a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Terug naar zoekresultaten

Voeding en niet- alcoholhoudende dranken

Dossiernr:

2012/00758-I

Datum:

21-12-2012

Uitspraak:

Afwijzing

Product/dienst:

Voeding en niet- alcoholhoudende dranken

Motivatie:

Bijzondere Reclamecode

Medium:

Audiovisuele Mediadiensten

De bestreden uiting

 

De klacht is gericht tegen -naar klager stelt-: “diverse reclame uitingen van Heineken Nederland, samen te vatten onder de noemer ‘Holland Heineken House’, tijdens de Olympische Spelen in Londen”, die -samengevat- werden vertoond in het op www.rtl.nl als zodanig omschreven programma op RTL 4: ‘De Zomer Van 4: De Spelen – Zomerse Talkshow over de Olympische Spelen, live vanuit het Holland Heineken House’. Klager stelt: “Deze reclame-uitingen zijn te zien van 27 juli tot en met 12 augustus op rtl4, iedere avond van 22.30 uur tot 24.00 uur”.

 

De klacht

 

Ter inleiding op zijn bezwaren stelt klager onder meer het volgende.

Heineken is sponsor van het programma ‘De Zomer Van 4’.

Heineken maakt daarbij gebruik van product placement: op opvallende wijze zijn één of meer glazen bier te zien en sporters die bier drinken. Hierbij is zichtbaar gebruik gemaakt van geregisseerde shots. Ook zijn er shots van de biertap.

“De uitvoering van het decor is grotendeels Heineken”. Klager wijst in dit verband op “de naam Heineken in allerlei oranje achtergrondstukken, Heineken uitingen in allerlei andere decorstukken” en “personen die in Heineken kleding in het publiek zitten”. Voorts stelt hij: “in de belichting is extreem veel groen te zien”, “het personeel heeft Heineken kleding aan” en “Op alle tafels en een prominente bar staat bier”.

Heineken is naamgever van de locatie.

De presentator zit prominent voor een bar met daarachter een buitenproportioneel Heineken logo.

Achter de presentator is steeds een aan een Heineken bar gezeten publiek prominent zichtbaar. Dit publiek is qua samenstelling en aankleding duidelijk geselecteerd. In 3 uitzendingen is er sprake van jonge vrouwen onder de 25 jaar, die ook regelmatig in beeld worden gebracht met bier. Klager verwijst naar productie 7.

 

Klagers bezwaren kunnen als volgt worden samengevat.

a.

In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat Heineken met “haar dominante aanwezigheid” wil suggereren dat Heineken bier een belangrijke bijdrage levert aan (het succes van) de Nederlandse Olympische Sporters en het succes van het Nederlands Olympisch Comité. De hoeveelheid en opeenstapeling van zorgvuldig geregisseerde Heineken activiteiten rondom de Olympische Spelen, in het bijzonder op televisie, suggereren een associatie tussen topsportprestaties en alcohol. Dat is verboden. In dit verband wijst klager op de in artikel 1 van de Reclamecode voor Alcoholhoudende Dranken (RvA) genoemde, geboden terughoudendheid in reclame voor alcoholhoudende drank. Daarvan is in dit geval -naar klager stelt- geen sprake.

b.

Er zijn zorgvuldig geregisseerde shots te zien van drinkende jonge mensen onder de 25, zowel in het televisiepubliek als voor een Heineken bar achter de presentator. Dit is in strijd met artikel 11 RvA en met artikel 18 van de Britse Advertising Code.

c.

Het opzichtig plaatsen van een bar waarin vooral of uitsluitend de biertap actief lijkt te zijn c.q zorgvuldig in beeld wordt gebracht, is in strijd met de terughoudendheid die is geboden in geval van sponsoring van een televisieprogramma door een alcoholmerk.

d.

Diverse shots in met name het programma van 1 augustus 2012 duiden op een schending van de artikelen 6, 7, en 8 RvA. Klager verwijst naar de stills zoals te zien in  “productie 9” (kennelijk is bedoeld: productie 8) bij de klacht.     

e.

De locatie, uitbating, en televisieregistratie vanuit Holland Heineken House kan worden opgevat als ‘horeca promotie’ in de zin van artikel 26 RvA. Gezien de enorme en zichtbare distributie van bier en het geregisseerde en zeer frequente in beeld brengen van drinken van bier, is er geen sprake van terughoudendheid, geboden in alle reclame voor alcoholhoudende drank.

f.

In de aflevering van 1 augustus 2012 (klager verwijst naar productie 9) vraagt presentator Rick Nieman aan de bronzen medaillewinnares Edith Bosch om haar opmerking over ‘dronken worden’ te verduidelijken. Edith Bosch zegt te denken dat zij na een half glas bier die avond al dronken wordt. Rick Nieman zegt dat graag mee te willen maken en een andere gast, Dennis van der Geest, schuift haar opzichtig en voor de camera een glas bier toe.  

Zowel de presentator als de “betaalde ‘gast’ spreker” moedigen de medaillewinnares aan om dronken te worden. Dit is in strijd met artikel 1 RvA.

g.

De hoeveelheid en opeenstapeling van zorgvuldig geregisseerde Heineken activiteiten, het tonen van bier in situaties van extase, grensverlegging, uit-je-dak-gaan en het aanzetten tot dronken worden van de bronzen medaillewinnares Edith Bosch betreffen een ernstige schending van het uitgangspunt van de RvA, dat terughoudendheid is.

 

Klager verzoekt de Commissie aan Heineken “een sanctie op te leggen die tot doel strekt deze schending van de RvA te bestraffen en gezien de looptijd van het programma, de uitzendingen vanuit het Holland Heineken House door RTL4 onmiddellijk te beëindigen”.   

 

Het verweer van Heineken

 

De klacht is gemotiveerd weersproken. Op het verweer zal worden teruggekomen in het oordeel.

 

Het verweer van RTL

 

Dit kan als volgt worden samengevat.

De klacht richt zich tot Heineken. RTL is niet de adverteerder in de zin van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

Voor zover de Commissie mocht oordelen dat de klacht zich ook richt tegen RTL, voert RTL aan dat de Commissie niet bevoegd is om over de inhoud van het programma ‘De Zomer Van 4: De Spelen” te oordelen. Het Luxemburgse SMC (Service des medias et des Communications) houdt namelijk toezicht op reclame- en sponsorvoorschriften met betrekking tot de door RTL uitgezonden programma’s. Desalniettemin hecht RTL er waarde aan te benadrukken dat de door klager genoemde uitingen toelaatbare sponsormomenten en/of anderszins toelaatbare programmaonderdelen zijn conform de Luxemburgse regelgeving.

RTL verzoekt de Commissie de klacht af te wijzen.

 

De mondelinge behandeling

 

Klager en Heineken hebben hun standpunten nader toegelicht.

 

Het oordeel van de Commissie

 

Ten aanzien van Heineken

 

De Commissie stelt voorop dat zij bij de beoordeling van de onderhavige klacht zal uitgaan van hetgeen te zien is geweest in de afleveringen 2, 4 en 7 van het televisieprogramma ‘De Zomer Van 4: De Spelen – Zomerse Talkshow over de Olympische Spelen, live vanuit het Holland Heineken House’ (hierna: ‘De Zomer Van 4’).   Ten eerste heeft klager uitsluitend tegen deze afleveringen specifieke bezwaren geuit, voorts zijn van deze afleveringen stills oftewel schermafdrukken bij de klacht overgelegd, en ten slotte heeft de Commissie uitsluitend van deze afleveringen ter vergadering kennis kunnen nemen, nadat RTL deze afleveringen op een USB-stick aan de Commissie had doen toekomen. Deze afleveringen heeft de Commissie vervolgens ook aan klager doen toekomen.

 

Ingevolge artikel 1 van haar reglement heeft de Commissie tot taak te beoordelen of reclame wordt gemaakt in overeenstemming met de bepalingen van de Nederlandse Reclame Code (NRC), waaronder begrepen de RvA. Daarbij geldt voor de RvA een specifiek toepassingsgebied, namelijk “alle specifiek voor Nederland bestemde reclame”.

 

Nu klager zich beroept op de RvA dient allereerst de vraag te worden beantwoord of een klacht is ingediend over (i) reclame voor alcoholhoudende drank die (ii) specifiek voor Nederland is bedoeld.

De Commissie beantwoordt die vraag in bevestigende zin. Zij overweegt daartoe het volgende.

 

Ad i.

Vast staat dat Heineken mede-sponsor is van het programma ‘De Zomer Van 4’. Aan het slot van het programma wordt Heineken ook als zodanig vermeld.

Naar het oordeel van de Commissie geeft Heineken uiting aan dit sponsorschap, door het maken van reclame voor Heineken bier in voornoemde afleveringen 2, 4 en 7 van  ‘De Zomer Van 4’. Dit is allereerst het geval voor zover in die afleveringen de naam Heineken of het logo van Heineken voorkomt, zoals bijvoorbeeld op het bord achter de presentator Rick Nieman (zie bijvoorbeeld productie 3 bij de klacht), achter een bar (productie 6), op glazen/plastic bekers (productie 3), op een groot, liggend bierblik (productie 6) en in de zogenaamde Medal Ceremony Hall (productie 6). Voorts is er naar het oordeel van de Commissie sprake van reclame voor Heineken bier, voor zover het programma beelden bevat van het drinken van bier, ongeacht of daarbij de naam of het logo van Heineken is te zien. Met name door het feit dat het programma, zoals

bij aanvang daarvan wordt vermeld, wordt uitgezonden vanuit het Holland Heineken House, zullen beelden van het drinken van bier bij de gemiddelde consument de gedachte doen postvatten dat het om Heineken bier gaat.

 

Ad ii.

Bovengenoemde reclame is naar het oordeel van de Commissie specifiek voor Nederland bestemd. Weliswaar maakt deze reclame deel uit van een aantal afleveringen van een televisieprogramma dat wordt uitgezonden door de Luxemburgse zender RTL, vanuit het Holland Heineken House in Londen, maar het bewuste, mede door Heineken gesponsorde programma, waaronder de reclame, is duidelijk bedoeld voor het Nederlandse publiek. Immers, in het programma, dat wordt gepresenteerd door de in Nederland bekende Rick Nieman, ligt de nadruk op prestaties van Nederlandse deelnemers aan de Olympische Spelen en wordt de Nederlandse taal gevoerd.

 

Met betrekking tot de verschillende bezwaren van klager overweegt de Commissie het volgende.  

 

Ad a.

Voor zover in het programma ‘De Zomer Van 4’ niet alleen de aandacht wordt gevestigd op topsportprestaties maar ook sprake is van -zoals hiervoor overwogen- reclame voor Heineken bier, leidt dat niet tot het oordeel dat een ontoelaatbaar verband wordt gelegd tussen topsportprestaties en alcohol.

Ingevolge artikel 19 RvA is immers toegestaan het verbinden van een merknaam van een alcoholhoudende drank aan een evenement, waarbij in geval van sportsponsoring alle regels van de RvA van toepassing zijn. Klager wijst in het kader van bezwaar a op de terughoudendheid neergelegd in artikel 1 RvA. Op grond van het voorliggende materiaal is de Commissie niet van oordeel dat de reclame voor Heineken bier zoals die voorkomt in de afleveringen 2, 4 en 7 van ‘De Zomer Van 4’ niet in overeenstemming is met de eis van terughoudendheid als bedoeld in artikel 1 RvA. Meer in het bijzonder toont, suggereert of stimuleert de bewuste reclame geen overmatige of anderszins onverantwoorde consumptie van alcoholhoudende drank. Overigens is de Commissie van oordeel dat voor zover er sprake is van reclame voor Heineken bier, niet wordt gesuggereerd dat consumptie van alcoholhoudende drank de sportprestatie positief beïnvloedt als bedoeld in artikel 6 lid 4 RvA.

 

Ad b.

Heineken heeft als verweer aangevoerd dat (1) het toegangsbeleid van de RTL-studio (behoudens de minimumleeftijd van 18 jaar) niet werd bepaald door Heineken, maar door de producent van het programma ‘De Zomer Van 4’: “Infostrada Sports Group” en/of RTL en dat (2) Heineken geen bemoeienis had met het regelen van de toegang voor de live opnamen. Op grond hiervan acht de Commissie voldoende aannemelijk dat er geen sprake is van geënsceneerde situaties met modellen die door of in opdracht van de adverteerder zijn ingehuurd, zoals bedoeld in artikel 11 RvA. Evenmin is gebleken van scripts in de zin van artikel 11 RvA in relatie tot de in de klacht bedoelde “drinkende jonge mensen”. Waar klager zich beroept op artikel 18 van de Britse Advertising Code overweegt de Commissie dat zij niet bevoegd is om de bestreden reclame aan die code te toetsen.

 

Ad c.

Dit bezwaar met betrekking tot het tonen van een bar en biertap vat de Commissie op in die zin dat klager meent dat er geen sprake is van terughoudendheid in de zin van artikel 1 RvA. Naar het oordeel van de Commissie leidt het enkele gegeven dat een bar en biertap zijn te zien niet tot het oordeel dat wordt gehandeld in strijd met het vereiste van terughoudendheid, neergelegd in artikel 1 RvA.  Meer in het bijzonder tonen, suggereren of stimuleren de bewuste beelden geen overmatige of anderszins onverantwoorde consumptie van alcoholhoudende drank.  

 

Ad d.

In de fragmenten waarop klager gezien de als productie 8 overgelegde stills kennelijk het oog heeft, zijn mensen te zien die naar het de Commissie voorkomt feest vieren of uiting geven aan gevoelens van vreugde in verband met de Olympische Spelen, zonder dat, voor zover deze beelden reclame inhouden voor Heineken bier, één of meer van de door klager aangehaalde artikelen 6, 7 en/of 8 RvA wordt/worden overtreden. De Commissie overweegt daartoe het volgende.

De bewuste reclame wijst niet op de ontremmende werking van alcoholhoudende drank, noch verwijst deze naar mogelijke voor de gezondheid gunstige effecten van het nuttigen van alcoholhoudende drank, noch suggereert deze dat consumptie van alcoholhoudende drank lichamelijke of geestelijke prestaties verbetert. Evenmin suggereert de reclame dat consumptie van alcoholhoudende drank de sportprestatie positief beïnvloedt (artikel 6 RvA). Voorts suggereert de reclame niet dat consumptie van alcoholhoudende drank de beroepsbeoefening positief beïnvloedt (artikel 7 RvA). Ten slotte wekt de reclame niet de indruk dat er een causaal verband bestaat tussen de consumptie van alcoholhoudende drank en het hebben van sociaal en/of seksueel succes (artikel 8 RvA).

 

Ad e.

Nog daargelaten of er sprake is van een horecapromotie in de zin van de RvA -Heineken bestrijdt dit en klager beroept zich overigens niet op specifieke voor horecapromoties geldende regels ingevolge de RvA- is de Commissie van oordeel dat,  voor zover beelden zijn te zien van het serveren of drinken van bier, niet is gehandeld in strijd met het vereiste van terughoudendheid, neergelegd in 1 RvA. Meer in het bijzonder tonen, suggereren of stimuleren de bewuste beelden geen overmatige of anderszins onverantwoorde consumptie van alcoholhoudende drank.  

  

Ad f.

In het hier bestreden fragment reageert judoka Edith Bosch als volgt op de mededeling dat gouden medaillewinnaar Bradley Wiggans over de laatste kilometer had gezegd:

“Ik dacht eraan hoe dronken ik over 6 uur zou zijn”:

“Ik heb al heel lang geen alcohol meer gedronken en tot nu toe ook nog niet. Ik zie daar een biertje staan, maar ik denk dat als ik een half biertje drink, dat ik onder de tafel lig”.

Vervolgens zeggen presentator Rick Nieman en Dennis van der Geest respectievelijk:  

Nieman: “Nou voorzichtig..”

Van der Geest: “Nou daar staatie, kom maar. Ik wil je onder de tafel zien …en adten”.

Nieman: “Ontzettend bedankt dat je hier was en van harte gefeliciteerd”.

Vervolgens staat er, anders dan is te zien in de eerdere beelden, een glas bier bij Edith Bosch. Anders dan in de klacht wordt gesteld, is niet te zien dat Dennis van der Geest dit glas bier naar Edith Bosch toeschuift.

Naar het oordeel van de Commissie kan bovenbedoeld gesprek niet worden aangemerkt als reclame voor Heineken bier. Dat geldt wel voor de beelden van het glas bier, maar met betrekking tot deze beelden wordt niet gehandeld in strijd met de eis van terughoudendheid, neergelegd in artikel 1 RvA. Meer in het bijzonder tonen, suggereren of stimuleren de bewuste beelden geen overmatige of anderszins onverantwoorde consumptie van alcoholhoudende drank. 

 

Ad g.

Voor zover er in ‘De Zomer Van 4’ sprake is van reclame voor Heineken bier, is de Commissie gegeven het voorliggende materiaal van oordeel dat is voldaan aan het vereiste van terughoudendheid, neergelegd in artikel 1 RvA. Meer in het bijzonder toont, suggereert of stimuleert deze reclame geen overmatige of anderszins onverantwoorde consumptie van alcoholhoudende drank.  

 

Ten aanzien van RTL

 

Zoals de Commissie hiervoor heeft overwogen ten aanzien van Heineken, is er -kort samengevat- sprake van het maken van reclame door Heineken, mede-sponsor van het programma ‘De Zomer Van 4’, welke reclame specifiek voor Nederland is bestemd.

De Commissie beoordeelt uitsluitend de inhoud van de bestreden reclame en zij toetst deze aan de RvA, aan welke code Heineken zich heeft gecommitteerd.

De Commissie acht zich niet bevoegd om een oordeel te geven met betrekking tot voor (de buitenlandse zendgemachtigde) RTL geldende voorschriften omtrent sponsoring en product placement, met de handhaving waarvan het Luxemburgse SMC is belast.

 

Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

 

De beslissing van de Reclame Code Commissie (12 oktober 2012)

 

De Commissie wijst de klacht af.

 

 

Het College van Beroep (21 december 2012)

 

De grieven in het appel (van de oorspronkelijke klager)  

           

Het College vat deze als volgt samen.

 

Grief 1

De Commissie heeft een te beperkte interpretatie gegeven aan de Reclamecode voor alcoholhoudende dranken (RvA). Deze code dient niet alleen naar de letter, maar ook naar de geest te worden nageleefd. De RvA vraagt om terughoudend­heid in al­le reclame voor alcoholhoudende dranken. Dit volgt uit artikel 1 RvA. Het over­matig tonen van (het drinken van) bier stimuleert schadelijk gedrag. De enorme hoe­veelheid en opeenstapeling van zorgvuldig geregisseerde Heineken activiteiten rond­om de Olympische Spelen die in de uitzendingen van RTL 4 zijn te zien, brengt mee dat wordt gehandeld in strijd met de door de RvA voorgeschreven terughou­dend­heid en de geest van de RVA. Appellant verwijst in dit verband naar de door hem sub i tot en met xv genoemde omstandigheden.

Grief 2

De Commissie heeft formaliteiten verzuimd die mede aan de verkeerde beslissing hebben bijgedragen. Appellant stelt dat uit de door hem sub i tot en met viii ge­noem­de om­stan­digheden blijkt dat door toedoen van de Commissie hij maar een zeer beperkt deel van het bewijsmateriaal heeft kunnen gebruiken. De Commis­sie laat toe dat dit be­wijsmateriaal van abominabele kwaliteit is, waarmee appellant geen volledig plei­dooi kan voeren en de Commissie geen duidelijk beeld van de uitzendingen krijgt. Appellant heeft gevraagd hem alle uitzendingen toe te zenden, maar heeft deze niet ontvangen.

Grief 3

Heineken misleidt in haar verweerschrift in eerste aanleg de Commissie door te schrijven dat het Holland Heineken House slechts ter plekke in Londen zichtbaar is geweest. Vol­gens appellant zijn de activiteiten van het Holland Heineken House in Nederland waarneembaar geweest en op de Nederlandse markt gericht. Van redac­tionele onafhankelijkheid is geen sprake. Bij sponsoring van een televisieprogramma vindt per de­finitie inmen­ging plaats in de redactionele inhoud daarvan. Sponsor en producent voeren hierover uitvoerig overleg. De bemoei­e­nis van Heineken met pro­gramma’s die zij sponsort gaat ver en de uitzendingen bevatten daardoor een overdaad aan beelden die naar bier verwijzen. 

Het antwoord in appel tevens de grieven van Heineken

 

De grieven zijn gemotiveerd weersproken.

 

Het College vat het appel van Heineken als volgt samen.

Heineken stelt dat de Commissie in haar beslissing een te ruime omschrijving heeft gegeven van de elementen uit de afleveringen die als reclame voor Heineken zijn op te vatten en waarop volgens de Commissie de RvA van toepassing is. Volgens Heineken is deze uitleg niet in overeenstemming met de definitie van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en kan de zeer ruime formulering een nega­tieve precedentwerking hebben. Voorts levert de ruime uitleg volgens Heineken een onwenselijke tegenstrijdigheid op met bepalingen uit Richtlijn 2010/13/EU van het Euro­pees Par­le­ment en de Raad (hierna de Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten)

en de nationale mediawet. Een sponsor levert slechts een financiële bijdrage of een bijdrage in natura teneinde onder strikte voorwaarden zijn merk en pro­duct in tele­visie­programma’s te laten zien. Heineken heeft geen invloed uitge­oe­fend op het feit dat in de afleverin­gen eventueel reclame is te zien. Aldus is niet voldaan aan het vereiste van artikel 1 NRC dat de adverteerder feitelijke invloed moet hebben uit­geoefend. Op grond hiervan kan niet worden volgehouden dat alle beelden die mo­gelijkerwijs iets met Heineken te maken (zouden kunnen) hebben reclame-uitingen in de zin van artikel 1 NRC zijn. De Commissie heeft geen “tailor-made toet­sing” uitgevoerd met betrekking tot de vraag of sprake is van (in)directe aanprijzing én een (georgani­seerd) mechanisme én of zij daar invloed op heeft ge­had waardoor dit aan haar kan worden toegerekend. De Commissie is voorts voorbijgegaan aan het feit dat RTL redactionele vrijheid heeft en dat onder­scheid moet worden gemaakt tussen situaties en ruimtes waar evident sprake is van vrije nieuwsgaring en opna­mes in de RTL-studio waar de achtergrond van het decor met de naam Heineken is aan­gebracht. Daarnaast betwist Heineken per afzonderlijk door de Commissie ge­toetst element dat sprake is van reclame.

 

De grieven in het appel van RTL

 

Het College vat deze als volgt samen.

Ten onrechte heeft de Commissie geoordeeld dat Heineken als sponsor van de be­wuste af­le­ve­ringen uiting geeft aan het sponsorschap door het maken van reclame voor bier. RTL stelt dat er sprake is van sponsoring in de zin van de Richtlijn Audio­visuele Mediadiensten. In de aftiteling van de afle­veringen is Heineken als een van de sponsors genoemd. Een televisieprogramma waarin gesponsorde elementen in voorkomen, valt niet als reclame aan te merken. Dat sponsoring van een televisie­programma onder de definitie van artikel 1 NRC valt, berust hoogstwaarschijnlijk op een misverstand. Dit schept nodeloos verwar­ring. De wijze van uitvoering van de spon­soring is voorbehouden aan het Luxemburgse SMC. Door de beslissing van de Com­­­missie kan een (gespon­sord) programma­onderdeel als reclame worden gezien in de zin van de Neder­land­se Reclame Code en tegelijk vallen onder de Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten als geldige spon­soring. Ondanks dat de Commissie zich ten aanzien van RTL niet bevoegd heeft geacht een oordeel te geven met be­trekking tot de voor RTL gel­den­de voorschriften omtrent sponsoring en product pla­cement, heeft de Commissie wel ten aanzien van Heineken de spon­sormomenten getoetst aan de RvA. RTL stelt dat de Commissie mag oordelen over de inhoud van televisiereclame conform de de­finitie van de Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten, maar zij maakt bezwaar tegen het feit dat via een sponsor van een RTL program­ma de Commissie toch oordeelt over de inhoud van een RTL programma. Volgens RTL kan een klager daardoor aangaande de­zelfde uiting zijn beklag doen bij twee ver­schil­lende instan­ties, te weten het Luxem­burgse SMC en de Commissie. Beide instanties toetsen inhoudelijk verschillend, hetgeen de rechtszekerheid niet ten goede komt.

           

Het antwoord in het appel van Heineken en RTL

 

De grieven van Heineken zijn gemotiveerd weersproken.

Appellant stelt ten aanzien van RTL dat deze geen partij is in de onderhavige procedure.

 

De mondelinge behandeling

Appellant licht het beroep nader toe mede aan de hand van een overgelegde pleit­nota. Appellant deelt onder meer mee dat naar zijn mening RTL geen partij is in de procedure. De inleidende klacht was uitsluitend gericht tegen Heineken. Inmiddels heeft appellant een afzonderlijke klacht inge­diend tegen RTL bij het Luxemburgse SMC. De Commissie heeft drie uitzendingen bij haar beoor­deling betrokken. De in­leidende klacht betrof echter 17 uit­zen­dingen. Appellant ziet overigens geen aan­leiding om te veronderstellen dat de niet beoor­deelde uitzendingen qua getoonde beelden wezenlijk anders zijn dan de drie wel beoordeelde uitzendingen. Deze uit­zendingen zijn volgens appellant telkens in feite een reclame-uiting van Heineken.

 

Heineken doet haar standpunt nader toelichten mede aan de hand van een over­gelegde pleitnota. Zij bepleit onder meer dat sprake moet zijn van een tailor-made toetsing per individueel beeld aan de hand van de definitie van reclame.

 

Het oordeel van het College

 

Ten aanzien van het door RTL ingestelde beroep

 

1. Appellant heeft ter vergadering aangevoerd dat RTL geen partij is in deze proce­du­re, nu de inleidende klacht uitsluitend tegen Heineken was ge­richt. In­middels heeft appellant tegen RTL een afzonderlijke klacht inge­diend bij het Luxemburgse SMC. Ook Heineken heeft zich op het standpunt gesteld dat RTL ten onrechte als ver­weer­­der is aangemerkt. RTL zelf stelt in beroep onder meer dat het Luxemburg­se SMC over de uitvoering van de sponsoring dient te oordelen. Het College oordeelt op grond van het voorgaande dat in het onderhavige geval onvoldoende aanleiding bestaat om RTL als verweerder aan te merken. Er zijn ook geen bijzondere feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die rechtvaardigen dat zij ambtshalve in deze procedure, waarin het gaat om de vraag of sprake is van reclame in strijd met de RvA, als verweerder zou dienen te worden aangemerkt. Dit im­pli­ceert dat de Com­missie ten onrechte RTL als verweerder heeft aangemerkt en dat in zoverre dient te worden beslist als volgt.

 

Ten aanzien van grief 2 (van de oorspronkelijke klager)

 

2. De inleidende klacht heeft betrekking op het door Heineken gesponsorde tele­visie­programma “De Zomer van 4: De Spelen – Zomerse Talkshow over de Olympische Spelen, live vanuit het Holland Heineken House”, waarvan afleveringen zijn uitge­zon­den gedurende de Olym­pische Spelen te Londen. De klacht richt zich specifiek tegen de televisiebeelden die tijdens de Olympische Spelen zijn opgeno­men in of nabij het Holland Heineken House te Londen. De afleveringen zijn uitgezonden op de zender RTL 4. De Commissie is ten aanzien van de op grond van de inleidende klacht te beoorde­len uitingen uitgegaan van de afleveringen 2, 4 en 7. De Commis­sie heeft de beoordeling tot deze uitzendingen beperkt, nu appellant uitsluitend te­gen deze afleveringen specifieke bezwaren heeft geuit, alsook van deze afleve­rin­gen “stills” door hem zijn over­ge­legd.

 

3. Appellant heeft ter vergadering aangevoerd dat de inleidende klacht betrekking had op in totaal 17 uit­zen­dingen. Nu appellant heeft meegedeeld dat hij geen aanleiding heeft om te veronderstellen dat de niet beoor­deelde uitzendingen qua getoonde beelden wezenlijk anders zijn dan de drie wel door de Commissie beoordeelde uit­zendingen en Heineken dit laatste ook niet heeft betwist, gaat het College om prak­tische rede­nen ervan uit dat de inleidende klacht weliswaar tegen 17 uitzendingen is gericht, maar dat in beroep volstaan kan worden met de drie door de Commissie beoordeelde uitzendingen te toetsen. Gelet hierop is het College van oordeel dat op praktische wijze is tegemoetgekomen aan het bezwaar van appel­lant te­gen het feit dat de Commissie de beoordeling tot de afleveringen 2, 4 en 7 heeft beperkt. Appel­lant heeft met betrekking tot die afleveringen zijn klacht voldoende gesubstantieerd.

 

4. Het is het Col­le­ge niet geble­ken dat het aan­wezige beeldmateriaal on­voldoende van kwaliteit is om op basis daarvan de klacht toe te lichten respec­tie­ve­lijk daarover te oordelen. Uit de beslis­sing blijkt voorts dat de Commissie kennis heeft ge­nomen van de afleveringen. De afleveringen zijn voorafgaand aan de behandeling door de

Commissie aan appel­lant op diens ver­zoek toe­gezonden. Van het weigeren van beeldmateriaal is geen sprake. De Com­missie beschikte niet over ander beeldma­teriaal dan zij aan appellant heeft toe­gezon­den. Grief 2 in het beroep van de oor­spronkelijke klager wordt op grond van het voorgaande afgewezen.

 

Ten aanzien van het door Heineken ingestelde beroep

 

5. De grieven van Heineken zijn gericht tegen het oordeel van de Commissie dat in de gesponsor­de afleveringen elementen voorkomen die als zelfstandige re­clame-uitin­gen voor Heineken bier kunnen wor­den beschouwd, met dien verstande dat Heine­ken erkent dat het bord dat in de uitzendingen achter de presentator is te zien recla­me voor haar is. De beelden waarin dit bord in meer of mindere mate in beeld ver­schijnt en daarbij de merknaam en/of het logo van Heineken voldoende her­ken­baar zijn, die­nen der­hal­ve als reclame voor Heineken te wor­den aangemerkt. Voor het overige stelt Heineken dat het College niet bevoegd is over de klacht te oordelen, om­dat er geen andere beelden zijn te zien waarin sprake is van reclame voor haar.

 

6. Het College ver­werpt deze stelling op grond van het be­paal­de in artikel 1 NRC in verbinding met artikel 1 RvA. In de bewuste afleveringen komen de naam en het logo van Heineken ook op andere wijze dan op het hiervoor genoemde bord in beeld. Uitgangspunt voor het Col­lege is dat sprake is van reclame, voor zover in de be­wuste afleve­rin­gen de naam en/of het logo van Heineken voldoende her­ken­baar in beeld komen. Het College verwijst in dit verband naar de door de Commissie ge­noemde elementen, te weten de vermel­ding van de naam en/of het logo van Hei-neken achter een bar (pro­duc­tie 6), op gla­zen/plastic be­kers (productie 3), op een groot, liggend bierblik (pro­ductie 6) en in de zogenaamde Medal Ceremony Hall (productie 6). Het College merkt daarbij nog op dat het glas bier dat in verschillende afleveringen op de tafel van de sprekers staat in sommige beelden zodanig is gepo­sitioneerd, dat deze zich centraal in beeld bevindt, waarbij de opdruk met de naam en het logo Heineken naar de camera zijn gewend waardoor de hele opdruk is te zien. Ten aanzien van deze elementen be­staat geen aanleiding om anders te oor­delen dan ten op­zich­te van het bord achter de presen­tator. Ook deze elementen hou­den onmiskenbaar ver­band met de spon­soring en dienen elk afzonderlijk als directe reclame-uiting door of ten behoeve van Heineken te worden beschouwd.

 

7. Voorts onderschrijft het College het oordeel van de Commissie dat sprake is van reclame voor Heineken bier, voor zover het pro­gram­ma beelden bevat van glazen bier en/of het drinken van bier, ongeacht of daarbij de naam of het logo van Heine­ken te zien is. Hierbij is in de eerste plaats van belang dat het programma, zoals bij aanvang daarvan wordt vermeld, wordt uitgezon­den vanuit het Holland Heineken House. Door de combinatie met de elementen waarin vervolgens, zoals hiervoor vermeld, de naam en/of het logo van Heineken zijn te zien, zal het voor de consu­ment duidelijk zijn dat de verwijzingen naar Heineken telkens plaatsvinden in ver­band met een exclusieve positie die zij als bierfabrikant met betrekking tot het tele­visie­pro­gram­ma heeft, en wel aldus dat sprake is van sponsoring. De beelden van het (drinken van) bier zullen op grond van het voorgaande bij de consument onver­mij­delijk de indruk wek­ken dat het om Heineken bier gaat. Aldus is sprake van een rechtstreeks verband tussen de directe reclame-uitingen en de beelden waarin het (drinken van) bier wordt getoond. Laatstgenoemde beelden dienen daarom, zo niet als directe aanprijzing, dan toch als een indirecte aanprijzing van Heineken bier te worden beschouwd. Naar het oordeel van het College hebben de beelden van het (drinken van) bier ook daadwerkelijk enige aanprijzende wer­king, reeds doordat mensen in een fees­telijk te achten situatie kennelijk met smaak dit bier drinken. Dit geldt voor de beelden waarin het drinken voldoende zichtbaar is.

 

8. Uit het voorgaande (de kennelijk in verband met de sponsoring als aandachtmo­men­ten bedoelde verwijzingen naar het merk, logo en product van Heineken) blijkt dat in de afleveringen sprake is van reclame voor Heineken bier. Deze aanprijzing vindt in het openbaar plaats ten behoeve van Heineken. Niet noodzakelijk is of de aanprijzing tevens syste­matisch is. Met betrekking tot de verantwoordelijkheid van Heineken als adverteerder doet niet ter zake of RTL redac­tioneel onafhankelijk was bij het maken en het uitzenden van de afleve­ringen, en of Heineken op de inhoud daar­van feitelijk invloed heeft uitgeoefend. Uit artikel 1 NRC en/of artikel 1 RvA volgt niet de eis dat de Heine­ken als adverteer­der daadwerkelijk invloed moet heb­ben gehad op de wijze waarop de aanprijzingen in beeld werden gebracht. Dit laat immers onverlet dat sprake is van een ge­sponsord televisieprogramma met beelden die niet los kunnen worden ge­zien van de sponsoring, en die op grond van het voor­gaande als een directe dan wel indi­rec­te aan­prij­zing ten behoeve van Hei­neken die­nen te worden aange­merkt. Het College is van oordeel dat deze beelden op grond van het voorgaande aan Heineken als adverteerder kunnen worden toe­ge­rekend. Deze toere­ke­ning vindt voldoende basis in artikel 1 NRC. Overigens merkt het Col­lege op, naar aanleiding van het betoog van Heineken dat de definitie van reclame “vergaand is opgerekt”, dat onder de definitie van reclame zoals deze gold tot 1 januari 2011, niet anders zou zijn geoordeeld over deze kwestie.

 

9. Het College oordeelt op grond van het voorgaande dat Heine­ken zich in dit geval niet aan haar verantwoorde­lijkheid als adver­teerder kan ont­trek­ken door een beroep te doen op redactio­nele vrijheid die RTL zou hebben. Met betrekking tot de stelling van Heineken dat een tailor-made toetsing per indi­vi­dueel beeld dient plaats te vin­den aan de hand van de definitie van reclame, merkt het College op dat deze stel­ling juist is voor zover in de inleidende klacht vol­doende is beschreven op welke beelden de klacht betrekking heeft, met dien verstande dat, anders dan Heineken stelt, niet per afzonderlijk beeld hoeft te worden beoordeeld of Heineken daarop invloed heeft gehad. De elementen die inge­volge het voorgaan­de als een directe reclame-uiting voor Heineken dienen te wor­den aange­merkt, zijn on­der 7.6 spe­cifiek omschreven. Met betrekking tot de beel­den van het bier (drinken), wordt volstaan met op te merken dat deze als reclame voor Heineken worden be­schouwd voor zover het bier (drinken) goed zichtbaar is. Een nadere precisering is, gelet op het­geen hierna aan de orde komt, niet noodzakelijk. Tot slot merkt het College op dat het voorgaande dient te worden be­zien in verband met het feit dat het om een gesponsord televisieprogramma gaat. Dit brengt mee dat deze beslis­sing geen betrekking heeft op de situatie buiten het kader van dergelijke sponso­ring. De grieven van Heineken treffen op grond van het voorgaande geen doel.

 

Ten aanzien van de grieven 1 en 3

 

10. Het College verwerpt de stelling van appellant dat de afleveringen als zodanig als een reclame-uiting voor Heineken dienen te worden beschouwd. Het feit dat het om een gesponsord televisieprogramma gaat en daarin reclame voor Heineken is te zien, is onvoldoende om anders te oordelen. De afleveringen zijn onmiskenbaar bedoeld om diverse kwesties te be­lich­ten in verband met de Olympische Spelen. De reclame-uitingen voor Heineken zijn daarbij van ondergeschikte betekenis.

 

11. Grief 3 mist zelfstandige betekenis voor zover appellant stelt dat Heineken de Com­missie heeft misleid omtrent het feit dat de uitzendingen op Neder­land zijn gericht. De Commissie heeft immers Heineken op dit punt niet gevolgd en geoordeeld dat de uitzendingen specifiek voor Nederland waren bestemd. Dit oordeel is in beroep door Heineken niet bestreden. In beroep staat derhalve vast dat de te toet­sen uitin­gen onder de reikwijdte van de Re­cla­me­code voor alco­hol­hou­dende dran­ken vallen. Heineken is als adverteerder verant­woor­delijk voor de uitingen zover het betreft de elementen in de afleverin­gen waarin ten behoeve van haar reclame wordt gemaakt, zoals hiervoor omschreven.

 

12. Ten aanzien van de stelling van appellant dat, voor zover in de afleveringen recla­me voor Heineken wordt gemaakt dit gebeurt in strijd met de RvA, oordeelt het College als volgt. Appellant heeft zowel in de inleidende klacht als in beroep een groot aantal bezwaren tegen de afleverin­gen aangevoerd. Het College vat deze bezwaren om praktische redenen als volgt samen:

•         er is sprake van een overdaad aan verwijzingen naar Heineken, onder meer blijkend uit de naam Holland Heineken House, de verwijzing naar de kleur groen die specifiek is voor Heineken en het feit dat de naam en het logo van Heineken in beeld komen, en

•         in de afleveringen wordt veel bier gedronken.

Door het voorgaande is volgens appellant sprake van een overdaad aan reclame voor (Heineken) bier, hetgeen volgens hem in strijd is met de geest van de RvA.

Het College oordeelt hierover, uitgaande van de afleveringen 2, 4 en 7, waarvan

het College integraal kennis heeft genomen, als volgt.

 

13.

In het geheel van de afleveringen kan naar het oordeel van het College niet worden gezegd dat door de beelden waarin naar Heineken wordt verwezen of bier drinken­de mensen zijn te zien, overmatige of anderszins onverantwoorde consumptie van alcoholhoudende drank wordt getoond, gesuggereerd of gestimuleerd. Evenmin kan worden gezegd dat in strijd met de geest van dit artikel wordt gehandeld door de bedoelde elementen. Het enkele feit dat in de afleveringen bierconsumptie is te zien en enkele keren duidelijk naar Heineken wordt verwezen, is onvoldoende om te oor­delen dat de beelden wel in strijd met artikel 1 RvA zijn. Dit impliceert immers nog geen aan­sporing tot onverantwoorde bierconsumptie. Hetzelfde geldt voor de vol­gens appel­lant overmatige verwijzingen naar biercon­sumptie en/of Heineken. Heineken stelt te­recht dat de vraag of sprake is van het tonen of stimuleren van overmatige con­sump­tie van alcoholhoudende dranken, los dient te worden gezien van de hoeveel­heid beelden waarin sprake is van enige consumptie dan wel ver­wij­zing naar Heine­ken. Het Col­lege onderschrijft het oordeel van de Commissie dat geen sprake is van strijd met artikel 1 RvA.

 

14. Nu appellant geen specifieke grieven heeft ingediend tegen het afwijzen­de oor­deel van de Commissie met betrekking tot de artikelen 6 RvA, 7 RvA, 8 RvA en 11 RvA, bestaat ook in zoverre geen aanleiding om af te wijken van de beslissing van de Com­missie. Het door appellant ingestelde beroep wordt daarom verworpen.

 

De beslissing

 

In het door RTL ingestelde beroep

 

Vernietigt de beslissing voor zover de Commissie RTL als verweerder heeft aangemerkt.

 

In de door appellant en Heineken ingestelde beroepen

 

Bevestigt de beslissing van de Commissie.

 

 

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken