Omschrijving:Het betreft geadresseerde brievenbusreclame van Nifa Financieringen en RBS (RD Europe) B.V. waarin onder meer het volgende staat: |
De klachtDe uiting is in strijd met de Wet Financiële Dienstverlening en het Besluit Financiële |
Het verweerAdverteerders hebben een samenwerkingovereenkomst gesloten op basis waarvan RBS (RD Europe) BV de uiting heeft gezonden aan klanten van Nifa Financieringen. Na het opsturen van de antwoordcoupon ontvangt de aanvrager onder meer een prospectus van het betreffende financiële product en dient nog een aanvraagformulier ingevuld te worden en uiteindelijk een overeenkomst te worden getekend. |
Het oordeel van de Commissie (3 januari 2007) Er is sprake van een reclame-uiting in de zin van de Nederlandse Reclame Code (NRC) aangezien sprake is van een openbare aanprijzing van de diensten van adverteerders. Zoals blijkt uit de uiting doet “Nifa Financieringen in samenwerking met RBS” de aanbieding zodat beide als adverteerder gelden. De Commissie wijst de klacht op alle onderdelen toe en overweegt hierbij het volgende: Zowel naam als adres van de opdrachtgever dienen ingevolge artikel 2 CBR in het aanbod voor te komen. Het adres van adverteerder II ontbreekt echter. |
De beslissingOp grond van het vorenstaande acht de Commissie de uiting in strijd met de artikelen 2 en 7 van de Nederlandse Reclame Code, de Bijzondere Reclame Code onder d. en de artikelen 2 en 4 van de Code Brievenbusreclame, Huissampling en Direct Response Advertising. Zij beveelt adverteerders aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken en zal deze beslissing openbaar maken. |
Regeling: artikel 7 NRC artikel 2 CBR artikel 4 CBR |
De grievenRBS stelt het volgende voorop. De grieven tegen de beslissing van de Commissie kunnen als volgt worden samengevat. II. III. IV. V. |
De mondelinge behandelingHet standpunt van RBS wordt nader toegelicht en daaraan wordt toegevoegd dat RBS bezwaar maakt tegen openbaarmaking van de aanbeveling. Daartoe licht RBS -kort samengevat- toe op welke wijze openbaarmaking onder de Wft is geregeld en in welke rechtsmiddelen de Wft in geval van openbaarmaking voorziet.
|
Het oordeel van het CollegeTen aanzien van de verschillende grieven overweegt het College het volgende. Ad I. Ad II. Ad III. Ad IV. Ad V. Uit het oordeel van de Commissie zoals neergelegd in onderdeel 5 van haar beslissing valt niet duidelijk af te leiden of zij de uiting in strijd acht met de Bijzondere Reclame Codes onder d. Leningen, beleggingen en onroerende zaken, omdat gesuggereerd zou worden dat er geen voorwaarden gelden. Deze bijzondere code wordt pas genoemd in onderdeel 6 (De beslissing), onder verwijzing naar “het vorenstaande”. Voor zover RBS in hoger beroep bestrijdt dat de Bijzondere Reclame Code onder d. is overtreden, acht het College het beroep gegrond, omdat niet kan worden geoordeeld dat de uiting misleidende beweringen bevat als bedoeld in deze code. Anders dan de Commissie ziet het College geen aanleiding om een openbare aanbeveling te doen. Het College acht de onderhavige overtreding van de NRC niet van dien aard dat deze openbaarmaking van de beslissing rechtvaardigt.
|
De beslissingHet College: |