a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Terug naar zoekresultaten

(Niet)-commerciele reclame

Dossiernr:

2022/00531 - CVB

Datum:

30-05-2023

Uitspraak:

CVB Afwijzing Bevestigd (=Afwijzing)

Product/dienst:

(Niet)-commerciele reclame

Motivatie:

Subjectieve normen

Medium:

Drukpers/tijdschriften

Het College van Beroep [30 mei 2023]

1.  De procedure

[…]


2.  De bestreden uiting

De klacht is gericht tegen een advertentie van geïntimeerde in De Telegraaf van 5 november 2022, met de volgende tekst:
“De wolf is een bedreiging voor mens, kind, huisdier, paard, vee & natuur!
Beelden van wolfslachtoffers zijn te shockerend om hier te tonen.
Politici neem uw verantwoordelijkheid!
U bent er om ons te beschermen!”
Bij de tekst is een foto van een wolvenkop afgebeeld, met de tong uit de mond, waarbij bloed op de tanden en tong is te zien.

 

3.  Het geschil bij de Commissie

3.1. De inleidende klacht luidt, samengevat, dat de wolf in de bestreden reclame-uiting ten onrechte als een bedreiging wordt voorgesteld. Er zijn in het recente verleden geen mensen aangevallen door wolven terwijl gehouden dieren beschermd horen te worden tegen roofdieren. De Faunabescherming ziet de uiting als een vorm van opruiing, waarmee misdrijven worden uitgelokt en wordt geappelleerd aan gevoelens van angst. Ook is de uiting agressief en misleidend.

3.2. De Commissie heeft, voor zover hier van belang, de klacht om de volgende redenen afgewezen. Uit de uiting blijkt dat geïntimeerde van mening is dat de wolf een bedreiging vormt en zij roept politici op om maatregelen te nemen. Geïntimeerde verwijst daarbij naar een bredere maatschappelijke discussie die over dit onderwerp gaande is en zij doet dit mede met het oog op een debat hierover in de Tweede Kamer. Er is sprake van het verkondigen van een eenzijdig standpunt over de status van de wolf. Het publiek zal begrijpen dat de uiting opiniërend is bedoeld en zal de inhoud van de uiting ook in die context opvatten, dat wil zeggen zien als een subjectief bedoelde uiting waarin een denkbeeld wordt aangeprezen. De ruime vrijheid van meningsuiting die geldt voor dergelijke, maatschappelijk bedoelde uitingen, laat een eenzijdige benadering in reclame toe. De wijze waarop geïntimeerde in de bestreden uiting haar mening uit, valt onder de ruime vrijheid van meningsuiting die aan haar toekomt. Dat men blijkens de klacht verschillend kan denken over de status van de wolf, vormt geen aanleiding om de bestreden uiting door haar inhoud of vorm in strijd met (een van de artikelen van) de Nederlandse Reclame Code ( NRC) te achten.

 

4.   De grieven

De Commissie heeft miskend dat de bestreden uiting verder gaat dan de vrijheid van meningsuiting toelaat. Het in de uiting aanhitsen van mensen tegen een beschermde diersoort door deze als een gevaar voor mens en dier te stellen, is in strijd met de maatschappelijke orde. Op grond van artikel 12 Habitatrichtlijn is het verplicht de wolf uitvoerige bescherming te bieden. Het bewust op angstaanjagende wijze afbeelden van de wolf zou om die reden niet onder de vrijheid van meningsuiting beschermd moeten worden. Het gaat om een vorm van ‘hate speech’. Een beroep op de vrijheid van meningsuiting om maatregelen tegen een streng beschermde diersoort, die zich in een niet gunstige staat van instandhouding bevindt, moet zelfs worden aangemerkt als misbruik van recht en leidt in dit geval overduidelijk tot het demoniseren van de wolf. Artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) biedt geen schuilplaats aan hen die opruien tegen een beschermde diersoort. Geïntimeerde probeert ook langs andere weg de wolf te demoniseren, hetgeen De Faunabescherming ziet als een verzwarende omstandigheid. Geïntimeerde verstoort het maatschappelijk debat over de wolf en staat actief de vrijheid van meningsuiting van anderen in de weg. Omdat de reclame-uiting appelleert aan gevoelens van angst, zou deze alleen al op die grond verboden moeten worden. Het feit dat in de afgelopen 60 jaar in Europa geen incidenten hebben plaatsgevonden tussen wolven en mensen, impliceert dat de uiting in strijd is met de waarheid. Het aantal schapen dat in 2022 door een wolf werd gedood is minder dan 0,3% van dat aantal, en wordt in de meeste gevallen veroorzaakt door het ontbreken van deugdelijke wolfwerende hekken die wettelijk verplicht zijn. Gelet hierop is de uiting buitenproportioneel angstaanjagend en stigmatiserend.

 

5.   Het antwoord in appel

De grieven zijn gemotiveerd weersproken. Het verweer strekt tot bevestiging van de beslissing van de Commissie. Hierna zal, voor zoveel nodig, op het verweer worden ingegaan.

 

6.    De mondelinge behandeling

De standpunten van partijen zijn mondeling toegelicht. Op hetgeen ter zitting is verklaard zal hierna, voor zoveel nodig, worden ingegaan.

 

7.    Het oordeel van het College

7.1.  De klacht is gericht tegen een uiting waarin een bepaald denkbeeld wordt aangeprezen, te weten dat de wolf een bedreiging is voor mensen, huisdieren en gehouden dieren en dat de politiek daarom moet besluiten tot het nemen van beschermende maatregelen. De uiting, die op grond van het voorgaande onder de definitie van reclame in artikel 1 NRC valt, houdt verband met een maatschappelijke en politieke discussie naar aanleiding van het feit dat de wolf weer deel is gaan uitmaken van de Nederlandse fauna. Dit was een thema bij de laatste Provinciale Statenverkiezingen en de wolf kan nog steeds als een ac-tueel politiek onderwerp worden beschouwd. De uiting is onmiskenbaar bedoeld om bij te dragen aan het publieke debat over de wolf en is daardoor politiek van aard.

7.2.  Beoordeeld dient te worden of een inbreuk op de vrijheid van mening in dit geval gerechtvaardigd is. De maatstaf voor deze beoordeling is of de uiting in strijd is met formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk (proportioneel en subsidiair) zijn in het belang van (in dit geval) het voorkomen van strafbare feiten, de bescherming van de goede zeden, bescherming van de goede naam of de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Het College stelt zich bij deze beoordeling extra terughoudend op wegens de ruime vrijheid van meningsuiting die geldt bij het verspreiden van een politiek denkbeeld.

7.3.  Met inachtneming van het voorgaande oordeelt het College als volgt. Er is geen plaats voor toetsing aan de regeling van misleidende reclame in de artikelen 7 en 8 NRC, omdat geïntimeerde geen handelaar is en de uiting geen commercieel doel heeft, zoals is vereist voor toetsing aan die bepalingen. Ten aanzien van de overige grondslagen van de klacht is het volgende van belang. Duidelijk is dat de uiting een subjectieve mening weergeeft over de wolf. Er worden in de uiting geen feitelijke gegevens genoemd maar er wordt volstaan met de subjectieve mening dat beschermende maatregelen nodig zijn wegens de bedreiging die volgens geïntimeerde van de wolf uitgaat. Geïntimeerde heeft voldoende aangevoerd om aan te nemen dat een deel van de bevolking en van de politieke partijen dezelfde mening heeft. Anderen, inclusief De Faunabescherming, menen dat geen plaats is voor maatregelen tegen de wolf. Zij zien in de wolf geen bedreiging. Er is aldus sprake van tegenovergestelde opinies over de wolf waarbij partijen elk vanuit hun eigen overtuiging en argumenten menen dat hun visie de juiste is met het oog op de belangen van mens en dier. Daarmee ligt in feite de vraag voor welke mening over de wolf dient te prevaleren. Dit is echter juist de kern van het maatschappelijke en politieke debat dat zonder beperkingen gevoerd moet kunnen worden. Het gaat de taak van de Commissie en het College te buiten om in deze discussie partij te kiezen.  

7.4.  De inhoud van de mening en de wijze waarop geïntimeerde deze verwoordt, geven, gelet op de hiervoor weergegeven maatstaf, geen aanleiding om de uiting ontoelaatbaar te achten. De uiting geeft immers niets anders weer dan de mening van geïntimeerde, waarbij de afgebeelde foto dient ter illustratie bij deze mening. De vrijheid van meningsuiting brengt mee dat geïntimeerde op deze wijze haar visie over de wolf duidelijk moet kunnen maken. Hetgeen De Faunabescherming stelt, kan geen inbreuk op de vrijheid van meningsuiting van geïntimeerde rechtvaardigen. Het College beslist daarom als volgt.

 

8.   De beslissing van het College van Beroep

Het College bevestigt de beslissing van de Commissie waarbij de klacht is afgewezen.

 

[Hieronder volgt de beslissing waartegen beroep is ingesteld]

De Reclame Code Commissie [9 maart 2023]

De bestreden reclame-uiting

Het betreft een advertentie van [naam adverteerder] in De Telegraaf van 5 november 2022, met de volgende tekst:
“De wolf is een bedreiging voor mens, kind, huisdier, paard, vee & natuur!
Beelden van wolfslachtoffers zijn te shockerend om hier te tonen.
Politici neem uw verantwoordelijkheid!
U bent er om ons te beschermen!
[naam adverteerder]”
Bij de tekst is een foto van een wolvenkop afgebeeld, met de tong uit de mond, waarbij bloed op de tanden en tong is te zien.

 

De klacht

Het in de uiting gestelde “De wolf is een bedreiging voor mens, kind, huisdier, paard, vee & natuur” wordt niet onderbouwd, bewezen of nader toegelicht. Volgens klager is er geen aanwijzing uit het recente verleden dat wolven mensen aan zouden vallen. Gehouden dieren worden op geen enkele wijze bedreigd door de wolf omdat hun houders wettelijk verplicht zijn om “een dier, indien het niet in een gebouw wordt gehouden, bescherming te bieden tegen slechte weersomstandigheden, gezondheidsrisico’s en zo nodig roofdieren” (paragraaf 2 artikel 1.6 onder lid 3 in de Wet Dieren). Wetenschappers stellen dat de wolf een verrijking is van de natuur/biodiversiteit en allerminst een bedreiging voor de natuur vormt, aldus klager. Hierdoor is de uiting volgens klager in strijd met artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (hierna ook: NRC). Aangezien de wolf streng beschermd is volgens het verdrag van Bern en de Wet natuurbescherming kan de bestreden uiting volgens klager niet anders gezien worden dan als een vorm van opruiing, waarmee misdrijven worden uitgelokt. Volgens klager zijn in het recente verleden in Nederland diverse malen wolven onder verdachte omstandigheden dood aangetroffen. Nu volgens klager voor waar wordt aangenomen dat de wolf een ernstige bedreiging vormt voor tal van levensvormen, zonder daar enig bewijs voor aan te leveren, is de uiting eveneens in strijd met artikel 5 NRC.

Ook is de uiting in strijd met artikel 6 NRC, het appelleren aan gevoelens van angst. Omdat de uiting agressief is in haar vorm en misleidend in de informatie, is de uiting volgens klager tevens in strijd met artikel 7 NRC. De uiting is ook misleidend omdat zij aanzet tot meningsvorming op basis van onjuiste en ‘tendentieuze’ informatie en om die reden is de uiting tot slot ook in strijd met artikel 8 NRC.

 

De samenvatting van het verweer

Adverteerder meent dat de klacht niet-ontvankelijk dan wel ongegrond is. De uitingen kunnen niet worden aangemerkt als reclame, omdat zij geen aanprijzend element bevatten. Het betreft een feitelijke mededeling over een denkbeeld waarbij geen sprake is van uitlokking of beïnvloeding door adverteerder. De bestreden uiting valt daarmee niet onder de door klager genoemde artikelen uit de NRC.

De uiting betreft een onderwerp met een politieke lading en draagt bij aan een maatschappelijk debat, waarvoor een ruime vrijheid van meningsuiting geldt. Onder verwijzing naar eerdere uitspraken voert adverteerder aan dat de Commissie bij de beoordeling van dergelijke uitingen zich terughoudend opstelt en zij haar toetsing beperkt tot de vraag of de wijze waarop de boodschap wordt verkondigt de grenzen van de vrijheid van meningsuiting te buiten gaat.

Voor de gemiddelde consument/lezer is voldoende duidelijk dat de stelling: “De wolf is een bedreiging voor mens, kind, huisdier, paard, vee & natuur!” de mening van adverteerder weergeeft en dat de lezer niet zonder meer aanneemt dat deze stelling feitelijk juist is. Over deze mening kan, zoals gebruikelijk bij meningen en denkbeelden, verschillend gedacht worden. Het uiten van kritiek op en het plaatsen van vraagtekens bij het beleid van de overheid (“politici neem uw verantwoordelijkheid”) is volgens adverteerder geen reden om de vrijheid van meningsuiting te beperken.

Adverteerder voegt hieraan toe dat over een eerdere (zelfde soort) uiting van adverteerder, Kamervragen zijn gesteld. Volgens haar heeft de Minister voor Natuur en Stikstof (mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid) hierop geantwoord dat het verspreiden van (des-)informatie in principe onder de bescherming van de vrijheid van meningsuiting valt.

Het is adverteerder niet duidelijk waarom de uiting in strijd is met de genoemde artikelen uit de NRC en dit wordt volgens adverteerder niet dan wel summier gemotiveerd door klager, zonder acht te slaan op de toelichting bij de artikelen. De afbeelding van een wolf met bloed aan de snuit blijft binnen de grenzen van het toelaatbare. Er is geen sprake van uitlokking/opruiing aangezien lezers niet worden opgeroepen of worden uitgelokt om zelf maatregelen te treffen. Van de lezers worden geen maatregelen verwacht, maar politici worden opgeroepen om hun verantwoordelijkheid te nemen.

Het is voor de gemiddelde lezer voldoende duidelijk dat de uiting een politieke meningsuiting betreft. Er is geen sprake van schending van vertrouwen in reclame, de uiting appelleert niet aan gevoelens van bijgelovigheid en de uiting is niet oneerlijk. De uiting is niet gericht aan een specifieke doelgroep en de uiting zal evenmin het (economisch) gedrag van een gemiddeld lid van die groep verstoren. Er kan dan ook geen sprake zijn van misleiding. Het enkele feit dat klager zich niet kan vinden in de inhoud van de boodschap maakt nog niet dat de uiting in strijd is met de NRC.

 

Samenvatting van de mondelinge behandeling

Het standpunt van adverteerder is gehandhaafd en ter zitting mondeling toegelicht. Adverteerder merkt op dat zij het vervelend vindt dat klager niet ter zitting is verschenen en dat volgens haar adverteerder klachtengeld dient te betalen.

Adverteerder voert aan dat eind januari 2022 met (ongeveer) dezelfde uiting is geadverteerd, waarop zij geen reactie van klager heeft ontvangen. Er is volgens adverteerder sprake van een politieke uiting, waarop een ruime vrijheid van meningsuiting van toepassing is. Zij heeft grondig onderzoek gedaan, onder meer naar de bedreiging van de wolf voor een kind. Zij kan dit, indien de Commissie dit wenst, nader onderbouwen. Adverteerder licht toe dat zij zich grote zorgen maakt over de toename van het aantal wolven. De uiting is in een landelijk dagblad geplaatst om aandacht te vragen voor dit onderwerp, ook met het oog op een aankomend commissiedebat in de Tweede Kamer.  

 

Het oordeel van de Commissie

Allereerst merkt de Commissie op dat, voor zover adverteerder tijdens de mondelinge behandeling heeft aangevoerd dat klager klachtengeld is verschuldigd, de Commissie adverteerder verwijst naar eerdere correspondentie van 17 februari 2023 van het Secretariaat van de Stichting Reclame Code, waarin reeds is medegedeeld dat klager geen klachtengeld is verschuldigd omdat klager een Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) is als bedoeld in artikel 28 lid 3 sub c van het Reglement betreffende de Reclame Code Commissie en het College van Beroep.

De Commissie overweegt ten aanzien van de bestreden uiting als volgt. De uiting moet naar het oordeel van de Commissie worden aangemerkt als reclame in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Volgens artikel 1 NRC wordt onder reclame immers verstaan: “iedere openbare en/of systematische directe dan wel indirecte aanprijzing van goederen, diensten en/of denkbeelden door een adverteerder of geheel of deels ten behoeve van deze, al dan niet met behulp van derden. Onder reclame wordt mede verstaan het vragen van diensten”. De bestreden uiting houdt een openbare aanprijzing van het denkbeeld van adverteerder in dat de wolf een bedreiging vormt. De uiting valt daarmee onder de definitie van reclame voor denkbeelden en de Commissie zal de uiting toetsen aan de NRC.

De Commissie vat de klacht aldus op dat klager de uiting in strijd acht met de artikelen 2, 5, 6, 7 en 8 NRC. De klacht is gericht tegen een uiting waar bovenaan in grote letters staat: “De wolf is een bedreiging voor mens, kind, huisdier, paard, vee & natuur!” en onderaan staat in grote letters: “Politici neem uw verantwoordelijkheid! U bent er om ons te beschermen!”. Uit de uiting blijkt dat adverteerder van mening is dat de wolf een bedreiging vormt en zij roept politici op om maatregelen te nemen. Adverteerder verwijst in dit verband naar een bredere maatschappelijke discussie die over dit onderwerp gaande is en zij doet dit blijkbaar mede met het oog op een debat hierover in de Tweede Kamer.

De Commissie is van oordeel dat uit de uiting duidelijk blijkt dat sprake is van het verkondigen van een eenzijdig standpunt van adverteerder over de status van de wolf. Ook staat onderaan de uiting de naam van adverteerder, waardoor het voor de consument duidelijk is van wie de uiting en het standpunt afkomstig is. Het publiek zal begrijpen dat de uiting opiniërend is bedoeld en zal de inhoud van de uiting ook in die context opvatten, dat wil zeggen zien als een subjectief bedoelde uiting waarin een bepaald denkbeeld wordt aangeprezen. De ruime vrijheid van meningsuiting die geldt voor dergelijke, maatschappelijk bedoelde uitingen, laat een eenzijdige benadering in reclame toe. De wijze waarop adverteerder in de bestreden uiting haar mening uit, is weliswaar direct en confronterend, maar de Commissie is van oordeel dat dit in beginsel valt onder de ruime vrijheid van meningsuiting die aan adverteerder toekomt.

Op basis van het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de uiting naar huidige algemene maatschappelijke opvattingen niet de grenzen van het toelaatbare te buiten gaat. Dat men blijkens de klacht verschillend kan denken over de status van de wolf, vormt op grond van het voorgaande geen aanleiding om de bestreden uiting door haar inhoud of vorm in strijd met (een van de artikelen van) de NRC te achten.

De Commissie beslist daarom als volgt.

 

De beslissing van de Commissie

De Commissie wijst de klacht af.

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken