a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Terug naar zoekresultaten

Schoonheid, cosmetica en persoonlijke verzorging

Dossiernr:

2011/01047

Datum:

03-04-2012

Uitspraak:

CVB Aanbeveling Bevestigd (met wijziging gronden) (= Aanbeveling)

Product/dienst:

Schoonheid, cosmetica en persoonlijke verzorging

Motivatie:

Misl. Voornaamste kenmerken product

Medium:

Drukpers/tijdschriften

De bestreden reclame-uiting

 

Het betreft een advertentie in het tijdschrift Linda voor het product LiftActiv Derm Source van Laboratoires Vichy (hierna: Vichy).

Over dat product wordt onder meer gesteld:

 

    “ANTI-RIMPEL INNOVATIE

     10 jaar onderzoek – 7 patenten – 6 wetenschappelijke studies”

en

    “Anti-rimpel innovatie

     LIFTACTIV

     Technologie

     DERM SOURCE*

     Rhamnose 5% & vitamine c”,

    waarbij de asterisk verwijst naar: “in vitro getest”

en 

    “LANGDURIG                       +               DE HUID WORDT VOLLEDIG

     LIFTEND EFFECT                                 GETRANSFORMEERD

     Anti-rimpel &                                        NA 4 DAGEN**   

     verstevigende verzorging                   Gladdere, stralendere en strakkere huid”, 

    waarbij de twee asterisken verwijzen naar: “Zelfevaluatie, 49 vrouwen”. 

 

De klacht

 

Klaagster vindt de uiting misleidend.

Zij maakt met name bezwaar tegen de mededelingen: “langdurig liftend effect” en “de huid wordt volledig getransformeerd na 4 dagen**” en tegen de in de uiting opgenomen foto’s.

Naar de mening van klaagster is er geen enkele crème die rimpels kan doen verdwijnen of verminderen. Dit zou alleen kunnen als de stoffen doordringen tot in de dermis. Indien dat het geval is, is er sprake van een op recept verkrijgbaar medicijn.

Door de klinische look en de verwijzing naar laboratoria (“10 jaar onderzoek – 7 patenten – 6 wetenschappelijks studies”) wordt extra de suggestie gewekt van waarheid en betrouwbaarheid. Dit in combinatie met een gefotoshopt gladgestreken gezicht, maakt dat klaagster de uiting misleidend en storend vindt.

 

Het verweer

 

De klacht is gemotiveerd weersproken.

Op het verweer zal worden teruggekomen in het oordeel.

 

De mondelinge behandeling

 

Partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

Op die toelichting zal worden teruggekomen in het oordeel.

 

Het oordeel van de Commissie

 

Met betrekking tot de verschillende onderdelen van de advertentie, waartegen de klacht is gericht, overweegt de Commissie het volgende.

 

Ad 1 en 2.

Klaagster maakt bezwaar tegen de teksten: “Langdurig liftend effect” (1) en “De huid wordt volledig getransformeerd na 4 dagen**” (2).

 

Ad 1

Adverteerder heeft bij verweer meegedeeld dat dit effect wordt aangetoond door de onder die tekst geplaatste foto’s, afkomstig uit de zelfevaluatietest door 49 vrouwen waarnaar door middel van twee asterisken elders in de uiting wordt verwezen. Naar de Commissie begrijpt uit de tekst bij deze foto’s en de toelichting van adverteerder betreffen de foto’s “Voorhoofdrimpels”, “Fronsrimpels” en “Kraaienpootjes” aan het begin van de zelfevaluatie en na twee maanden. Voor zover deze foto’s verschillen tonen tussen de bewuste drie onderdelen van de huid bij aanvang van de zelfevaluatie vergeleken bij twee maanden daarna, rechtvaardigt dat naar het oordeel van de Commissie nog niet de conclusie “langdurig liftend effect” met betrekking tot de werking van het product in het algemeen.

 

Ter vergadering is namens adverteerder ter onderbouwing van de woorden “langdurig effect” nog gewezen op de resultaten van de zelfevaluatietest en op octrooien en wetenschappelijk publicaties. Naar het oordeel van de Commissie bieden de bij het verweer overgelegde resultaten van de zelfevaluatietest onvoldoende grondslag voor de bewering “langdurig liftend effect” voor het product in het algemeen. Octrooien en wetenschappelijke publicaties zijn door adverteerder niet aan de Commissie overgelegd, zodat zij niet kan vaststellen of de bewering daardoor wordt gestaafd. Adverteerder heeft bij verweer meegedeeld dat zij terughoudend is wat betreft het overleggen van wetenschappelijke publicaties, testen en onderzoeken met betrekking tot het onderhavige product, gezien haar standpunt dat klaagster de onderhavige klachtenprocedure ten onrechte gebruikt om informatie te verkrijgen ten behoeve van een televisieprogramma. Dat acht de Commissie echter geen voldoende rechtvaardiging voor de terughoudendheid van adverteerder.  

 

Ad 2.

Adverteerder heeft bij verweer meegedeeld dat direct onder de claim “De huid wordt volledig getransformeerd na 4 dagen**”wordt meegedeeld wat daarmee wordt bedoeld, te weten:

“Gladdere, stralendere en strakkere huid”, waarbij -zo heeft adverteerder meegedeeld- de asterisken verwijzen naar de zelfevaluatietest door 49 vrouwen, die deze transformatie van de huid hebben waargenomen.

Afgezien daarvan dat de Commissie voor de gemiddelde consument niet voldoende duidelijk acht dat de bestreden bewering in de advertentie wordt uitgelegd als “Gladdere, stralendere en strakkere huid”, bieden de bij het verweer overgelegde resultaten van de zelfevaluatietest onvoldoende grondslag voor die bewering. Blijkens deze resultaten is  71% van de deelneemsters het “helemaal” of “in meerdere mate” eens met de stelling dat de huid na 4 dagen “gladder” is en is 59% het “helemaal” of “in meerdere mate” eens is met de stelling dat de huid na 4 dagen “stralender” is. Ook voor het overige bieden de overgelegde resultaten onvoldoende grondslag voor de claim: “De huid wordt volledig getransformeerd na 4 dagen”.

 

Conclusie ad 1 en 2

De Commissie concludeert dat de reclame voor wat betreft de mededelingen “langdurig liftend effect” en “De huid wordt volledig getransformeerd na 4 dagen**” gepaard gaat met onjuiste informatie ten aanzien van de van het gebruik van het product te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting op deze punten misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

 

Aan dit oordeel doet niet af dat enige overdrijving niet ongebruikelijk is bij de aanprijzing van cosmeticaproducten.

 

Ad 3.

De Commissie ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de 6 foto’s waarbij staat: “T0” en T2 mnd.” niet de weergave zijn van in de bewuste zelfevaluatietest betrokken voorhoofdrimpels, fronsrimpels en kraaienpootjes bij aanvang van de test en 2 maanden daarna. Niet kan worden geoordeeld dat er sprake is van misleiding. 

 

Ad 4.

Adverteerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat de vermelding “10 jaar onderzoek – 7 patenten – 6 wetenschappelijke studies” juist is. Zij heeft bij verweer gewezen op 10 jaar onderzoek, op 6 wetenschappelijke publicaties en op de aanvraag van 7 octrooien en de verlening van 5 octrooien op de werkzame stof rhamnose, maar niet is gebleken dat er met betrekking tot het in de uiting aangeprezen product (reeds) sprake is van “7 patenten”. In zoverre gaat de uiting gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de voordelen van het product als bedoeld in art in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting op dit punt misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

 

Ad 5.

Dat de in de uiting opgenomen foto van het gezicht van een model -naar adverteerder erkent- is bijgewerkt, betekent niet dat de uiting op dit punt in strijd is met de NRC. Naar het oordeel van de Commissie dient de foto ter illustratie, zonder dat daardoor wordt gesuggereerd dat de consument door het gebruik van de aangeprezen crème een huid krijgt, zoals op de foto van het model te zien is.

 

Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

 

De beslissing van de Reclame Code Commissie van 22 december 2011

 

Op grond van het hetgeen hiervoor is overwogen onder Ad 1 en 2 en Ad 4 acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.

 

 

Het College van beroep:

 

De grieven

 

Het College vat de grieven als volgt samen.

 

Grief 1

De Commissie heeft zich onvoldoende rekenschap gegeven van het feit dat de reclame-uiting nadrukkelijk is gericht op de gemiddelde vrouwelijke consument. Deze consument zal bij de beoordeling van de op basis van de bestreden reclame-uiting te verwachten producteigenschappen van het aangeprezen product (Vichy LiftActiv) en haar keuze om al dan niet tot aankoop van het product over te gaan, rekening houden met de aard en specifieke kenmerken van het product, en weten dat cosmeticaproducten in het algemeen en anti-rimpel crèmes in het bij­zon­der geen wonderproducten zijn. Deze consument is bekend met het gebruik van aan­prijzen­de, licht overdrijvende termen en kan die op waarde schatten. De product­eigen­schap­pen komen overeen met de verwachtingen van deze cosmetica-maat­vrouw. Bij het gebruik van Vichy LiftActiv zal de huid inderdaad “gladder, stralender en strakker” worden en dus getransformeerd zijn. Voor de gemiddelde consument is voldoende duidelijk dat beide mededelingen met elkaar verband houden. De Com­mis­sie heeft niet toegelicht waarom zij vindt dat dit onduidelijk is voor de consu­ment. De totale transformatie moet gezien worden als de optelsom van de ver­schil­lende huidef­fec­ten die vrijwilligers in grote mate hebben waargenomen. “Totaal” slaat terug op de verschillende eigenschappen die de cosmetica-industrie als be­langrijk ziet voor de huid. “Transformatie” staat voor het verschil dat het product zichtbaar op de huid heeft gemaakt.

 

Grief 2

De Com­missie motiveert niet waarom de resultaten van de zelfevaluatietest onvol­doende grondslag bieden voor bedoelde beweringen. Het oordeel van de Com­mis­sie is om die reden onjuist en onbegrijpelijk. De percentages van 71% en 59% zijn overtuigend. Uit de zelfevaluatietest blijkt dat het verstevigende (liftende) effect na het aanbrengen van de crème “lang­durig” is. De Commissie heeft de overgelegde samenvatting van deze test onjuist geïn­terpreteerd. Uit de test blijkt dat alle rimpel­typen op het gezicht bij het gebruik van Vichy LiftActiv een significante verbetering laten zien, reeds na twee weken gebruik. De verbetering in de rimpelgraad neemt toe naarmate het product langer wordt gebruikt. De foto’s in de reclame-uiting illustreren de effectiviteit van het product.

 

Grief 3

Voorts is de Commissie ten onrechte voorbijgegaan aan Verordening (EG) nr. 1223/ 2009 (hierna: de Cosmeticaverordening) die onder meer vereist dat beweringen over cosmeticaproducten onderbouwd zijn. De informatie over Vichy LiftActiv dient op verzoek aan de bevoegde Franse overheidsinstantie AFSSAPS ter beschikking te worden gesteld. De zelfevaluatietest voldoet in dit verband, nu deze test is uitge­voerd volgens de Richtlijnen voor de onderbouwing van beweringen van de Euro­pese Cosmetica Vereniging “Collipa”.

 

Grief 4

L’Oréal besteed­de in 2010 665 miljoen euro aan Research & Development. De Com­missie miskent dat, zoals in de reclame-uiting staat, Vichy LiftActiv tot stand is ge­komen op basis van 10 jaar onderzoek en nadat er zeven octrooien zijn aange­vraagd en zes wetenschappelijke studies ten behoeve van het product zijn uitge­voerd. Deze hebben weliswaar niet direct betrekking op het langdurig liftend effect, maar be­schrij­ven een bescher­ming van de combinatie van Rhamnose en één of meer andere cosmetische ingre­diënten (zoals vitamine C) in een medium, waardoor teke­nen van huidverou­dering worden verminderd of worden voorkomen. Uit onder meer invitro-testen en biop­sieën met het ingrediënt Rhamnose, blijkt dat er een effect op diverse biolo­gi­sche mar­kers (zoals collageen en elastine) van de huid optreedt waardoor de huid in een betere conditie komt. De lederhuid wordt dikker en zichtbare tekenen van huid­ver­oudering worden verminderd. De combinatie van al deze factoren recht­vaardigt het gebruik van de bewering “langdurig liftend effect”.

 

Grief 5

L’Oréal kan aanvullend bewijs leveren. Het betreft evenwel vertrouwelijke stukken die niet behoren te worden overgelegd in een klachtenprocedure die dient voor een televisieprogramma. De Commissie heeft overwogen dat zij het oogmerk van geïn­timeerde geen reden vindt voor de terughoudendheid van L’Oréal. Dit oordeel is echter niet gemotiveerd. Evenmin heeft de Commissie zich uitgelaten over de vraag of er afspraken kunnen worden gemaakt waarbij de vertrouwelijkheid van de infor­matie is gewaarborgd. L’Oréal stelt dat haar gerechtvaardige belangen oneven­redig zijn geschaad nu zelfs haar bewijsaanbod ongemotiveerd door de Commissie is verworpen. Voorts is nog van belang dat de termijnen erg kort waren. L’Oréal heeft geen gelegenheid gehad de vertrouwelijke stukken om te zetten in materiaal dat wel openbaar kan worden gemaakt. Door de beslissing van de Commissie kan een te­le­visiemaker een adverteerder dwingen tot het verstrekken van bedrijfs­vertrou­we­lijke informatie. L’Oréal verzoekt het College richtlijnen voor deze kwestie te geven.

 

Het antwoord in appel

 

De grieven zijn gemotiveerd weersproken. Op het verweer zal hierna, voor zoveel nodig, worden ingegaan.

 

De mondelinge behandeling

 

Mr. Schaap heeft het beroep van L’Oréal nader toegelicht en daaraan onder meer toegevoegd dat:

– L’Oréal gelet op de overgelegde publicaties, studies en octrooien voldoende bewijs voor de claims heeft geleverd;

– de effecten van Rhamnose en vitamine C derivaten op de papillaire dermis en de stimulatie van collageen en fibroblasten blijkt uit twee in vivo studies; de com­binatie van deze stoffen helpt tegen huidveroudering en heeft anti-rimpel eigenschappen;

– zelfevaluatietests in de branche gebruikelijk zijn en de test is uitgevoerd door een gere­nom­meerd onafhankelijk bureau. De test voldoet aan de Best Practice Guide­lines die zijn overgelegd als productie 6 (“Working document for the working group meeting on cosmetics”);

– de resultaten van de test allemaal boven de 50% zijn en veel percentages boven de 70%;

– de Commissie ten onrechte eraan voorbijgaat dat de in de uiting getoonde foto’s slechts voorbeelden betreffen en een voortdurende verbetering over 2 maan­den toch een duidelijk teken is van langdurige effectiviteit;

– duidelijk is dat met volledig getransformeerd wordt bedoeld: gladdere stralendere en strakkere huid;

– de Commissie een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd, nu zij had moeten toetsen aan artikel 20 Cosmeticaverordening en op grond van dat artikel moet zijn aange­toond dat de gemiddelde consument op een wezenlijk punt reëel kan worden mis­leid, hetgeen niet het geval is.

 

Geïntimeerde heeft haar verweer toegelicht en onder meer aangevoerd dat:

– het geclaimde effect niet is aangetoond in (peer reviewed) wetenschappelijk onderzoek;

– uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de stof Rhamnose een zeer lage impactfactor heeft en niet kan worden aan­ge­nomen dat dit ingrediënt een liftend, verstevigend, transformerend- of anti-rimpel effect heeft;

– van het ingrediënt vitamine C nooit overtuigend is bewezen dat dit werkzaam is tegen rimpels, terwijl de concentratie in Vichy LiftActiv te laag is om enig effect te verwachten en bovendien dit ingrediënt zeer snel zijn werking verliest door bloot­stelling aan zuurstof, hetgeen zeker het geval is indien dit ingrediënt wordt verkocht in een potje, zoals bij Vichy LiftActiv het geval is;

– niets bekend is over de toegepaste systematiek en onderzoeksmethode;

– niet duidelijk is of de proefpersonen die bij de zelfevaluatietest waren betrokken gelijktijdig andere cosmetische behandelingen heb­ben ondergaan en/of andere cosmetische producten hebben gebruikt en of de be­trokken dermatoloog onaf­hankelijk was;

– de zelfevaluatietest heeft plaatsgevonden in Zuid-Afrika tijdens de winterperiode daar;

– het niet mogelijk is met het blote oog een rimpelvermindering van 20% te zien, terwijl de gebruikte meetmethode met “morphing” software onnauwkeurig is.

 

Het oordeel van het College

 

1. Nu geen incidenteel appel is ingesteld, blijft de beoordeling door het College be­perkt tot het door L’Oréal ingestelde beroep en de daarvoor aangevoerde grieven. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Dit impliceert dat de ver­zoeken en stel­lingen van geïntimeerde met betrekking tot de onderdelen van de klacht die door de Commissie zijn afgewezen, buiten beschouwing blijven.

 

2. De inleidende klacht is in essentie gebaseerd op de stelling dat sprake is van mis­leidende reclame. Ten aanzien van het toepasselijke toetsingskader is van belang dat in de Nederlandse Reclame Code (NRC) in de artikelen 7 en 8 de bepalingen van Richt­lijn (EG) 2005/29 (Richtlijn oneerlijke handelspraktijken) zijn geïmple­men­teerd voor zover het betreft oneerlijke reclame. L’Oréal heeft ter vergadering aan­ge­voerd dat in de on­der­havige zaak echter dient te worden getoetst aan artikel 20 van Veror­de­ning (EG) nr. 1223/2009 (hierna: de Cosmeticaverordening), welke re­geling vol­gens haar heeft te gelden als een lex specialis ten opzichte van de Richt­lijn oneer­­lijke handels­praktijken. L’Oréal beroept zich in dit verband op de conclusie van A.G. Geelhoed in de zaak C-99/01 (Linhart). Het College merkt op dat laatstbedoel­de conclusie niet ziet op de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken, maar op een an­dere regeling, te weten Richtlijn 84/450/EEG. Laatstgenoemde regeling bevat naar het oordeel van A.G. Geel­hoed (vgl. nr. 29 van bedoelde conclusie) “zeer algemeen geformuleerde verplichtingen waarin in betrekkelijk vage termen wordt omschreven wat onder mis­leiding moet worden verstaan”. Naar het oordeel van het College is dit oordeel niet van toepassing op de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken, die immers een speci­fieke en gedetailleerde uitwerking van het begrip oneerlijke reclame bevat. Naar die regeling wordt ook verwezen in de conside­rans bij de Cos­metica­verorde­ning. Uit deze considerans (vgl. nr. 51) volgt dat de Richtlijn oneerlijke handelsprak­tijken van toepas­sing is bij de be­scherming van de consument tegen misleidende vermel­dingen over (on­der meer) de werkzaamheid van cosmetische producten. Het Colle­ge is op grond van het voorgaande van oordeel dat bij de beoordeling van de klacht de uiting (primair) dient te worden getoetst aan de artikelen 7 en 8 NRC.

 

3. Het College stelt voorop dat de onderhavige reclame-uiting zich kenmerkt door het feit dat met een grote mate van stelligheid en onder verwijzing naar de resultaten van een zelfevalua­tietest, 10 jaar onderzoek, 7 patenten en 6 wetenschappelijke studies wordt beweerd dat het gebruik van Vichy LiftActiv een langdurig liftend ef­fect op de huid heeft en na 4 dagen zorgt voor een volledige transformatie van de huid. Daarbij wordt verwezen naar foto’s die het geclaimde effect zouden illustreren en wordt gezegd: “effectiviteit klinisch bewezen”. Door het voorgaande wordt het verwachtingspatroon van de gemiddelde (dat wil zeggen de redelijk geïnformeerde, omzichtige en oplettende) con­sument in deze zin beïn­vloed, dat die consument ervan zal uitgaan dat de bewerin­gen met betrekking tot de werking van het product aantoonbaar juist zijn en niet zijn bedoeld als een mede­deling waarbij de van het product te verwachten resultaten in enige mate worden overdreven. Daarmee is naar het oor­deel van het College te­vens gegeven dat die beweringen de gemid­delde consu­ment ertoe brengen of kunnen brengen een be­sluit over een transactie te nemen. De reclame-uiting wekt immers onmiskenbaar de indruk dat sprake is van een ef­fectief werkend product tegen rimpels, waarmee dit product zich wezenlijk onder­scheidt van anti-rim­pel producten waarvan de werking niet kan worden aangetoond. Op grond hiervan spitst het ge­schil zich toe op de vraag of vol­doende onderbou­wing bestaat voor de onderhavige claims, in die zin dat de ge­claim­de werking in de op grond van artikel 15 NRC vereiste mate aannemelijk is ge­worden, mede gelet op de stelligheid waar­mee deze claims worden gedaan en de uit­druk­kelijke betwisting daarvan door geïntimeerde.

 

4. Het enkele feit dat Vichy LiftActiv, naar L’Oréal stelt, tot stand is ge­ko­men na tien jaar onderzoek en nadat zes wetenschappelijke studies ten behoeve van het pro­duct zijn uit­ge­voerd, biedt naar het oordeel van te College geen onderbou­wing voor de in de reclame-uiting geclaimde werking van het product. Im­mers, dit alles impli­ceert nog niet dat de in de reclame-uiting genoemde werking van het eindproduct ook daad­werkelijk door de consument wordt bereikt. Het feit dat in Vichy LiftActiv de stof Rham­nose is verwerkt en in verband met die stof octrooien zijn aangevraagd en verkregen, brengt evenmin mee dat met voldoende mate van waarschijnlijkheid de geclaimde werking van Vichy LiftActiv als zodanig kan worden aangenomen. Daarbij neemt het College in aanmerking dat de octrooien weliswaar zien op een bepaalde wer­king van Rhamnose, al dan niet in combinatie met een andere stof, maar daaruit volgt evenmin dat die wer­king met het eindproduct (Vichy LiftActiv) daad­werkelijk en in voldoende mate door de gebruiker wordt bereikt. Dit laatste volgt ook niet uit de verplichting die voor L’Oréal volgt uit artikel 11 lid 2 aanhef en onder d van de Cosmeticaverordening, inhouden­de dat, wanneer de aard of de werking van het cosmetische product dit rechtvaar­digt, zich in het pro­ductinforma­tie­dossier bewijzen dienen te bevinden van de wer­king waarop het cos­metische product aan­spraak maakt. Voor zover L’Oréal stelt dat aan deze verplich­ting wordt voldaan, is het College niet duidelijk welke bewijzen het betreft. Overi­gens geldt dat de Cos­meticaverordening pas met ingang van 11 juli 2013 van toepas­sing is.

 

5. Uit het voorgaande volgt dat als enige directe feitelijke onderbouwing voor de ge­claimde werking van Vichy LiftActiv de in de uiting bedoelde zelfevaluatietest res­teert. Het Col­lege is, evenals de Commissie, door L’Oréal niet in staat gesteld te be­schik­ken over het volledige rapport van dit onderzoek. Volgens L’Oréal betreft het ver­trou­­welijke in­formatie die niet behoort te worden overgelegd in een klachten­pro­ce­dure die ten behoeve van een televisieprogramma aanhangig is ge­maakt. De Com­missie heeft overwogen dat zij het oogmerk van geïntimeerde geen recht­vaar­diging vindt voor de terughoudendheid van L’Oréal. Het College onder­schrijft dit. Im­mers, ongeacht met welk doel een klacht wordt inge­diend, geldt dat de adverteerder de juistheid of de eer­lijkheid van de reclame aan­ne­melijk dient te ma­ken indien deze, zoals in casu, gemotiveerd wordt aange­vochten.

 

6. Voorts is het College van oordeel dat niet is gebleken dat sprake is van stukken die dusdanig vertrouwelijk zijn, dat daarvoor een bijzondere voorziening zou dienen te worden getroffen op de voet van het bepaalde in artikel 16, tweede zin, van het Re­gle­ment van de Reclame Code Com­mis­sie en het College van Beroep, dan wel een andere voorziening. L’Oréal heeft in beroep geen begin van vertrouwelijkheid aan­nemelijk gemaakt en in feite volstaan met te stellen dat zij de informatie niet ge­schikt acht om aan geïntimeerde te verstrekken. Overigens merkt het Col­lege op dat ter vergadering namens L’Oréal is aangevoerd dat van de opstellers van het rapport geen toestemming is verkregen om dit alsnog over te leggen.

 

7. Het College ziet op grond van het voorgaande geen aanleiding alsnog een voor­zie­ning te treffen voor het overleggen van bepaalde stukken dan wel L’Oréal gele­gen­heid te geven tot nadere bewijsvoering. Nu het College als gevolg van de opstelling van L’Oréal niet kan beschikken over de ori­ginele rapportage met betrekking tot de zelf­evaluatietest, kan niet worden vast­ge­steld welke waarde aan de in de reclame-uiting genoemde resul­taten van die test dient te worden toegekend. De stelling van L’Oréal dat het onderzoek voldoet aan de “Guide­lines for the eva­lua­tion of the effi­cacy of cosmetic products” is niet verifieer­baar en ook niet rele­vant, nu niet duidelijk is of de test betrekking heeft op het in de recla­me-uiting aan­gepre­zen product. In ver­band met het laatste merkt het College op dat, voor zover gege­vens beschikbaar zijn met be­trekking tot het object van de zelfevaluatietest, daaruit uitsluitend blijkt dat deze test betrekking heeft op een product dat is getypeerd als “Formule nuit”, blijkbaar der­hal­ve een product voor gebruik tijdens de nacht. De in de reclame-uiting afgebeelde verpak­king van Vichy LiftActiv verwijst niet naar “For­mu­le nuit” of het gebruik als nachtcrème. Terzijde merkt het Col­lege op dat, naar het College uit de website www.vichy.nl is gebleken, Vichy Lift­Activ in twee varian­ten in een potje wordt ver­kocht, waarbij het in de uiting afge­beel­de product niet cor­respondeert met de variant “Vichy LiftActiv nuit”, maar wel met de variant die, blijk­baar, voor de dag is bedoeld. Het College leidt hieruit af dat de in de reclame-uiting afgebeelde variant kennelijk een andere variant of een ander product betreft dan waarmee de zelf­eva­lua­tietest is uitgevoerd. Aldus is niet gebleken dat de resultaten van de zelf­eva­lua­tietest be­trek­king hebben op het in de reclame-uiting aangeprezen product.

 

8. Op grond van het voorgaande is niet aannemelijk gemaakt dat de zelfeva­lua­­tietest de zeer stellige mededeling in de reclame-uiting kan rechtvaardigen dat het gebruik van (de in die uiting aangeprezen variant van) Vichy Lift­Activ bij een nor­maal te ach­ten gebruik een “langdurig liftend effect” op de huid heeft respec­tie­velijk dat de huid bij gebruik van dit product na 4 dagen volledig wordt getransfor­meerd”, een en an­der zoals nader toegelicht in de tekst direct onder deze medede­lingen (“Anti-rim­pel&verstevigende verzorging” respectievelijk “Glad­dere,stralendere en strak­kere huid”). L’Oréal stelt overigens op zichzelf genomen terecht dat, an­ders dan de Com­missie heeft geoor­deeld, laatstbedoelde teksten door de gemid­delde consu­ment zullen worden opge­vat als een nadere toelichting op de geclaimde werking. Dit leidt evenwel niet tot een andere beslissing, nu ook de aldus genuan­ceerde be­weer­de­lijke werking on­miskenbaar op de resultaten van de zelfevalua­tietest is ge­baseerd en op grond van de in deze procedure aanwezige gegevens niet kan wor­den geoordeeld dat ook voor die mededelingen voldoende onderbouwing bestaat.

 

9. Dit alles laat onverlet dat L’Oréal in reclame-uitingen voor Vichy Lift­Ac­tiv mag ver­wij­zen naar 10 jaar onder­zoek, 7 patenten en 6 weten­schap­pe­lijke studies. Indien evenwel wordt gesuggereerd dat deze inspanningen er­toe heb­ben geleid dat het product ook aantoonbaar werkt, dat wil zeggen bij gebruik leidt tot de in de reclame-uiting specifiek genoemde resulta­ten, dient zij dit voldoen­de aan­ne­melijk te maken. Nu blijkens het voorgaande in de onderhavige zaak niet aan deze verplichting is voldaan, heeft de Commissie de reclame-uiting terecht mislei­dend geacht. Het College onderschrijft dit oordeel, met enige wijziging van gronden. Nu de grieven aldus geen doel treffen, dient te worden beslist als volgt.

 

De beslissing

 

Bevestigt de beslissing van de Commissie met enige wijziging van gronden en voor zover in beroep.

 

 

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken