De bestreden reclame-uiting
Het betreft een videocommercial op YouTube van Bavaria met de titel “#carnavalsvirus Persconferentie Raad van 11 maatregelen”. In de commercial wordt opgeroepen om tijdens de carnavalsperiode de “Raad van 11 Maatregelen” op te volgen. In de commercial is een persconferentie te zien van ‘Rutte dun Urste’ meneer de prinsident en ‘Hugo mun Jungske’ de minister van Volks & op je Gezondheid. Verder zijn de volgende personen in beeld: een gebarentolk, ‘Ferdy’ en ‘Jaapie’ biroloog. De commercial duurt ongeveer 2:30 minuten.
De commercial begint met de volgende woorden van ‘Rutte dun Urste’:
“Beste mede-carnavallers. Ik zal maar meteen met de volgeschreven keukendeur in huis vallen. Er is sinds de elfde van de elfde een virus dat vanuit Brabant om zich heen grijpt: het Carnavalsvirus. Vieren zoals vroeger kan helaas niet. Maar ons glas is halfvol.”
[….]
De klacht
Klager maakt bezwaar tegen de commercial omdat twee heren (de prinsident en de minister van Volks & op je Gezondheid) tijdens de persconferentie bier drinken. Dit is volgens klager in strijd met artikel 7 van de Reclamecode voor Alcoholhoudende dranken (RVA 2014), op grond waarvan – kort gezegd – reclame voor alcoholhoudende dranken niet mag suggereren dat consumptie van alcoholhoudende drank de beroepsuitoefening positief beïnvloedt. Klager verwijst ook naar de toelichting bij dit artikel.
Verder is volgens klager sprake van strijd met artikel 5 RVA 2014, waarin onder meer is bepaald dat alcoholreclame niet in strijd mag zijn met de goede smaak. De commercial is volgens klager een parodie op de persconferenties van minister-president Mark Rutte en minister Hugo de Jonge in het kader van de coronapandemie. Klager is van mening dat je niet moet spotten met dit onderwerp. Dit is volgens klager nodeloos kwetsend voor veel families die door corona getroffen zijn.
Het verweer
Volgens adverteerder is duidelijk dat de commercial een persiflage is op de persconferenties over het coronavirus. Voor eenieder die de commercial bekijkt zal duidelijk zijn dat het een parodie is, waarbij humor en gezelligheid voorop staan (net zoals dit het geval is bij carnaval). De essentie van carnaval is de draak steken met serieuze zaken, een en ander te relativeren en luchtig te houden met daarbij een gezonde dosis humor, aldus adverteerder. De commercial is gericht op de carnavalsperiode, het merk wordt op een leuke manier voor het voetlicht van het publiek gebracht, al dan niet door de werkelijkheid met een knipoog of anderszins humoristisch te benaderen.
Volgens adverteerder is duidelijk geen sprake van een nabootsing van een werkelijke werksituatie. De gemiddelde consument zal dit ook niet als zodanig opvatten, waardoor geen sprake is van strijd met artikel 7 RVA 2014.
Adverteerder merkt op dat over smaak niet valt te twisten, maar dat de commercial in strijd zou zijn met artikel 5 RVA 2014, gaat adverteerder te ver. Uit cijfers van de marketingcampagne blijkt volgens adverteerder dat het gehele sentiment rondom de commercial erg positief is geweest. Duidelijk is dat de coronacrisis op iedereen veel impact heeft. De bedoeling van adverteerder is geweest om het gemis van carnaval iets luchtiger te maken en wat humor te brengen. Het is niet de bedoeling van adverteerder geweest om personen te kwetsen die door corona getroffen zijn. De commercial voldoet volgens adverteerder aan alle geldende regels en de grens van het toelaatbare wordt niet overschreden.
Het oordeel van de Commissie
1) In de commercial is een ‘persconferentie’ te zien van de “Raad van 11 maatregelen”. Tijdens de persconferentie komen acteurs aan het woord die elk door hun uiterlijk, door hun (fictieve) namen en door hun gedrag refereren aan bewinds- en andere personen die landelijk bekend zijn van de officiële persconferenties over het coronavirus. In beeld zijn teksten te zien als “Rijks Zo.verheid”, “Volg onze Raad van 11 maatregelen op bavaria.nl/carnavalsvirus” en “vers uit het vat”. Dat geen sprake is van een serieuze persconferentie, blijkt verder uit de absurdistische uitspraken die de acteurs doen, telkens duidelijk met een carnavaleske kwinkslag naar de officiële persconferenties over het coronavirus. Als geheel genomen is evident sprake van een parodie op die persconferenties in het kader van carnaval. Daarbij staat in plaats van het coronavirus nu de aanprijzing van het merk Bavaria centraal. Hieruit volgt dat geen sprake kan zijn van strijd met artikel 7 RVA 2014 in het kader van de beroepsuitoefening. Er is immers geen sprake van functionarissen die als zodanig handelen. Het op parodiërende wijze uitbeelden van functionarissen valt niet onder het verbod van dit artikel.
2) De Commissie heeft er begrip voor dat niet iedereen de beoogde humor in de uiting waardeert, maar zij acht de grenzen van het toelaatbare als bedoeld in artikel 5 RVA 2014 niet overschreden. Dat men bedenkingen kan hebben bij het op een dergelijke wijze in het kader van een aanprijzing van bier parodiëren van persconferenties over corona, is onvoldoende om de uiting nodeloos kwetsend of ontoelaatbaar in de zin van artikel 5 RVA 2014 te achten. Ook dit onderdeel kan dus niet slagen.
De beslissing van de Commissie
De Commissie wijst de klacht af.