a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Dossiernr:

2007/1451/06.0529

Datum:

07-03-2007

Uitspraak:

vernietiging openbare aanbeveling (gedeeltelijk)

Product/dienst:

Motivatie:

Medium:

Omschrijving:

Het betreft geadresseerde brievenbusreclame van Nifa Financieringen en RBS (RD Europe) B.V. waarin onder meer het volgende staat:
“Spectaculaire Extra Geld Aanbieding!”, “Daarom heeft Nifa Financieringen in samenwerking met RBS nu een tijdelijke en Spectaculaire Extra Geld aanbieding voor u” en “Extra geld nodig? Maak dan gebruik van deze unieke actie en u krijgt het bedrag op uw eigen rekening gestort. Vul de antwoordcoupon onderaan de brief in, maak een keuze uit een van de bedragen of bel”.

De klacht

De uiting is in strijd met de Wet Financiële Dienstverlening en het Besluit Financiële
Dienstverlening.
De uiting is misleidend omdat onvoldoende duidelijk is dat het om een lening gaat. Nergens wordt in de uiting het woord “lening” gebruikt. “Doorlopend krediet” staat één keer in kleine letter op een onopvallende plaats. Ook ontbreekt informatie over rente, looptijd en dergelijke.
Door het ontbreken van de onder b. genoemde informatie is de uiting tevens in strijd met artikel 4 van de Code Brievenbusreclame, Huissampling en Direct Response Advertising (CBR).
De opdrachtgever is niet, althans niet makkelijk te identificeren (artikel 2 CBR).
De uiting is misleidend in de zin van de Bijzondere Reclame Code onder d. Leningen, beleggingen en onroerende zaken. Er wordt immers geen informatie gegeven over de voorwaarden van de lening, de rentebetaling en de aflossing.

Het verweer

Adverteerders hebben een samenwerkingovereenkomst gesloten op basis waarvan RBS (RD Europe) BV de uiting heeft gezonden aan klanten van Nifa Financieringen.
Er is geen sprake van reclame maar van een uitnodiging aan kredietverstrekker RBS tot het doen van een aanbod.

Na het opsturen van de antwoordcoupon ontvangt de aanvrager onder meer een prospectus van het betreffende financiële product en dient nog een aanvraagformulier ingevuld te worden en uiteindelijk een overeenkomst te worden getekend.
Uit de brief blijkt dat RBS (RD Europe) BV de aanbieder van het krediet is.

Het oordeel van de Commissie (3 januari 2007)

Er is sprake van een reclame-uiting in de zin van de Nederlandse Reclame Code (NRC) aangezien sprake is van een openbare aanprijzing van de diensten van adverteerders. Zoals blijkt uit de uiting doet “Nifa Financieringen in samenwerking met RBS” de aanbieding zodat beide als adverteerder gelden.

De Commissie wijst de klacht op alle onderdelen toe en overweegt hierbij het volgende:
Ingevolge artikel 28 lid 5 van het Besluit Financiële Dienstverlening is een financiële dienstverlener die in een reclame-uiting reclame maakt voor met krediet aan te schaffen goederen of diensten, verplicht daarbij informatie over het effectief kredietvergoedingspercentage te verstrekken. Adverteerders hebben dit nagelaten zodat de uiting in strijd met de wet is.
De uiting is niet zo duidelijke en volledig mogelijk en daardoor misleidend. Er wordt immers niet duidelijk vermeld dat sprake is van een lening en wat de voorwaarden daarvan zijn.
Een eenvoudig geformuleerde samenvatting van de rechten en verplichtingen die aan het aanvaarden van het aanbod zijn verbonden, ontbreekt in de uiting. Dat er nog een aanvraagformulier ingevuld dient te worden en dat een prospectus wordt gezonden, doet niet af aan de verplichting om in de uiting voldoende informatie over het aanbod te geven.

Zowel naam als adres van de opdrachtgever dienen ingevolge artikel 2 CBR in het aanbod voor te komen. Het adres van adverteerder II ontbreekt echter.
De aanbieding is misleidend aangezien van voorwaarden die met betrekking tot de lening gelden, in het geheel geen melding wordt gemaakt. Dit wekt ten onrechte de suggestie dat er geen voorwaarden zijn.
Dat na het invullen van de antwoordcoupon de aanvrager nadere informatie zal ontvangen en dat pas een concreet aanbod wordt gedaan nadat door deze een aanvraagformulier is verstuurd, leidt niet tot een ander oordeel.
Gelet op de ernst van de overtreding besluit de Commissie deze uitspraak openbaar te maken.

De beslissing

Op grond van het vorenstaande acht de Commissie de uiting in strijd met de artikelen 2 en 7 van de Nederlandse Reclame Code, de Bijzondere Reclame Code onder d. en de artikelen 2 en 4 van de Code Brievenbusreclame, Huissampling en Direct Response Advertising. Zij beveelt adverteerders aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken en zal deze beslissing openbaar maken.


Regeling:

artikel 7 NRC

artikel 2 CBR

artikel 4 CBR

De grieven

RBS stelt het volgende voorop.
Nu de inhoud van de gewraakte uiting is verzorgd door RBS, wordt de toelichting in het beroepschrift uitsluitend door RBS gegeven maar, voor zover relevant, geldt die toelichting mede namens Nifa Financieringen (adverteerder sub I in de beslissing van de Commissie).
Per 1 januari 2007 is de regelgeving over reclame voor financiële producten ondergebracht in onder meer de Wet op het financieel toezicht (Wft) en het daarbij behorende Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (Bgfo). Hierin zijn ook de Wet financiële dienstverlening (Wfd) en het Besluit financiële dienstverlening (Bfd) opgegaan. Uitgangspunt bij de nieuwe wet- en regelgeving is dat op een consument een eigen verantwoordelijkheid rust bij de aankoop van financiële producten. De consument is verplicht zich te verdiepen in de eigenschappen van het product. De gewraakte uiting bevatte dermate weinig specifieke gegevens, dat geïntimeerde hieraan geen verstrekkende conclusies kon en mocht verbinden.
Een belangrijk kenmerk van de nieuwe wet- en regelgeving is dat zeer in detail is vastgelegd aan welke voorwaarden een uiting moet voldoen. RBS mag erop vertrouwen dat door naleving van deze wet- en regelgeving ook is voldaan aan de in de Nederlandse Reclame Code (NRC) aan reclame gestelde eisen. In het bijzonder kan het niet zo zijn dat waar de Wft en het Bgfo nadrukkelijk bepalen dat specifieke informatie niet hoeft te worden opgenomen, dit op grond van de NRC wel zou moeten.

De grieven tegen de beslissing van de Commissie kunnen als volgt worden samengevat.
I.
Ten onrechte heeft de Commissie geoordeeld dat artikel 28 lid 5 Bfd (thans artikel 53 lif 5 Bgfo) is overtreden.
Uit de tekst van deze bepaling volgt dat de aanbieder uitsluitend gehouden is om informatie op te nemen over het effectief kredietvergoedingspercentage wanneer de uiting zich in de eerste plaats richt op de aankoop van een specifiek product en pas op de tweede plaats op de financiering daarvan. In dit geval is de uiting in de eerste plaats gericht op het lenen van geld.

II.
Ten onrechte heeft de Commissie geoordeeld dat niet duidelijk is vermeld dat er sprake is van een lening en wat de voorwaarden daarvan zijn.
In de uiting is expliciet vermeld dat er sprake is van een doorlopend krediet.
In artikel 28 lid 1 Bfd staat dat als in een reclame-uiting een effectief kredietvergoedingspercentage of een maandlast wordt genoemd, dit betekent dat een aantal andere elementen van het krediet eveneens moet worden opgenomen in de reclame-uiting, zoals de kredietsom of –limiet, de theoretische looptijd en de totale prijs van het krediet. Wordt in de uiting -zoals in de gewraakte uiting het geval is- geen effectief kredietvergoedingspercentage of een maandlast genoemd, dan is het niet vereist de overige kenmerken van het krediet op te nemen. In dat geval zijn de leden 1 tot en met 4, 6 tot en met 9 en 12 van artikel 28 Bfd niet van toepassing.

III.
Ten onrechte heeft de Commissie geoordeeld dat de uiting door het ontbreken van een eenvoudig geformuleerde samenvatting van de rechten en plichten die aan het aanvaarden van het aanbod zijn verbonden in strijd is met artikel 4 Code Brievenbusreclame, Huissampling en Direct Response Advertising (CBR). De verplichting ingevolge artikel 4 CBR heeft uitsluitend betrekking op de situatie waarin de uiting kan worden aangemerkt als een aanbod in de zin van artikel 6: 217 BW, hetgeen hier niet het geval is. De onderhavige uiting is dermate onbepaalbaar, dat er geen sprake kan zijn van een aanbod, maar hooguit van een uitnodiging tot het doen van een aanbod.

IV.
Ten onrechte heeft de Commissie de uiting in strijd bevonden met artikel 2 CBR. Aangezien de uiting niet kan worden aangemerkt als een aanbod, mist artikel 2 CBR toepassing.

V.
Ten onrechte heeft de Commissie de uiting misleidend in de zin van de Bijzondere Reclame Codes onder b. Leningen, beleggingen en onroerende zaken geoordeeld, omdat “in het geheel geen melding wordt gemaakt” van voorwaarden die met betrekking tot de lening gelden, waardoor zou worden gesuggereerd dat er geen voorwaarden zijn.
Boven de antwoordcoupon wordt expliciet gewezen op het bestaan van voorwaarden en een prospectus en de mogelijkheid deze op te vragen. Ook los daarvan mag de gemiddelde consument bekend worden verondersteld met het feit dat er niet zonder meer geld op zijn rekening zal worden gestort zonder dat daarvoor enige voorwaarden gelden.

De mondelinge behandeling

Het standpunt van RBS wordt nader toegelicht en daaraan wordt toegevoegd dat RBS bezwaar maakt tegen openbaarmaking van de aanbeveling. Daartoe licht RBS -kort samengevat- toe op welke wijze openbaarmaking onder de Wft is geregeld en in welke rechtsmiddelen de Wft in geval van openbaarmaking voorziet.

Het oordeel van het College

Ten aanzien van de verschillende grieven overweegt het College het volgende.

Ad I.
De gewraakte reclame-uiting houdt een aanprijzing in van een “Spectaculaire Extra Geld Aanbieding”, maar in deze reclame-uiting wordt geen reclame gemaakt voor met krediet aan te schaffen goederen of diensten, ook niet waar gesproken wordt over “dat uitgebreide diner”, “wintersport” of “die mooie winterjas”. Derhalve is artikel 28 lid 5 Bfd, ingevolge welke bepaling een financiële dienstverlener, indien deze in een reclame-uiting inzake krediet reclame maakt voor met krediet aan te schaffen goederen of diensten, daarbij tevens informatie dient te verschaffen over het effectief kredietvergoedingspercentage, in dit geval niet van toepassing en acht het College grief I gegrond.

Ad II.
In de uiting is vermeld: “Een doorlopend krediet van RBS (RD Europe) B.V.” en “Toetsing en registratie bij Bureau Krediet Registratie (BKR) te Tiel door RBS (RD Europe) B.V.”. Hierdoor is voldoende duidelijk dat de uiting betrekking heeft op een lening.
Dat RBS in de onderhavige advertentie geen informatie verstrekt over een effectief kredietvergoedingspercentage of een maandlast van een krediet, en derhalve niet gehouden zou zijn om in de advertentie tevens informatie te verstrekken over de in artikel 28 lid 1 Bfd genoemde aspecten, zoals bijvoorbeeld de kredietsom of theoretische looptijd, laat onverlet dat ook het College de onderhavige uiting niet voldoende duidelijk acht als bedoeld in artikel 7 NRC. In deze uiting zelf, waarin men het doet voorkomen dat de geadresseerde gemakkelijk grote geldbedragen op zijn rekening gestort kan krijgen, wordt onvoldoende informatie gegeven over de prijs van het aangeprezen product.

Ad III.
Naar het oordeel van het College houdt de gewraakte uiting onmiskenbaar een aanbod van “Nifa Financieringen in samenwerking met RBS” in om (één van) de in de uiting genoemde geldbedragen te storten op de rekening van de geadresseerde.
Het College deelt het oordeel van de Commissie dat de uiting onvoldoende informatie bevat omtrent de rechten en verplichtingen die aan de aanvaarding van het aanbod zijn verbonden, zoals bedoeld in artikel 4 CBR. Met name wat betreft een essentieel element als de prijs kan naar het oordeel van het College niet worden volstaan met de enkele verwijzing naar de mogelijkheid om per e-mail de voorwaarden en het prospectus op te vragen.

Ad IV.
Deze grief faalt, reeds omdat er -zoals overwogen onder Ad III- sprake is van een aanbod.

Ad V.
Zoals overwogen onder Ad III wordt in de uiting gewezen op de mogelijkheid om per e-mail “de voorwaarden en het prospectus” op te vragen. Derhalve kan niet worden geoordeeld dat in de uiting gesuggereerd wordt dat er geen voorwaarden gelden. Wat dit betreft kan de beslissing van de Commissie niet in stand blijven.

Uit het oordeel van de Commissie zoals neergelegd in onderdeel 5 van haar beslissing valt niet duidelijk af te leiden of zij de uiting in strijd acht met de Bijzondere Reclame Codes onder d. Leningen, beleggingen en onroerende zaken, omdat gesuggereerd zou worden dat er geen voorwaarden gelden. Deze bijzondere code wordt pas genoemd in onderdeel 6 (De beslissing), onder verwijzing naar “het vorenstaande”. Voor zover RBS in hoger beroep bestrijdt dat de Bijzondere Reclame Code onder d. is overtreden, acht het College het beroep gegrond, omdat niet kan worden geoordeeld dat de uiting misleidende beweringen bevat als bedoeld in deze code.

Anders dan de Commissie ziet het College geen aanleiding om een openbare aanbeveling te doen. Het College acht de onderhavige overtreding van de NRC niet van dien aard dat deze openbaarmaking van de beslissing rechtvaardigt.

De beslissing

Het College:
– vernietigt de beslissing van de Commissie voor zover deze
a. de uiting in strijd heeft bevonden met artikel 2 NRC;
b. de uiting in strijd heeft bevonden met artikel 7 NRC wat betreft de vraag of er sprake is van
een lening en voor zover zou worden gesuggereerd dat er geen voorwaarden gelden;
c. de uiting in strijd heeft bevonden met de Bijzondere Reclame Codes onder d. Leningen,
beleggingen en onroerende zaken en
d. besloten heeft haar beslissing openbaar te maken
en
– bevestigt de beslissing voor het overige, in die zin dat de uiting in strijd is met artikel 7 NRC wat betreft de prijs en met de artikelen 2 en 4 CBR en RBS en Nifa wordt aanbevolen om niet meer op dergelijke wijze reclame te maken.

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken