De bestreden uitingen
Het betreft:
1.
Een uiting met de titel “Houtstook spaart portemonnee en milieu” in “De Westervelder” van 27 januari 2010.
2.
Een uiting op de website www.voorlichtingsburowonen.nl met de aanhef “Droog haardhout goed voor haard, milieu en portemonnee” en
3.
Een uiting op de website www.sfeerverwarming.nl met de dezelfde aanhef als uiting 2.
De klacht
Wat betreft uiting 1 maakt klaagster bezwaar tegen de volgende beweringen onder het kopje “CO-2 neutraal”:
“Hout is een hernieuwbare brandstof”;
“Hout is namelijk CO-2 neutraal” en
“En zo draag je met een houtkachel of houthaard dus bij aan een beter milieu (..) ”.
Verbrand hout is as. Er kunnen wel steeds nieuwe bomen worden gekapt om te verbranden, maar die bomen kunnen dan geen CO2 meer opnemen, integendeel, ze laten juist CO2 vrijkomen.
Bomen nemen niet selectief de kooldioxide op die wordt uitgestoten door houtverbranding. Bij het stoken van hout, wordt uitstoot toegevoegd aan alle uitstoot die er al is. Het is een drogredenering om te beweren dat hout stoken bijdraagt aan een beter milieu.
Tegen uiting 2 maakt klaagster bezwaar voor zover daarin in de eerste alinea wordt gesteld: “Het proces is CO2-neutraal, dus milieuneutraal”.
Wat betreft uiting 3 maakt klaagster bezwaar tegen de tekst: “Het proces is CO2-neutraal, dus milieu-neutraal” in de eerste alinea. Voorts lijkt het idee van ovengedroogd hout haar geen goede bijdrage aan het milieu, omdat er extra energie wordt gebruikt om het hout vooraf te drogen.
Het verweer
De uitingen hebben louter een voorlichtend karakter en zijn derhalve geen reclame-uitingen. Voor het geval de Commissie daarover anders mocht oordelen, wordt het volgende gesteld.
In tegenstelling tot fossiele brandstoffen als kolen, olie en gas worden biobrandstoffen (waaronder hout) wereldwijd aangeduid als hernieuwbare brandstoffen. Dit begrip houdt in dat in plaats van een verbrande (of anderszins aan zijn einde gekomen) boom een nieuwe boom geplant kan worden. Ook de onlangs door de Europese Commissie gepubliceerde “Richtlijn Hernieuwbare Energie” omvat mede het gebruik van houtkachels.
Ook klaagsters bezwaar tegen de mededeling dat hout CO2-neutraal is, is ongegrond. Ook dit is een wereldwijd gehanteerd begrip. Een boom heeft een eindig leven. Men kan een boom in het bos laten verrotten of deze, al dan niet na ander gebruik, uiteindelijk verbranden. In beide gevallen komt er (ongeveer evenveel) CO2 vrij. Een nieuwe boom neemt deze CO2 weer op en zet deze om in zuurstof. Vandaar dat alle overheden, milieuorganisaties, klimaatconferenties en verweerder het begrip “CO2 neutraal” gebruiken.
De repliek
Voor elke boom die gekapt wordt, zou een vergelijkbare boom voorhanden moeten zijn om zijn plaats in te nemen. Dat is niet het geval. In de natuurlijke cyclus van bomen die dood gaan en andere die opgroeien, is er sprake van een geleidelijk proces dat voor evenwicht zorgt. Dat is iets anders dan dat er vele bomen tegelijk worden gekapt, waardoor er veel CO2 tegelijk vrijkomt.
Verweerder focust zich geheel op de terminologie die kennelijk in zwang is. Het moge zo zijn dat men officieel hout als “hernieuwbare brandstof” beschouwt, maar wat het milieu betreft kan men ook nog eens denken aan wat er behalve CO2 nog vrij komt bij het verbranden van hout.
Verweerder gaat voorbij aan klaagsters opmerking dat er voor het stoken van ovengedroogd hout extra energie wordt verbruikt.
Het oordeel van de Commissie
Uit de namens de Commissie gevoerde correspondentie in het onderhavige dossier maakt de Commissie op dat de klacht -voor het geven van een reactie daarop- uitsluitend is toegezonden aan verweerder en niet tevens aan Stichting Voorlichtingsburo Wonen, door welke stichting het door verweerder gevoerde verweer mede is getekend. Gelet hierop zal de Commissie naast klaagster alleen verweerder aanmerken als partij in deze procedure.
De Commissie stelt vast dat verweerder niet heeft weersproken dat de gewraakte uitingen (mede) van hem afkomstig zijn. Naar het oordeel van de Commissie bevatten deze uitingen niet louter feitelijke informatie, maar houden deze elk een aanprijzing in, en wel in het openbaar, van verwarming door het stoken van hout. Gelet hierop is er sprake van reclame in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).
Met betrekking tot de verschillende uitingen en daartegen geuite bezwaren overweegt de Commissie het volgende.
Ad 1.
De Commissie begrijpt klaagsters standpunt bij repliek, voor zover zij stelt: “Het moge zo zijn dat men officieel hout als “hernieuwbare brandstof beschouwt” aldus, dat zij haar bezwaar tegen de mededeling “Hout is een hernieuwbare brandstof” intrekt.
De juistheid van de milieuclaims “Hout is namelijk CO-2 neutraal” en “En zo draag je met een houtkachel of houthaard dus mee aan een beter milieu (..)” heeft verweerder niet aangetoond. Verweerder heeft gesteld dat bij het vrijkomen van CO2 in geval van het verbranden van een boom, deze CO2 weer opgenomen wordt en omgezet wordt in zuurstof door een nieuwe boom. Verweerder heeft echter niet weersproken dat voor elke boom die wordt gekapt, niet een vergelijkbare boom voorhanden is om zijn plaats in te nemen.
Gelet op het bovenstaande is uiting 1 in strijd met de artikelen 2 en 3 van de Milieu Reclame Code (MRC).
Voorts gaat de reclame aldus gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef NRC. Nu de uiting de gemiddelde consument er bovendien toe kan brengen een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Ad 2 en 3.
De juistheid van de in beide uitingen opgenomen milieuclaim “Het proces is C0-2 neutraal, dus milieuneutraal” heeft verweerder, gezien hetgeen hiervoor onder Ad 1 is overwogen met betrekking tot “CO-2 neutraal”, evenmin aangetoond.
Ten slotte heeft verweerder niet weersproken dat voor het stoken van ovengedroogd hout extra energie wordt verbruikt. Gelet hierop heeft verweerder de juistheid van de milieuclaim “Gebruik van droog hardhout (..) is beter voor het milieu” in uiting 3 niet aangetoond.
Gelet op het bovenstaande zijn de uitingen 2 en 3 in strijd met de artikelen 2 en 3 MRC.
Voorts gaan de uitingen 2 en 3 aldus gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef NRC. Nu de uitingen de gemiddelde consument er bovendien toe kunnen brengen een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen, zijn de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de uitingen in strijd met de artikelen 2 en 3 MRC en met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.