De bestreden reclame-uiting
Het betreft de (door Citroëndealer Autobedrijf Hoefnagels) aan klager gezonden geadresseerde reclame, waarin klager onder de aanhef “Neem afscheid van uw Peugeot 206 en stap voordelig in een nieuwe Citroën C1 of C3!” een “superaanbod” wordt gedaan, bestaande uit een “eenmalig zeer hoog inruilaanbod”, “een extra inruilkorting tot € 1.300” en “een aantrekkelijke afscheidspremie van maximaal € 1.000”.
Onder de afbeelding van een Citroën C1 Collection en een C3 Collection staan berekeningen opgenomen van de bedragen waarvoor klager in het kader van dit aanbod op de desbetreffende auto kan “overstappen”: € 5.770 voor de C1 en € 10.750 voor de C3.
Onderaan de uiting wordt in kleine letters, naast onder andere informatie over brandstofverbruik en emissiewaarden en de voorwaarden waaronder het aanbod geldt, vermeld dat de verkoopprijs exclusief verwijderingsbijdrage, kosten rijklaar maken en kentekenleges is, en exclusief metallic lak.
De klacht
Naar aanleiding van de reclame-uiting heeft klager de Citroëndealer bezocht. Daar werd klager meegedeeld dat de door hem gewenste Citroën C1 automaat € 1.200,- meer kost dan een handgeschakelde uitvoering. Hiertegen heeft klager geen bezwaar. Hij heeft echter wel bezwaar tegen het feit dat de in de reclame genoemde verkoopprijs van de C1 van € 5.770,- verhoogd blijkt te worden met (bijna) € 800,- aan bijkomende kosten. Weliswaar staat in de kleine lettertjes een en ander over bijtellingen, maar hiernaar wordt in het rekenvoorbeeld niet verwezen. Klager vindt de uiting misleidend.
Het verweer
Het verweer wordt als volgt samengevat.
De reclame-uiting bevat geen misleidende omissie in de zin van artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC), nu onderaan de uiting uitdrukkelijk is vermeld dat de verkoopprijs exclusief verwijderingsbijdrage, kosten rijklaar maken en kentekenleges is.
Voorts blijken deze kosten uit de context van de uiting, welke context bestaat uit de informatie die beschikbaar is op de website van Citroën en haar dealers en de informatie die verkregen kan worden door contact op te nemen met een Citroën dealer. Dat in dat geval geen sprake is van het weglaten van essentiële informatie blijkt onder meer uit het arrest van het Hof van Justitie van 12 mei 2011 (Konsumentenombudsman/Ving). Bovendien blijkt uit de considerans bij de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken (Richtlijn 2005/29/EG) en uit genoemd arrest van het Hof van Justitie dat bij de beoordeling van een handelspraktijk moet worden uitgegaan van de perceptie van de redelijk geïnformeerde, omzichtige en oplettende consument, waarbij eveneens rekening wordt gehouden met maatschappelijke en culturele factoren. In de onderhavige situatie betreffen deze factoren de omstandigheid dat (i) de gemiddelde consument zich voorafgaand aan een transactiebesluit goed zal laten voorlichten door een autodealer, (ii) het internet in de huidige maatschappij een gangbare bron voor het verkrijgen van informatie is en (iii) geprinte informatie steeds vaker verwijst naar een digitale bron voor aanvullende informatie. De bestreden uiting biedt onvoldoende ruimte voor alle mogelijk door een consument gewenste informatie. Deze informatie, waaronder alle relevante prijsinformatie over de Citroën C1, wordt verstrekt op de website van Citroën en door de lokale Citroën dealer, wiens contactgegevens in de uiting worden vermeld.
Het oordeel van de voorzitter
1) De voorzitter is van oordeel dat de klacht de Commissie, ondanks het gevoerde verweer, aanleiding zal geven een aanbeveling te doen, en overweegt daartoe het volgende.
2) Vooropgesteld wordt dat de bestreden uiting dient te worden aangemerkt als een uitnodiging tot aankoop in de zin van artikel 8.4 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Dit artikel stelt, in navolging van het bepaalde in de hierna te noemen Richtlijn 2005/29/EG aangaande het begrip uitnodiging tot aankoop (“een commerciële boodschap die de kenmerken en de prijs van het product op een aan het gebruikte medium aangepaste wijze vermeldt en de consument aldus in staat stelt een aankoop te doen”), niet de eis dat de consument over alle mogelijke uitvoeringen en opties van het aan te schaffen product dient te zijn geïnformeerd voordat sprake kan zijn van een uitnodiging tot aankoop. Voldoende is dat de consument zich een oordeel kan vormen over het aan te schaffen product (in dit geval een auto van het merk Citroën van het type C1) en de bijbehorende (vanaf)prijs, die in de uiting wordt genoemd. Deze informatie volstaat voor de consument om een besluit over een aankoop te nemen.
3) Ingevolge het bepaalde in artikel 8.4 onder c NRC dient bij een uitnodiging tot aankoop de volgende essentiële informatie verstrekt te worden: “de prijs, inclusief belastingen, of, als het om een soort product gaat waarvan de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs wordt berekend, en, in voorkomend geval, alle extra vracht-, leverings- of portokosten of, indien deze kosten redelijkerwijs niet vooraf kunnen worden berekend, het feit dat er eventueel deze extra kosten moeten worden betaald”. In deze bepaling is artikel 7 lid 4 van Richtlijn 2005/29/EG geïmplementeerd, welk artikel in het kader van misleidende omissies bepaalt dat (onder meer) de hierboven bedoelde informatie essentieel is voor zover deze niet reeds uit de context blijkt. In zijn uitspraak van 11 mei 2012 (dossier 2012/00088) naar aanleiding van een vergelijkbare klacht als de onderhavige heeft het College van Beroep overwogen dat, mede gelet op de “Leidraad voor de tenuitvoerlegging/ toepassing van Richtlijn 2005/29/EG betreffende oneerlijke handelspraktijken” van de Europese Commissie, bij de uitnodiging tot aankoop sprake dient te zijn van een “totale prijs”, dat wil zeggen een prijs waarin alle kosten zijn inbegrepen voor zover die (1) vooraf kunnen worden bepaald, (2) niet-vermijdbaar zijn en (3) niet uit de context van de uiting blijken. Indien niet aan deze eisen is voldaan, dient te worden beoordeeld of de gemiddelde consument daardoor ertoe wordt gebracht of kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij niet zou hebben genomen indien hij de totaalprijs zou hebben gekend.
4) Gebleken is dat de verkoopprijs van € 5.770,- voor de Citroën C1 die in de op klager toegespitste reclame-uiting staat exclusief verwijderingsbijdrage, kosten rijklaar maken en kentekenleges is. Het betreft hier, naar de voorzitter begrijpt, kosten waarop de consument geen invloed kan uitoefenen en die altijd verschuldigd zijn, derhalve vaste en onvermijdbare kosten. Nu het tegendeel niet is gesteld of gebleken, gaat de voorzitter ervan uit dat van deze kosten de hoogte bekend is op het moment dat de reclame-uiting wordt gepubliceerd. Op grond van hetgeen onder 3) is vermeld, had adverteerder derhalve deze kosten in de prijs dienen op te nemen, hetgeen zij niet heeft gedaan.
5) Het verweer dat de bijkomende kosten voldoende blijken uit de mededeling onderaan de uiting en uit de context van de uiting, treft geen doel. Bij de – sterk benadrukte – vermelding van de “overstapprijs” voor de Citroën C1 staat geen verwijzing naar de in zeer kleine letters onderaan de uiting opgenomen mededeling dat sprake is van bijkomende kosten, waarvan bovendien de hoogte niet is vermeld. Weliswaar is via de in de uiting vermelde website van de lokale Citroën dealer, waarop zich volgens adverteerder een hyperlink bevindt naar de website van Citroën, dan wel door contact op te nemen met een Citroën dealer uiteindelijk te achterhalen hoe hoog de bijkomende kosten zijn, maar naar het oordeel van de voorzitter betekent dat niet dat in het onderhavige geval de informatie over de verplichte bijkomende vaste kosten voldoende uit de context van de uiting blijkt. Een specifieke verwijzing naar de website ontbreekt, zodat de gemiddelde consument niet wordt gewezen op de plaats waar de informatie over de bijkomende kosten staat.
6) Nu in de uiting geen “totale prijs” wordt vermeld, en evenmin kan worden gezegd dat de kosten in het onderhavige geval voldoende uit de context blijken, kan de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende consument ertoe worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij niet zou hebben genomen indien wel sprake zou zijn geweest van een dergelijke prijs. Niet is weersproken dat de vaste en onvermijdbare bijkomende kosten aanzienlijk zijn en daardoor leiden tot een belangrijk hoger aankoopbedrag dan de in de uiting genoemde verkoopprijs. Niet kan worden uitgesloten dat bedoelde consument, die wellicht op de hoogte is van het feit dat bij de aankoop van een nieuwe auto bepaalde standaard kosten verschuldigd zijn, maar niet tevens geacht kan worden te weten dat deze vaste en onvermijdbare kosten voor de aangeprezen auto (bijna) € 800,- bedragen, voor een ander model of goedkopere uitvoering zou hebben gekozen indien hij vooraf die kosten had gekend. Op grond van het voorgaande is sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c NRC in verbinding met artikel 8.4 aanhef en onder c NRC. De voorzitter acht de uiting daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
7) In eerdergenoemde uitspraak van het College van Beroep van 11 mei 2012 is de adverteerder in die zaak (Kia) – en in navolging daarvan de gehele autobranche – een termijn van negen maanden gegund om de aanbeveling op te volgen en de reclame-uitingen aan te passen, gelet op de blijkbaar binnen de desbetreffende branche bestaande onjuiste opvatting omtrent de verplichtingen die bij reclame-uitingen gelden indien sprake is van een uitnodiging tot aankoop en om Kia niet onnodig in een ongunstigere positie te brengen dan andere automobielfabrikanten. Gelet op deze termijn wordt de datum waarop de onderhavige aanbeveling door adverteerder dient te zijn opgevolgd door de voorzitter bepaald op uiterlijk 11 februari 2013.
De beslissing van de voorzitter
De voorzitter acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Hij beveelt adverteerder aan om uiterlijk vanaf 11 februari 2013 niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.