De bestreden uitingen
Het betreft e-mailberichten van 7 december 2010 respectievelijk 8 februari 2011 afkomstig van verweerder sub 1, met als “Onderwerp”: “Dit bericht betaalt je volgende vakantie”.
Daarin staat onder meer:
“Indien je vandaag nog steeds je orders uitvoert via een traditionele online broker, dan is dit het belangrijkste bericht dat je ooit zult lezen!
(…)
Een klant van bijvoorbeeld BinckBank die maandelijks een vijftal transacties met een gemiddelde ordergrootte van $ 2.000 uitvoert op de Amerikaanse markten, betaalt daarvoor maar liefst 765 euro aan transactiekosten op jaarbasis.
Wie dezelfde transacties uitvoert via een andere broker in de Benelux betaalt daarvoor …
…922 euro bij ALEX!
… 827 euro bij Bolero!
…1346 euro bij Keytrade!
…1136 euro bij Rabobank!
En het houdt vaak niet op met de transactiekosten alleen. Vaak zijn er ook nog bewaarlonen, valutakosten en andere verborgen kosten.
Maar wat indien ik je vertel dat je diezelfde transacties kan laten uitvoeren voor amper 225 euro? Inclusief bewaarloon!
Ik heb het hier over TradersOnly, een nieuwe online broker in de Benelux met ongekend lage tarieven”.
De klacht
De uitingen bevatten een directe dan wel indirecte systematische aanprijzing met betrekking tot de diensten van verweerder sub 2, al dan niet met behulp van verweerder sub 1.
Verweerder sub 1 is aandeelhouder van verweerder sub 2 en het is daarom aannemelijk dat verweerder sub 2 bekend was met de verstuurde e-mailberichten en de intentie had om door middel van die berichten reclame te maken voor haar diensten.
Klager maakt de volgende bezwaren:
1.
De klanten van verweerder sub 1 zijn abonnee van een nieuwsbrief die hen informeert over de financiële markten en zij hebben geen toestemming gegeven voor het ontvangen van reclame. In zoverre is artikel 1.3 Code e-mail overtreden.
2.
Het onderwerp en de tekst van de e-mails wekken de indruk dat de ontvanger wordt geïnformeerd over de financiële markt, terwijl men in werkelijkheid een aanprijzing van verweerder sub 2 ontvangt. Gelet hierop handelt verweerder sub 2 in strijd met artikel 11.1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en met artikel 2.1 Code e-mail.
3.
De e-mailberichten zijn in strijd met artikel 2.2 Code e-mail, omdat verweerder sub 2 zich niet heeft geïdentificeerd zoals bedoeld in die bepaling.
4.
De uitingen houden vergelijkende reclame in, maar deze reclame voldoet niet aan de voorwaarden genoemd in artikel 13 aanhef en onder a en c NRC.
Klager voert hiertoe het volgende aan.
a.
De in de e-mailberichten opgenomen kosten voor een bepaalde transactie zijn onjuist. Het desbetreffende rekenvoorbeeld heeft betrekking op 5 transacties met een gemiddelde ordergrootte van $ 2000,-.
Bij Binck kost een dergelijke transactie € 11,70. Uitgaande van 5 transacties per maand betaalt men per jaar € 702,- in plaats van het in de uitingen opgenomen bedrag van
€ 765,-. Bij Alex betaalt men € 901,80 per jaar in plaats van € 922,-.
b.
Door de zinsnede “het houdt vaak niet op met transactiekosten alleen. Vaak zijn er ook nog bewaarlonen, valutakosten en andere verborgen kosten” wordt ten aanzien van Binck en Alex ten onrechte gesuggereerd dat “extra” kosten in rekening worden gebracht bij de consument. Bij Alex worden bijvoorbeeld geen valutakosten in rekening gebracht. Bovendien brengt verweerder sub 2 zelf diverse (verborgen) kosten in rekening, bijvoorbeeld een bedrag per overboeking, na de eerste terugboeking. Door de bewuste zinsnede wordt ten onrechte gesuggereerd dat dergelijke kosten wel bij concurrenten, maar niet bij verweerder sub 2 spelen.
c.
De vergelijking in de e-mailberichten is voor de gemiddelde consument niet te controleren. De tarieven van verweerder sub 2 worden per aandeel berekend. In de berichten is niet te vinden hoeveel aandelen worden verhandeld. Daardoor is onduidelijk waarop het bedrag van € 225,- is gebaseerd.
Het verweer
De klacht is gemotiveerd weersproken. Op het verweer zal worden teruggekomen in het oordeel.
De mondelinge behandeling
Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht. Daarbij heeft mr. Van Eersel meegedeeld dat hij het woord voert namens beide verweerders, waarbij dient te worden bedacht dat het gaat om twee verschillende (rechts)personen, en in verband daarmee om twee verschillende klachten.
Namens klager is onder meer het volgende meegedeeld.
Verweerder sub 1 heeft de bestreden e-mails gestuurd naar abonnees van zijn nieuwsbrief, in welke nieuwsbrief men normaliter wordt geïnformeerd over de financiële markten. Abonnees gaan akkoord met een privacybeleid, maar geven verweerder sub 1 geen toestemming tot het verzenden van reclame.
Naar aanleiding van een desbetreffende vraag deelt klager aan de Commissie mee dat hij bestrijdt dat de akkoordverklaring met het privacybeleid impliceert dat men toestemming geeft tot het verzenden van reclame.
Klager wijst er ook op dat verweerder sub 2, blijkens bijlage 6 bij de klacht, valutakosten in rekening brengt.
Namens verweerder sub 1 is onder meer het volgende meegedeeld.
Het is de vraag of de bestreden e-mails die zijn verzonden aan -uitsluitend- lezers die zich op één van de websites van verweerder sub 1 hebben geregistreerd, kunnen worden aangemerkt als reclame, zoals dit begrip met ingang van 1 januari 2011 is gedefinieerd. Hiertoe wordt het volgende aangevoerd.
In de bestreden e-mails wordt de onderneming van verweerder sub 2 aangeprezen. Dit gebeurt niet in het openbaar en niet systematisch. Verweerder sub 1 ziet ook niet direct dat er sprake is van een aanprijzing door een adverteerder of ten behoeve van deze adverteerder.
Het oordeel van de Commissie
De Commissie stelt voorop dat beide bestreden uitingen moeten worden aangemerkt als reclame in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), zoals deze bepaling met ingang van 1 januari 2011 luidt.
Ingevolge de overgangsregeling bij deze bepaling vallen klachten, die worden ingediend na 1 januari 2011 en die betrekking hebben op reclame-uitingen die zijn gepubliceerd in 2010 en die ook nog in 2011 worden gepubliceerd, onder de nieuwe, dat wil zeggen de per 1 januari 2011 geldende definitie van reclame.
De onderhavige klacht dateert van 26 april 2011 en is gericht tegen een reclame-uiting, die zowel op 7 december 2010 als op 8 februari 2011 is gepubliceerd.
Naar het oordeel van de Commissie houden de bestreden uitingen een systematische directe aanprijzing in van diensten door een adverteerder. Daarbij merkt de Commissie beide verweerders als adverteerder aan,
– nu verweerder sub 1 in de e-mails als afzender is vermeld, hij daarin zelf op wervende wijze spreekt over TradersOnly en hij bovendien -zoals ter vergadering is meegedeeld- naast de namens verweerder sub 2 ter vergadering aanwezige Y. Bovin, aandeelhouder is van van Tradersonly en
– nu in e-mails de diensten van verweerder sub 2 worden aangeprezen.
In de e-mails wordt op wervende wijze gewezen op de “lage tarieven” van TradersOnly en wordt men aangespoord een rekening bij TradersOnly te openen.
Van een systematische aanprijzing is sprake, nu de e-mails -naar klager ter vergadering onweersproken heeft meegedeeld- zijn gestuurd naar geregistreerde lezers van de nieuwsbrief van verweerder sub 1 en nu de inhoud van de e-mails niet op de individuele ontvanger daarvan is gericht.
Met betrekking tot de verschillende bezwaren overweegt de Commissie het volgende.
Ad 1.
Artikel 1.3 Code e-mail luidt:
“De adverteerder dient zich ervan te vergewissen dat de geadresseerde van reclame via e-mail daarvoor toestemming heeft gegeven, dan wel als klant van de adverteerder reeds een gelijkaardig product heeft besteld”.
Niet aannemelijk is geworden dat aan deze bepaling is voldaan. Noch is gebleken dat door de geadresseerden van de bestreden e-mails vorenbedoelde toestemming is gegeven, noch is gebleken dat zij als klant van (één van) beide verweerders reeds een gelijkaardig product hebben besteld.
Gelet op het bovenstaande is artikel 1.3 Code e-mail overtreden.
Ad 2.
Naar het oordeel van de Commissie houden de e-mails duidelijk een aanprijzing in van de diensten van TradersOnly.
Allereerst duidt de vermelding van het onderwerp van de e-mails: “Dit bericht betaalt je volgende vakantie” op een wervend karakter van de inhoud van die e-mails. Vervolgens worden transactiekosten van traditionele online brokers afgezet tegen transactiekosten van de “nieuwe online broker” TradersOnly, waarbij de tarieven van deze laatste als zeer gunstig worden afgeschilderd. Ten slotte wordt de lezer aangespoord om een rekening bij TradersOnly te openen.
Gelet op het bovenstaande acht de Commissie de bestreden reclame door de inhoud daarvan duidelijk als zodanig herkenbaar, mede gelet op het publiek waarvoor zij is bestemd, te weten -naar klager onweersproken heeft gesteld- abonnees van een nieuwsbrief die hen informeert over financiële markten. Dat die nieuwsbrief in het algemeen louter informatie zou bevatten over de financiële markten, betekent niet dat de onderhavige reclame niet duidelijk als zodanig herkenbaar is.
Van strijd met artikel 11.1 NRC is derhalve geen sprake.
Van strijd met artikel 2.1 Code e-mail is evenmin sprake. Door de adresregel, te weten de naam van verweerder sub 1 met bijbehorend e-mailadres, in combinatie met het wervende onderwerp: “Dit bericht betaalt je volgende vakantie”, is deze reclame via e-mail voldoende duidelijk als zodanig herkenbaar. Dat ontvangers van de e-mails er in eerste instantie mogelijk van uit zullen gaan dat de e-mails, van verweerder sub 1, louter informatie over de financiële markten zullen bevatten, leidt niet tot een ander oordeel.
Ad 3.
Verweerder sub 1 heeft zich in de e-mail op zodanige wijze geïdentificeerd, dat hij gemakkelijk en daadwerkelijk bereikbaar is voor de geadresseerde, zoals bedoeld in artikel 2.2 Code e-mail; zijn naam en e-mailadres zijn in de uiting vermeld.
Voor verweerder sub 2 geldt dat niet; haar bedrijfsnaam is in de uiting vermeld, maar een e-mailadres, postadres en/of telefoonnummer ontbreekt.
Gelet daarop heeft verweerder sub 2 artikel 2.2 Code e-mail overtreden.
Ad 4 onder a.
Volgens het verweer is het verschil tussen de berekeningen van klager en de berekeningen in de bestreden uitingen toe te schrijven aan de dollarkoers en is in de uitingen rekening gehouden met een dollarkoers van 1,3345, de koers op het moment van berekenen begin december 2010. Voorts is volgens het verweer in de bestreden uitingen wat betreft BinckBank het tarief van Binck België vermeld, omdat het voor verweerder sub 1, als Belg, niet mogelijk is om bij BinckBank Nederland een rekening te openen. Naar de mening van verweerders schept BinckBank zelf verwarring door voor Nederlanders en Belgen verschillende tarieven te hanteren.
De Commissie constateert dat uit de uitingen van december 2010 respectievelijk februari 2011 niet valt op te maken dat voor de in de vergelijking betrokken transactietarieven is uitgegaan van een dollarkoers van 1,3345, zoals die begin december 2010 gold. Evenmin is duidelijk dat in de uitingen die -naar klager onweersproken heeft meegedeeld- naar diverse beleggers in Nederland zijn gestuurd, wat betreft BinckBank is uitgegaan van het tarief van Binck België, dat naar de Commissie begrijpt, afwijkt van het tarief van BinckBank Nederland.
Nu deze gegevens niet uit de uitingen zijn op te maken, is niet voldaan aan artikel 13 aanhef en onder c NRC. Daarin staat dat vergelijkende reclame wat betreft de vergelijking is geoorloofd op voorwaarde dat op objectieve wijze één of meer wezenlijke, relevante, controleerbare en representatieve kenmerken van goederen of diensten, zoals de prijs worden vergeleken. Van een objectieve wijze van vergelijken is geen sprake.
Ad 4 onder b.
Verweerders hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat verschillende online brokers naast transactiekosten ook andere kosten zoals valutakosten en bewaarloon in rekening brengen. In zoverre is de mededeling “En het houdt vaak niet op met de transactiekosten alleen. Vaak zijn er ook nog bewaarlonen, valutakosten en andere verborgen kosten” niet onjuist. In de context van de onderhavige vergelijking tussen enerzijds de tarieven van andere online brokers en anderzijds de tarieven van TradersOnly, ligt in deze mededeling echter de suggestie besloten dat TradersOnly zodanige andere kosten dan transactiekosten niet zou berekenen. Die suggestie is onjuist, nu klager onweersproken heeft meegedeeld dat men bij TradersOnly niet alleen na de eerste terugboeking een bedrag per overboeking dient te betalen, maar ook valutakosten in rekening worden gebracht.
In zoverre zijn de uitingen in strijd met artikel 13 aanhef en onder a en c NRC, in die zin dat de vergelijking misleidend is en geen sprake is van een objectieve wijze van vergelijken.
Ad 4 onder c.
Volgens het verweer is het in de uitingen opgenomen tarief van € 225,- met betrekking tot TradersOnly gebaseerd op het minimumtarief van $ 5 per transactie en is dit minimumtarief bij een transactie van $ 2000 van toepassing voor
– Alle aandelen uit de Dow Jones Index
– Alle aandelen uit de S&P500 Index
– Meer dan 98% van de totale beurskapitalisatie van de aandelen uit de Nasdaq Composite Index.
Namens klager is ter vergadering gesteld dat indien slechts één aandeel ter waarde van $ 2000 wordt aangeschaft, kan worden uitgegaan van het minimumtarief van $ 5, maar dat indien 600 transacties worden gedaan voor een aandeel ter waarde van $ 3,33, hetgeen klager meer aannemelijk acht, bij TradersOnly $ 6 per transactie moet worden betaald.
Ter vergadering is namens verweerders bestreden dat laatstgenoemd voorbeeld meer aannemelijk is. Voorts is gewezen op voornoemde mededeling dat het minimumtarief van $ 5 bij een transactie van $ 2000,- van toepassing is voor meer dan 98% van de totale beurskapitalisatie van de aandelen uit de Nasdaq Composite Index.
Wat er zij van de hoeveelheid aandelen die pleegt te worden aangeschaft, uit de uitingen valt niet op te maken dat het in de vergelijking betrokken tarief van € 225,- in het geval van TradersOnly is gebaseerd op het minimumtarief van $ 5 per transactie. Nu dit gegeven niet uit de uitingen valt op te maken, zijn deze in strijd met artikel 13 aanhef en onder c NRC, in die zin dat er geen sprake is van een objectieve wijze van vergelijken.
De beslissing
Op grond van het voorgaande is de Commissie van oordeel dat
– verweerder sub 1 artikel 1.3 Code e-mail heeft overtreden;
– verweerder sub 2 de artikelen 1.3 en 2.2 Code e-mail heeft overtreden en
– de uitingen in strijd zijn met artikel 13 aanhef en onder a en c NRC.
De Commissie beveelt verweerders aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.