor receptgeneesmiddelen zoals vervat in artikel 85 onder a Geneesmiddelenwet en artikel 3 onder a van de Code Publieksreclame voor Geneesmiddelen (CPG). De Commissie oordeelt hierover als volgt.
In artikel 85 van de Geneesmiddelenwet staat voor zover hier van belang:
Publieksreclame is verboden voor geneesmiddelen die:
“uitsluitend op recept ter hand mogen worden gesteld: (..)”.
Publieksreclame” is in artikel 1 lid 1 onder ijij van de Geneesmiddelenwet gedefinieerd als:
“reclame voor een geneesmiddel die, gezien haar inhoud en de wijze waarop zij wordt geuit, kennelijk ook voor anderen dan beroepsbeoefenaren als bedoeld in artikel 82, onder a, is bestemd”.
Ingevolge artikel 1 lid 1 onder xx van de Geneesmiddelenwet wordt onder “reclame” verstaan:
“elke vorm van beïnvloeding met het kennelijke doel het voorschrijven, ter hand stellen of gebruiken van een geneesmiddel te bevorderen, dan wel het geven van de opdracht daartoe”.
De definitie van geneesmiddel (artikel 1 lid 1 onder b Geneesmiddelenwet) luidt:
“een substantie of een samenstel van substanties die bestemd is om te worden toegediend of aangewend voor dan wel op enigerlei wijze wordt gepresenteerd als zijnde geschikt voor
1 het genezen of voorkomen van een ziekte, gebrek, wond of pijn bij de mens,
2 het stellen van een geneeskundige diagnose bij de mens, of
3. het herstellen, verbeteren of anderszins wijzigen van fysiologische functies bij de mens door een farmacologisch, immunologisch of metabolisch effect te bewerkstellingen”.
In de onderhavige uiting wordt men gewaarschuwd voor de mogelijke vervelende gevolgen van een tekenbeet, zoals de ziekte van Lyme en door het TBE virus veroorzaakte hersenvliesontsteking. In dit verband wordt de lezer in het bijzonder aangespoord om zich tegen het TBE virus te beschermen, ten eerste door in bossen en natuurgebieden lange kleding te dragen en een insectenwerend middel met DEET te gebruiken, maar vervolgens ook door zich te laten vaccineren. Daarover wordt gesteld:
“Vaccinatie kan helpen om TBE te voorkomen. Informeer naar de mogelijkheden bij jouw huisarts, GGD of apotheker”, waarna is vermeld: “Loop jij risico? Kijk op meerwetenovertbe.nl” met daarachter het logo van Pfizer.
Zoals Pfizer bij verweer heeft meegedeeld, brengt zij een TBE-vaccin op de markt, namelijk “FSME-Immun”, een receptgeneesmiddel.
Nu men in de uiting wordt aangespoord om zich voor wat betreft vaccinatie ter voorkoming van TBE te laten informeren bij huisarts, GGD of apotheker en daaronder het logo van Pfizer is opgenomen, terwijl Pfizer voornoemd TBE-vaccin voert, is er naar het oordeel van de Commissie sprake van een vorm van beïnvloeding met het kennelijke doel het voorschrijven, ter hand stellen of gebruiken van een geneesmiddel te bevorderen, dan wel het geven van de opdracht daartoe en daarmee van reclame als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder xx van de Geneesmiddelenwet. Aannemelijk is dat de lezer van de uiting, die zich naar aanleiding hiervan nader laat informeren, bij huisarts, GGD of apotheker zal vragen naar een vaccin van Pfizer.
Nu de onderhavige uiting in de ANWB Kampioen bij uitstek (ook) voor anderen dan beroepsbeoefenaren als bedoeld in artikel 82 onder a Geneesmiddelenwet (zoals onder meer arts, apotheker, tandarts en verloskundige) is bestemd, is sprake van publieksreclame in de zin van de Geneesmiddelenwet. Omdat het in dit geval gaat om een geneesmiddel dat uitsluitend op recept ter hand mag worden gesteld, is artikel 85 van de Geneesmiddelenwet en derhalve artikel 2 NRC overtreden. Bovendien is de uiting in strijd met artikel 3 onder a CPG.
Het verweer dat de CPG in dit geval niet van toepassing is, gelet op het bepaalde in artikel 2 CPG, kan niet slagen, aangezien de uiting niet beperkt is tot informatie betreffende gezondheid of ziekte bij de mens.
Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.
De beslissing
De Commissie acht de uiting in strijd met artikel 2 NRC en artikel 3 onder a CPG.
Zij beveelt verweerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.