De bestreden uiting
Het betreft de door “medisch leider Trombosezorg Atalmedial” ondertekende brief die op 11 mei 2016 per e-mail aan huisartsen in de regio Amsterdam is verzonden. De brief luidt:
“Geachte collega,
Atalmedial exploiteert de grootste trombosedienst van Nederland en begeleidt jaarlijks ruim
30.000 patiënten bij het gebruik van hun antistollingsmedicatie via reguliere trombosezorg en
via ons zelfmeetcentrum. Wij hebben ‘zinnige en zuinige’ zorg, comfort en kwaliteit van
onze dienstverlening hoog in het vaandel staan voor zowel onze patiënten als aanvragers.
In de afgelopen weken hebben zowel patiënten als huisartsen contact opgenomen met
Atalmedial om hun zorgen te uiten over de manier waarop trombosedienst Begeleide
Zelfzorg (Trombovitaal) hen benadert. Wij willen u in deze brief op de hoogte stellen van de
verschillende werkwijzen en het verschil in zorg dat wij bieden aan onze patiënten.
Werkwijze Atalmedial
In Amsterdam heeft Atalmedial reeds de veneuze lNR-bepaling vervangen door de capillaire
INR-bepaling. Door het gebruik van de vingerprik wordt onze trombosezorg niet alleen
patiëntvriendelijker, ook is de uitslag direct beschikbaar en is hiermee sneller anticiperen op
de INR-uitslag mogelijk. Atalmedial is lSO-geaccrediteerd en medewerkers van Atalmedial
zijn gecertificeerd voor het uitvoeren van een capillaire lNR-bepaling. Onze medewerkers
zijn er tevens voor opgeleid om in de thuissituatie adequate trombosezorg te leveren.
Werkwijze trombosedienst Begeleide Zelfzorg
Trombosedienst Begeleide Zelfzorg is een organisatie die de dosering bij zelfmeetpatiënten
verzorgt en momenteel thuiszorgmedewerkers opleidt om een capillaire lNR-bepaling te
kunnen verrichten bij trombosezorgpatiënten die aan huis worden geprikt.
Deze werkwijze is niet te vergelijken met de zorg die Atalmedial biedt aan
trombosezorgpatiënten die in de thuissituatie geprikt worden. Trombosedienst Begeleide
Zelfzorg is niet lSO-geaccrediteerd en levert daarmee niet de kwaliteit die Atalmedial en
haar medewerkers wel leveren.
Passende trombosezorg voor iedere patiënt
Bovengenoemde thuiszorgmedewerkers benaderen patiënten actief om over te stappen van
Atalmedial naar trombosedienst Begeleide Zelfzorg. We hebben vernomen dat zij tijdens dit
proces een onjuist beeld van trombosezorg schetsen. Hiermee komt een veilige en kwalitatief
goede trombosezorg voor de patiënten in het geding. Atalmedial maakt zich hier zorgen over
en heeft deze zorgen dan ook kenbaar gemaakt aan trombosedienst Begeleide Zelfzorg.
Wij ondersteunen de vrijheid van onze patiënten een keuze te maken in trombosezorg en
zullen bij de wens van wisselen van trombosezorginstelling dat faciliteren.
Echter, wij vinden het daarbij wel van belang dat patiënten goed geïnformeerd worden over
Trombosezorg zodat de patiënt een verantwoorde en weloverwogen keuze kan maken.”
De klacht
De klacht houdt – samengevat – het volgende in.
SBZ levert trombosezorg via de onderneming Trombovitaal.
Zij heeft toegelicht dat trombosezorg in Nederland op drie verschillende manieren wordt aangeboden:
(1) (van oudsher) via zogenoemde prikposten, waarbij de patiënt naar de prikpost komt en veneus bloed wordt afgenomen;
(2) via zorg aan huis, waarbij door een medewerker van een trombosedienst bij de patiënt thuis veneus of door de vingerprik bloed wordt afgenomen;
(3) (sinds kort) via zelfzorg, waarbij de patiënt thuis zelf een vingerprik doet en de INR-waarde meet, waarna de trombosedienst de antistollingsmiddelen doseert.
SBZ/Trombovitaal biedt in het bijzonder laatstgenoemde methode aan, die ‘trombose zelfzorg’ heet en sinds enkele jaren bestaat. Hiermee wordt patiënten met een risico op trombose de mogelijkheid tot ‘zelfmanagement’ geboden. Patiënten kunnen zichzelf aanmelden via internet, of worden door hun huisarts of specialist bij SBZ/Trombovitaal aangemeld.
SBZ/Trombovitaal licht haar werkwijze en die van Atalmedial als volgt toe.
Atalmedial exploiteert, naast een klinisch chemisch laboratorium en een diagnostisch centrum, een trombosedienst. Hierbij biedt Atalmedial hoofdzakelijk traditionele trombosezorg (veneuze bloedafname), maar inmiddels past zij de vingerprik in toenemende mate toe en sinds kort biedt Atalmedial, in navolging van SBZ/Trombovitaal, ook trombosezorg aan zelfmeetpatiënten. Zowel SBZ/Trombovitaal als Atalmedial is aangesloten bij de Federatie van Nederlandse Trombosediensten (FNT), de koepelorganisatie van de Nederlandse trombosediensten. De FNT heeft als doel om de kwaliteit van de antistollingsbehandeling en trombosezorg in Nederland te bevorderen en tevens voor de belangen van haar leden op te komen. De FNT kent een systeem van accreditatie van trombose-diensten in samenwerking met de CCKL/ Raad voor Accreditatie (RVA). In een kwaliteitshandboek zijn de vereisten en FNT-veldnormen vastgelegd die tijdens periodieke audits bij de trombosediensten worden getoetst. Zo wordt de veneuze INR-bepaling door trombosediensten getoetst tegen de ISO 15189-criteria voor medische laboratoria. Omdat SBZ/Trombovitaal (als enig lid van de FNT) uitsluitend de stollingswaarde (lNR) bepaalt door middel van de vingerprik en geen veneuze bloedafname toepast, en evenmin een laboratorium exploiteert, geldt het conventionele systeem van accreditatie van de FNT niet voor haar. Het kwaliteitssysteem en de trombosezorg van SBZ/Trombovitaal zijn gecertificeerd volgens de ZKN-richtlijnen, gebaseerd op de ISO 9001-criteria voor kwaliteitsmanagementsystemen. SBZ wordt net als Atalmedial (sinds 2015) geaudit tegen de FNT-praktijkrichtlijn en veldnormen en eveneens door een RVA auditor die is aangesloten bij keuringsinstituut KIWA.
Zowel SBZ/Trombovitaal als Atalmedial werkt nauw samen met huisartsen die hun patiënten voor begeleide zelfzorg doorverwijzen naar één van beide trombosediensten. Ook zijn er huisartsen die als prikpost fungeren in samenwerking met SBZ/Trombovitaal of Atalmedial.
Atalmedial zet daarvoor haar eigen medewerkers in, terwijl SBZ/Trombovitaal de reeds aanwezige doktersassistenten opleidt om zelf binnen de eigen huisartsenpost te kunnen prikken. Huisartsen zijn daarom belangrijke doorverwijzers c.q. zorgaanvragers die patiënten aanbrengen bij de trombosediensten.
Met betrekking tot de uiting (de brief van 11 mei 2016) stelt SBZ/Trombovitaal – samengevat – het volgende.
Met de brief aan de huisartsen in de regio Amsterdam schendt Atalmedial verschillende normen van de Nederlandse Reclame Code (NRC), aldus klagers.
De uiting kwalificeert volgens SBZ/Trombovitaal als reclame-uiting in de zin van artikel 1 NRC. Atalmedial beoogt in de mailing haar trombosezorg te vergelijken met de diensten van SBZ/Trombovitaal om haar eigen diensten daarbij aan te prijzen als superieur. Bovendien is de mailing, omdat deze aan alle huisartsen in de regio Amsterdam is gestuurd, zowel een openbare als systematische aanprijzing.
De uiting betreft volgens SBZ/Trombovitaal oneerlijke reclame in de zin van artikel 7 NRC, omdat Atalmedial heeft geprobeerd de aanprijzing van de eigen dienst te presenteren als een gezaghebbend informatief communiqué. Dit blijkt niet alleen uit de vorm, maar ook uit de motivering van de mailing die Atalmedial in de inleiding heeft opgenomen en waarin Atalmedial suggereert dat zij naar aanleiding van zorgen die door een aantal patiënten en huisartsen zouden zijn geuit hen nader wenst te informeren. Dit kwalificeert als versluierde reclame die met onzuivere motieven is opgesteld. In punt 21 van Bijlage 1 van de NRC wordt deze vorm van reclame te allen tijde misleidend geacht. Daarom is de uiting oneerlijk op de voet van art. 7 NRC, aldus SBZ/Trombovitaal.
Verder voldoet de uiting, die kwalificeert als vergelijkende reclame, volgens haar niet aan de criteria van artikel 13 sub a, c en e NRC. Hierin is bepaald dat:
a) de vergelijking niet misleidend mag zijn in de zin van de NRC;
c) de vergelijking op objectieve wijze betrekking moet hebben op een of meer wezenlijke, relevante, controleerbare en representatieve kenmerken van de te vergelijken diensten;
e) de vergelijkende reclame niet de goede naam van een concurrent mag schaden, en zich niet kleinerend mag uitlaten over (de diensten van) een concurrent.
Ad artikel 13 sub a: misleiding.
De uiting is volgens SBZ/Trombovitaal in de eerste plaats misleidend doordat deze de bewering van Atalmedial bevat dat zij superieure diensten kan leveren omdat zij een ISO-accreditering bezit: “Trombosedienst Begeleide Zelfzorg is niet lSO-geaccrediteerd en levert daarmee niet de kwaliteit die Atalmedial en haar medewerkers wel leveren.” Hierbij verzwijgt Atalmedial echter dat SBZ/Trombovitaal net als Atalmedial lid is van de FNT en dus aan de kwaliteitsnormen van de FNT dient te voldoen. Aansluiting bij de FNT brengt mee dat de aangesloten trombosediensten tegen de ISO-normen worden getoetst. De ISO-accreditering waarnaar Atalmedial verwijst – ISO 15189 – heeft betrekking op trombosediensten die een laboratorium exploiteren en door middel van veneuze bloedafname de INR-bepaling toetsen. Trombovitaal biedt echter een zelfmanagement dienst en past uitsluitend de vingerprik toe om de INR-bepaling te toetsen. Het genoemde ISO-certificaat is daarom niet van toepassing op de geboden diensten van Trombovitaal. Ten behoeve van SBZ/Trombovitaal is door de FNT besloten dat ook andere vormen van certificering (dan ISO) mogelijk zijn, zoals is bevestigd in een notitie van 15 augustus 2015 van de voorzitter van de kwaliteitscommissie van de FNT aan het bestuur van de FNT. Opvallend is, aldus klagers, dat deze voorzitter van de kwaliteitscommissie van de FNT dezelfde is die – in de hoedanigheid van medisch leider van Atalmedial trombosezorg – de bestreden mailing heeft ondertekend.
De bewering “Trombosedienst Begeleide Zelfzorg is niet ISO-geaccrediteerd en levert daarmee niet de kwaliteit die Atalmedial en haar medewerkers wel leveren” is voorts onjuist omdat SBZ/Trombovitaal het ZKN-keurmerk heeft, dat mede is gebaseerd op de ISO 9001.
Dat Atalmedial daarbij verzwijgt dat trombosedienst SBZ/Trombovitaal net als zij is aangesloten bij de FNT en door de FNT actief op kwaliteit wordt gecontroleerd, is een misleidende omissie. Voorts beweert Atalmedial dat SBZ/Trombovitaal mindere kwaliteit levert dan Atalmedial omdat zij niet ISO-geaccrediteerd is. Het al of niet hebben van een ISO-certificatie is echter geen bewijs voor de kwaliteit van de dienst die wordt geleverd.
Ook de volgende bewering c.q. passage is volgens SBZ/Trombovitaal misleidend:
“(…) medewerkers van Atalmedial zijn gecertificeerd voor het uitvoeren van een capillaire INR-bepaling. Onze medewerkers zijn er tevens voor opgeleid om in de thuissituatie adequate trombosezorg te leveren.(..). Trombosedienst Begeleide Zelfzorg is een organisatie die de dosering bij zelfmeetpatiënten verzorgt en momenteel thuiszorgmedewerkers opleidt om een capillaire INR-bepaling te kunnen verrichten bij trombosezorgpatiënten die aan huis worden geprikt. Deze werkwijze is niet te vergelijken met de zorg die Atalmedial biedt aan trombosezorgpatiënten die in de thuissituatie geprikt worden.”
Atalmedial laat zich hier ten onrechte voorstaan op haar gecertificeerde medewerkers.
Certificering van de medewerkers houdt in dat zij ingewerkt zijn en bevoegd en bekwaam zijn verklaard door de eindverantwoordelijke binnen de eigen organisatie. De medewerkers van SBZ/Trombovitaal zijn in dat opzicht op gelijke wijze gecertificeerd. Beide trombosediensten hanteren hier dus dezelfde werkwijze. De stelling van Atalmedial dat zij daarin superieur is, is volgens SBZ/Trombovitaal onjuist en misleidend. Dit geldt ook voor de – niet onderbouwde – suggestie van Atalmedial dat haar medewerkers beter zijn opgeleid voor de hulp aan zelfmeetpatiënten dan de daarvoor eveneens opgeleide en gekwalificeerde medewerkers van SBZ/Trombovitaal.
Ad artikel 13 sub c: vergelijking oncontroleerbaar en niet objectief.
Hoewel Atalmedial dit in de uiting niet duidelijk maakt, heeft zij kennelijk de werkwijzen van SBZ/Trombovitaal en Atalmedial voor wat betreft de geboden zelfzorg c.q. de zorg aan zelfmeetpatiënten willen vergelijken, en doelt zij op de begeleide zelfzorg waarbij de patiënt thuis wordt geprikt. Atalmedial beweert hierover in de mailing: “Trombosedienst Begeleide
Zelfzorg is niet ISO-geaccrediteerd en levert daarmee niet de kwaliteit die Atalmedial en
haar medewerkers wel leveren.”
Niet alleen is de verwijzing naar de ISO-accreditatie onjuist (zie hierboven), maar verder is de superioriteitsclaim van Atalmedial volgens SBZ/Trombovitaal niet objectief en niet controleerbaar. De bewering dat de medewerkers van Atalmedial betere kwaliteit leveren dan de door SBZ/Trombovitaal getrainde medewerkers of mantelzorgers wordt niet onderbouwd door een objectief onderzoek naar (het verschil in) de kwaliteit van de personen die in de thuissituatie assisteren bij de INR-bepaling door middel van de vingerprik, aldus nog steeds SBZ/Trombovitaal.
Ad artikel 13 sub e: beschadiging van de goede naam van SBZ/Trombovitaal.
Volgens SBZ/Trombovitaal heeft Atalmedial in de uiting nadrukkelijk de goede naam van SBZ/Trombovitaal schade toegebracht en zich negatief uitgelaten over haar dienstverlening. Atalmedial doet dit door de schadelijke suggestie te wekken dat patiënten en huisartsen negatieve ervaringen zouden hebben met SBZ/Trombovitaal; door de bewering dat thuiszorgmedewerkers een onjuist beeld van trombosezorg schetsen waardoor een veilige en kwalitatief goede trombosezorg in het geding komt; en door de suggestie te wekken dat SBZ/Trombovitaal trombosezorg aanbiedt die kwalitatief inferieur zou zijn aan de zorg die Atalmedial levert.
Met de bewering dat veilige en kwalitatief goede trombosezorg voor de patiënten in het geding is, wordt volgens SBZ/Trombovitaal door Atalmedial de valse suggestie gewekt dat de gezondheid van patiënten in gevaar is indien zij zorg ontvangen van of begeleid worden door SBZ/Trombovitaal. Atalmedial zet zich aldus af tegen SBZ/Trombovitaal door middel van een valse, afbrekende reclame-uiting, waarvan het schadelijk effect des te groter is nu deze afbrekende beweringen en de aanprijzing van de eigen dienst zijn verdoezeld in een ‘informatieve’ mailing. Voor de aantasting van de goede naam van SBZ/Trombovitaal is geen enkele rechtvaardigingsgrond aanwezig. SBZ/Trombovitaal is net als Atalmedial lid van de FNT en Atalmedial weet dat SBZ/Trombovitaal voldoet aan alle voor haar trombosezorg geldende kwaliteitsnormen.
SBZ/Trombovitaal concludeert dat haar klacht om deze redenen gegrond dient te worden verklaard en dat Atalmedial publiekelijk verzocht moet worden zich voortaan van deze vorm van reclame maken te onthouden.
Het verweer
Het verweer van Atalmedial wordt als volgt samengevat.
Zij schetst de volgende achtergronden.
Voor het bepalen van een juiste dosering antistollingsmiddel voor een trombosezorgpatiënt moet de INR-waarde gemeten worden. Naast de traditionele methode, waarbij de trombosedienst bij de trombosezorgpatiënt een buisje bloed afneemt en een test uitvoert, bestaat sinds decennia de capillaire INR-bepaling (“vingerprikmethode”), waarbij de INR-waarde van de patiënt met een druppel bloed opgemeten wordt. Near Patient Testing (NPT) is een methode waarmee de trombosedienst de vingerprikmethode toepast, die wordt uitgevoerd door externe medewerkers (thuiszorgmedewerkers, verzorgers van een verpleeg- of verzorgingshuis, huisarts- of apothekersassistenten) die daartoe speciale trainingen volgen. De uitslag van de meting wordt naar de trombosedienst gestuurd en de trombose-dienst geeft een doseeradvies. Als patiënten zelfstandig de INR-meting door de vingerprik uitvoeren, is sprake van Zelfmeten. Voert de trombosezorgpatiënt de meting én de dosering zelfstandig uit, dan is sprake van Zelfmanagement.
Het bevorderen en behouden van de kwaliteit met betrekking tot de toediening van het antistollingsmiddel wordt behartigd door de FNT. Deze koepelorganisatie van de Nederlandse trombosediensten heeft ten behoeve het toezicht richtlijnen en veldnormen FNT opgesteld en diverse standaarden opgenomen, waaronder het zelfmanagementprotocol
Het lidmaatschap bij de FNT is gebonden aan voorwaarden, waaronder het bezit van een geldige accreditatie of certificering.
Eén van de bekendste generieke accreditaties is ISO-9001, die ziet op generieke management-systemen. ISO-15189-accreditatie stelt condities aan medische laboratoria.
Dit zijn eisen die niet op het vakinhoudelijke van trombosezorg ingaan, maar desondanks voor de kwaliteit van de analyse van bloed van essentieel belang zijn. ISO-22870-accreditatie beoordeelt de kwaliteit van point-of-care testing (‘POCT-norm’) en beslaat de vingerprikmethode. Deze accreditatie ziet dus specifiek op eisen voor het vakinhoudelijke gedeelte van trombosezorg met gebruikmaking van POCT. Met een door de Raad voor Accreditatie (RvA) verleende ISO-22870-accreditatie en/of een ISO-15189-accreditatie voldoet een organisatie aan de voorwaarden voor lidmaatschap van de FNT. Atalmedial is ISO-15189 en ISO-22870 geaccrediteerd.
Indien geen ISO-accreditatie kan worden overgelegd, kan ook worden volstaan met certificering door een andere controlerende instantie voor zover wordt voldaan aan toetsing van de relevante (veld-)normen van de FNT. Het is uiteindelijk aan de FNT-kwaliteitscommis- sie om te beoordelen of een dergelijke certificering afdoende is.
Atalmedial levert zowel traditionele als moderne trombosezorg, waaronder Zelfmeten en Zelfmanagement. De vingerprikmethode is sinds kort de standaardmethode voor de INR-bepaling.
SBZ en Trombovitaal zijn nieuwe spelers op de trombosemarkt. In het jaarverslag 2014 van de FNT wordt SBZ genoemd als lid van de FNT. Uit de Samenvatting Medische Jaarverslagen 2014 volgt dat hierbij sprake is van een aspirant-lidmaatschap, waarbij aangegeven wordt dat het ‘accrediteringsproces ten aanzien van de ZKN-certificering’ nog lopende is. In het jaarverslag 2015 van FNT wordt niet langer SBZ maar Trombovitaal als (aspirant)lid genoemd. De generieke kliniek van Trombovitaal bezit sinds 1 maart 2014 een ZKN-keurmerk.
SBZ/Trombovitaal past de vingerprikmethode toe, als “zorgpunt” waarbij INR-waardes aan huis gemeten worden door thuiszorgmedewerkers, en via “prikpunten” waarbij trombose-zorgpatiënten op een extern punt de INR-waarde kunnen laten meten. Bij zowel zorgpunten als prikpunten worden INR-waardes gemeten door externe medewerkers. De medewerkers zijn niet in dienst van SBZ/Trombovitaal, maar in dienst van een externe zorgaanbieder. SBZ/Trombovitaal biedt ook een zelfstandige trombosedienst aan, waarbij de patiënt zelf prikt met de vingerprikmethode.
Reeds enige tijd bereiken Atalmedial verontrustende berichten met betrekking tot de verwerving van trombosezorgpatiënten door SBZ/Trombovitaal. Trombosezorgpatiënten die onder behandeling staan van Atalmedial blijken te worden benaderd door medewerkers van de thuiszorg, met de vraag of de patiënt wenst over te stappen naar de diensten van SBZ/Trombovitaal. Op zichzelf is het het goed recht van een patiënt om van trombosedienst te wisselen. Waar Atalmedial zich zorgen over maakt, is in geval de medewerker van de thuiszorg hiertoe het initiatief neemt en dus verantwoordelijk is voor het goed en volledig informeren van de patiënt over de voor- en nadelen van een eventuele overstap. De thuiszorgmedewerker is niet opgeleid om aan deze informatieverplichting te voldoen.
Door enkele – in het verweer aangehaalde – incidenten ontstaat het beeld dat SBZ/Trombovitaal en medewerkers van de thuiszorg patiënten onjuist dan wel onvoldoende
informeren. Hierdoor maken patiënten een keuze voor een overstap naar een andere trombosedienst, terwijl ze de gevolgen hiervan niet overzien. Niettegenstaande de bereidwilligheid van Atalmedial tot overdracht van medische zorg op verzoek van patiënten, is deze praktijk van het verkrijgen van patiënten in strijd met de belangen van patiënten, vooral nu trombosezorg een markt is waarin de zorg van patiënten zorgvuldig en deugdelijk moet gebeuren. Het betreft bovendien een kwetsbare doelgroep van vaak oudere patiënten en patiënten met beperkingen. Het niet handelen op de meldingen van zowel beroepsbeoefenaars als patiënten is nalatig en in strijd met de zorgplicht die Atalmedial ten opzichte van haar patiënten heeft. De meldingen van incidenten zijn dan ook voor Atalmedial de aanleiding geweest om de huisartsen in Amsterdam door middel van de brief van 11 mei 2016 te informeren over deze gang van zaken, aldus Atalmedial.
Atalmedial brengt het volgende naar voren met betrekking tot de verschillende onderdelen van de klacht van SBZ/Trombovitaal.
Volgens Atalmedial kwalificeert de brief aan huisartsen in de regio Amsterdam niet als reclame in de zin van artikel 1 NRC.
Allereerst is met een dergelijke brief geen sprake van een ‘openbare en/of systematische directe dan wel indirecte aanprijzing van goederen, diensten en/of denkbeelden’. Met deze eenmalige verstrekking van informatie is geen sprake van een systematisch bericht en evenmin van een openbaar bericht nu de brief uitsluitend gericht is aan huisartsen in Amsterdam. Ten tweede is de brief van informatieve aard en uitdrukkelijk niet bedoeld als aanprijzend. Hij bevat informatie omtrent de door Atalmedial geconstateerde omstandigheden waarin SBZ/Trombovitaal haar klandizie tracht te organiseren. Op de door zowel patiënten als huisartsen geuite zorgen heeft Atalmedial gereageerd met haar schrijven, waarmee zij uitsluitend haar zorg uit over de geconstateerde omstandigheden. Bovendien is geen sprake van aanprijzing bij het relevante publiek. Dat publiek wordt gevormd door de patiënten die zelf bepalen met welke trombosedienst zij een behandelingsovereenkomst aangaan. Een besluit over een overstap van dan wel naar Atalmedial wordt niet door huisartsen of andere beroepsbeoefenaren genomen. Omdat Atalmedial haar brief niet aan patiënten maar aan goedgeïnformeerde beroepsbeoefenaren richt, is volgens haar dan ook op geen enkele wijze sprake van uitlokking of beïnvloeding. De stellingname van SBZ/Trombovitaal dat huisartsen echter belangrijke doorverwijzers zijn, wordt weersproken door het percentage van 65% trombosezorgpatiënten dat op doorverwijzing van de cardioloog komt.
Ook uit de overige elementen van de brief – lay-out, kleuren, opmaak, formaat – volgt niet dat sprake is van een aanprijzende uiting, maar volgt juist dat sprake is van informatie-verstrekking. Er is evenmin informatiemateriaal zoals een brochure of andere aanprijzende informatie meegestuurd. Bovendien wordt volgens Atalmedial ook uit de tekst duidelijk dat sprake is van informatieverstrekking en blijkt al bij de inleiding wat de aanleiding van het schrijven van Atalmedial is: “In de afgelopen weken hebben zowel patiënten als huisartsen contact opgenomen met Atalmedial om hun zorgen te uiten over de manier waarop trombosedienst Begeleide Zelfzorg (Trombovitaal) hen benadert”. Ook in de afsluitende tekst wordt duidelijk dat Atalmedial handelt overeenkomstig haar zorgplicht en de huisartsen vanuit die zorgplicht door middel van de brief aanspreekt. Atalmedial geeft in de brief zelfs aan dat zij de keuzevrijheid van patiënten ondersteunt en de wensen van de wisseling van trombosezorg in beginsel faciliteert. De slotzin “Echter, wij vinden het daarbij wel van belang dat patiënten goed geïnformeerd worden over trombosezorg zodat de patiënt een verantwoorde en weloverwogen keuze kan maken” is bepalend voor de eindindruk van de uiting en wijst op geen enkele wijze op een aanprijzend karakter, dan wel een uitlokkende of beïnvloedende reclame-uiting, maar alleszins op het voorlichtende karakter van de uiting, aldus Atalmedial.
Atalmedial voert aan dat zij bovendien handelt in overeenstemming met de Gedragscode Geneesmiddelenreclame (Gedragscode), opgesteld door de Stichting Code Genees-middelenreclame (SCR), waarin een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen een informatieve en een reclame-uiting. Door niet patiënten maar beroepsbeoefenaren te informeren, heeft Atalmedial zo ver mogelijk van een eventueel aanprijzend karakter willen blijven. Zij heeft het economisch gedrag van patiënten met haar uiting niet beoogd te beïnvloeden. Dit volgt eveneens uit de opmaat en context van de uiting. Bovendien worden beroepsbeoefenaren vanuit hun professie geacht bekend te zijn met de verschillende wijzen van trombosezorg, waardoor de informatie in de brief reeds bekend was bij geadresseerden. Van aanprijzing jegens beroepsbeoefenaren is dan ook geen sprake. Door het voorlichtende karakter van de brief, in het belang van volksgezondheid en menselijke ziekten, is deze uiting geenszins aan te merken als een reclame, aldus Atalmedial.
Indien wordt geoordeeld dat wel sprake is van reclame, verweert Atalmedial zich nadrukkelijk tegen de stellingname van SBZ/Trombovitaal dat sprake is van oneerlijke reclame in de zin van artikel 7 NRC. Door Atalmedial is volstrekt niet bedoeld om een aanprijzing van haar diensten te verbergen achter een gezaghebbend informatieve uiting. De bedoeling van de brief was uitsluitend om als zorgaanbieder haar zorgen te delen met huisartsen, zoals ook uitdrukkelijk blijkt uit de tekst, lay-out en context van de uiting. Atalmedial heeft louter gehandeld uit zuivere motieven, namelijk de bescherming van haar patiënten, en allerminst om marktaandeel te verwerven. Ter onderbouwing hiervan verwijst Atalmedial naar de bij het verweer overgelegde verklaring van de medisch leider en verantwoordelijke voor het behoud van kwaliteit in trombosezorg van Atalmedial.
De brief van Atalmedial aan de huisartsen is volgens Atalmedial evenmin in strijd met artikel 13 NRC. Zij voert tegenover het door SBZ/Trombovitaal gestelde met betrekking tot het misleidende karakter (sub a), de oncontroleerbaarheid en subjectiviteit van de vergelijking (sub c) en de schending van de goede naam van SBZ/Trombovitaal (sub e) het volgende aan.
Sub a: geen misleiding.
Een misleidende reclame-uiting is een voor de gemiddelde consument onduidelijke of dubbelzinnige informatieverstrekking, bovendien gebaseerd op onjuiste informatie over de voornaamste kenmerken van het product of de dienst die aangeprezen wordt.
In dit geval is de geadresseerde van de vermeende reclame-uiting geen consument, maar een goedgeïnformeerde beroepsbeoefenaar, namelijk de huisarts, die op de hoogte is van de diversiteit aan werkwijzen van trombosediensten, van de overstap door trombosediensten op capillaire INR-meting, en van de diverse normen en richtlijnen, al dan niet opgesteld door FNT.
Er wordt in de brief geen lidmaatschap van de FNT verzwegen, aangezien geen sprake is van een volwaardig lidmaatschap van SBZ en/of Trombovitaal, twee aparte ondernemingen. Elk van beide ondernemingen dient volgens Atalmedial apart een volwaardig lidmaatschap te verkrijgen bij FNT. SBZ wordt echter niet langer op de lijst met FNT-leden genoemd en is aldus ook geen aspirant-lid meer. Aannemelijk lijkt dat de vermelding van Trombovitaal een aspirant lidmaatschap betreft, aangezien Trombovitaal geen ISO-15189 of lSO-22870-accreditatie heeft. Klagers hebben niet toegelicht op welke wijze het ZKN-keurmerk, dat overigens alleen voor Trombovitaal zou gelden, op ISO-9001 is gebaseerd. Trombovitaal is er ook niet in geslaagd bewijs te leveren van een andere certificering waarmee is voldaan aan de FNT-(veld)normen en daarmee aan de voorwaarden voor FNT-lidmaatschap.
Atalmedial en SBZ/Trombovitaal hanteren evident verschillende werkwijzen in de verlening van trombosediensten. SBZ/Trombovitaal laat een externe medewerker, in dienst bij een zorginstelling, een POC-meter hanteren bij de INR-meting van haar trombosezorgpatiënten.
Aangezien SBZ/Trombovitaal externe medewerkers de vingerprik laat uitvoeren, dient de kwaliteitsbewaking te worden getoetst aan de eisen uit het door FNT opgestelde Zelfmanagementprotocol en het Addendum voor NPT. Certificering van de externe mede-werkers zou dan ook meer in moeten houden dan het door SBZ/Trombovitaal uitgewerkte trainingsprogramma, dat bestaat uit ingewerkt raken en een verklaring van bevoegdheid en bekwaamheid door een eindverantwoordelijke binnen de eigen organisatie. Er blijkt op geen enkele manier sprake te zijn van periodieke controle door middel van een audit, dan wel certificering waarbij SBZ/Trombovitaal een bekwaamheidsverklaring verstrekt.
De vergelijking in kwaliteit in de zin “Trombosedienst Begeleide Zelfzorg is niet ISO-geaccrediteerd en levert daarmee niet de kwaliteit die Atalmedial en haar medewerkers wel leveren” ziet dan ook niet op de ISO-accreditatie, maar op de werkwijze van de trombose-dienst van SBZ/Trombovitaal. Atalmedial doelt hier op een verschil in werkwijzen tussen haar eigen trombosedienst en die van SBZ/Trombovitaal. Een capillaire INR-meting uit laten voeren door eigen personeel, dat door de trombosedienst zelf wordt opgeleid en gecertificeerd en tevens periodiek wordt gecontroleerd op bekwaamheid, zoals bij Atalmedial, is evident anders dan het inzetten van externe medewerkers van een zorginstelling.
Met het woord “daarmee” is een ongelukkige zinsopbouw ontstaan. De goed geïnformeerde lezer zal echter direct begrijpen waar Atalmedial op doelt door het lezen van de volgende zin: “Bovengenoemde thuiszorgmedewerkers benaderen patiënten actief om over te stappen van Atalmedial naar trombosedienst Begeleide Zelfzorg. We hebben vernomen dat zij tijdens dit proces een onjuist beeld van trombosezorg schetsen. Hiermee komt een veilige en kwalitatief goede trombosezorg voor de patiënten in het geding.”
De zorg en ernst van de situatie voeren duidelijk de boventoon in het bericht. Er is dan ook geen sprake van misleiding van goed geïnformeerde beroepsbeoefenaars, maar van een alarmerend bericht richting collega-zorgplichtigen, aldus Atalmedial.
Sub c: controleerbare en objectieve vergelijking.
In de brief heeft Atalmedial vergelijkingen gemaakt op basis van het objectieve en controleer-bare verschil in werkwijzen met betrekking tot het personeel dat de vingerprik uitvoert. SBZ/Trombovitaal schakelt medewerkers in die niet in dienst zijn in haar eigen onderneming, maar in dienst zijn bij de thuiszorg dan wel doktersassistente zijn. Atalmedial leidt daaren-tegen haar eigen medewerkers op, in overeenstemming met de richtlijnen volgend uit het lSO-22870 en zoals door FNT opgesteld in het Zelfmanagementprotocol en Addendum NPT. Het betreft hier volgens Atalmedial dan ook een objectieve en controleerbare die als zodanig geoorloofd is. De superioriteitsclaim waar SBZ/Trombovitaal in haar klaagschrift naar verwijst, ziet slechts op de objectieve verschillen in werkwijze van de trombosediensten.
Sub e: geen schade aan de goede naam van SBZ/Trombovitaal.
In de brief naar de huisartsen in Amsterdam geeft Atalmedial geen direct waardeoordeel, maar uitsluitend informatie die gebaseerd is op feiten. Patiënten en huisartsen hebben daadwerkelijk hun zorgen geuit “over de manier waarop trombosedienst Begeleide Zelfzorg (Trombovitaal) hen benadert” en dit is ook de directe aanleiding geweest om huisartsen door middel van de brief te informeren over de verschillende werkwijzen en het verschil in zorg dat Atalmedial ten opzichte van SBZ/Trombovitaal levert. Atalmedial laat zich dan ook niet kleinerend uit, maar stelt enkel een feit aan de kaak. Ook waar huisartsen worden gewezen op de constatering van Atalmedial dat de thuiszorgmedewerkers trombosezorgpatiënten een onjuist beeld schetsen, is dit gebaseerd op feiten. Dit is daadwerkelijk aan Atalmedial gemeld. Atalmedial geeft daarnaast aan dat zij haar zorgen over deze berichtgeving ook aan SBZ/Trombovitaal heeft medegedeeld, zoals ook blijkt uit de bij het klaagschrift overgelegde productie. Bovendien laat Atalmedial zich niet kleinerend uit wanneer zij stelt dat de kwaliteit van trombosezorg in het geding komt, indien patiënten onjuist geïnformeerd worden over trombosediensten. De verwijzing naar de kwaliteit van medewerkers ziet, zoals hiervoor uiteengezet, op de kwaliteitswaarborg van medewerkers en de wijze van certificering en controle op hun vakkundigheid en bekwaamheid. Atalmedial voldoet aan deze voorwaarden, en levert daarmee wel een kwaliteitswaarborg. SBZ/Trombovitaal levert die kwaliteits-waarborg niet. Ook dit is geen waardeoordeel maar een geconstateerd feit, waarvan SBZ/Trombovitaal het tegendeel niet heeft bewezen, aldus Atalmedial.
Atalmedial komt tot de slotsom dat de door SBZ/Trombovitaal ingediende klacht ongegrond moet worden verklaard.
De mondelinge behandeling
De standpunten van partijen zijn, mede aan de hand van overgelegde pleitnotities, gehandhaafd en nader toegelicht. Voor zover nodig voor de beslissing zal in het oordeel worden ingegaan op hetgeen ter zitting nader is aangevoerd.
Het oordeel van de Commissie
1. De klacht betreft de op 11 mei 2016 door de medisch leider Trombosezorg Atalmedial aan huisartsen in de regio Amsterdam toegezonden brief. Volgens SBZ/Trombovitaal betreft deze brief, kort samengevat, oneerlijke reclame en ongeoorloofde vergelijkende reclame.
2. In de eerste plaats dient beoordeeld te worden of de brief als een reclame-uiting moet worden beschouwd, nu dit door Atalmedial wordt bestreden.
Krachtens artikel 1 NRC wordt onder reclame verstaan: iedere openbare en/of systematische directe dan wel indirecte aanprijzing van goederen, diensten en/of denkbeelden door een adverteerder of geheel of deels ten behoeve van deze, al dan niet met behulp van derden.
De Commissie volgt Atalmedial niet in haar standpunt dat sprake is van een louter informatieve brief, die niet openbaar en/of systematisch is en geen enkel aanprijzend element bevat. De aan de huisartsen in de regio Amsterdam gezonden brief is naar het oordeel van de Commissie een systematische uiting, nu sprake is van een standaard, voor alle aangeschreven huisartsen gelijke inhoud. De uiting is verder ook aanprijzend van aard daar waar Atalmedial in de brief vermeldt: “Wij hebben ‘zinnige en zuinige’ zorg, comfort en kwaliteit van onze dienstverlening hoog in het vaandel staan voor zowel onze patiënten als aanvragers” en, als conclusie, na de vergelijking van de werkwijzen van Trombovitaal met die van Atalmedial: “Deze werkwijze is niet te vergelijken met de zorg die Atalmedial biedt aan trombosezorgpatiënten die in de thuissituatie geprikt worden. Trombosedienst Begeleide Zelfzorg is niet ISO-geaccrediteerd en levert daarmee niet de kwaliteit die Atalmedial en haar medewerkers wel leveren.” Met het eerste citaat dicht Atalmedial zichzelf een eigenschap toe die aanprijzend voor haar is en met het tweede citaat vergelijkt zij zichzelf in positieve zin met SBZ/Trombovitaal waarvan eveneens een aanprijzende werking uitgaat.
Dat de uiting in een qua uiterlijk neutrale briefvorm is geschreven en geen opvallend kleurgebruik of iets dergelijks kent, neemt het aanprijzende karakter van de inhoud van de uiting niet weg. Het feit dat de uiting tot beroepsbeoefenaren is gericht en niet tot trombosezorgpatiënten, betekent evenmin dat om die reden geen sprake zou kunnen zijn van een reclame-uiting. Vast staat dat huisartsen een rol (kunnen) spelen bij het verwijzen van patiënten naar een bepaalde trombosedienst of bij het overstappen van de patiënt van de ene naar de andere trombosedienst, ook al ligt de uiteindelijke beslissing daarover bij de patiënt zelf. De uiting kan dan ook invloed hebben op de beslissing en het handelen van de huisartsen daarbij.
Niet is gebleken dat de uiting naar een zodanig kleine groep huisartsen is gezonden dat daardoor geen sprake is van een openbare uiting.
Gelet op het voorgaande heeft de uiting naar het oordeel van de Commissie een openbaar en systematisch aanprijzend karakter voor de trombosezorgdienst van Atalmedial, en moet de uiting aangemerkt worden als reclame in de zin van artikel 1 NRC, waarover de Commissie bevoegd is te oordelen.
3. SBZ/Trombovitaal heeft gesteld dat sprake is van misleidende en daardoor oneerlijke reclame, omdat Atalmedial heeft gehandeld in strijd met punt 21 van bijlage 1 NRC. Hierin is bepaald – voor zover hier van belang – dat het op bedrieglijke wijze beweren of de indruk wekken dat de adverteerder niet optreedt ten behoeve van zijn handel of bedrijf onder alle omstandigheden misleidende reclame oplevert. Dit beroep slaagt. Naar het oordeel van de Commissie wekt Atalmedial door de vorm en inhoud van de brief de indruk dat zij de aangeschreven huisartsen daarmee slechts op de hoogte wil brengen van haar zorgen over de manier waarop Trombovitaal patiënten benadert en daardoor goede trombosezorg in gevaar brengt. In feite echter zet Atalmedial haar ‘zorgen over Trombovitaal’ en het belang van patiënten in om haar eigen diensten aan te prijzen. Voor het gemiddeld lid van de doelgroep waarvoor de uiting bestemd is (huisartsen), is de uiting daardoor onvoldoende als reclame herkenbaar. De neutrale vorm (brief) waarin de uiting is vervat, draagt eveneens bij aan het verhullende karakter daarvan. Door aldus in de uiting te verhullen dat deze bedoeld is als reclame voor Atalmedial zelf, is de uiting misleidend als bedoeld in punt 21 van bijlage 1 NRC. Daardoor is tevens sprake van oneerlijke reclame in de zin van artikel 7 NRC.
4. In de uiting worden de door Trombovitaal gevolgde werkwijze en geleverde trombosezorg afgezet tegen de werkwijze en zorg van Atalmedial. Gelet hierop dient de uiting aangemerkt te worden als vergelijkende reclame in de zin van artikel 13 NRC. Vergelijkende reclame is, wat de vergelijking betreft, geoorloofd indien deze voldoet aan de in artikel 13 onder a t/m h NRC genoemde voorwaarden. Volgens SBZ/Trombovitaal voldoet de bestreden uiting niet aan de onder a, c en e van dit artikel opgenomen voorwaarden.
5. In artikel 13 aanhef en onder a NRC is bepaald dat vergelijkende reclame, wat de vergelijking betreft, geoorloofd is op voorwaarde dat deze niet misleidend is in de zin van de NRC.
SBZ/Trombovitaal heeft gesteld dat in de volgende passages van de uiting sprake is van misleidende vergelijkingen:
“Trombosedienst Begeleide Zelfzorg is niet ISO-geaccrediteerd en levert daarmee niet de kwaliteit die Atalmedial en haar medewerkers wel leveren”
en
“(…) medewerkers van Atalmedial zijn gecertificeerd voor het uitvoeren van een capillaire INR-bepaling. Onze medewerkers zijn er tevens voor opgeleid om in de thuissituatie adequate trombosezorg te leveren.(..). Trombosedienst Begeleide Zelfzorg is een organisatie die de dosering bij zelfmeetpatiënten verzorgt en momenteel thuiszorgmedewerkers opleidt om een capillaire INR-bepaling te kunnen verrichten bij trombosezorgpatiënten die aan huis worden geprikt. Deze werkwijze is niet te vergelijken met de zorg die Atalmedial biedt aan trombosezorgpatiënten die in de thuissituatie geprikt worden.”
6. Naar het oordeel van de Commissie zal de mededeling “Trombosedienst Begeleide Zelfzorg is niet ISO-geaccrediteerd en levert daarmee niet de kwaliteit die Atalmedial en haar medewerkers wel leveren” door de gemiddelde geadresseerde van de brief aldus worden begrepen, dat Atalmedial stelt dankzij haar ISO-accreditatie betere kwaliteit te leveren dan Trombovitaal. Deze conclusie is door Atalmedial niet voldoende onderbouwd. Het enkele – niet weersproken – gegeven dat Atalmedial ISO-accreditaties heeft verkregen die Trombovitaal niet heeft, hoeft op zichzelf niet te betekenen dat de kwaliteit van de door Trombovitaal geleverde trombosezorg om die reden minder goed is dan de door Atalmedial geleverde zorg. De Commissie acht voldoende aannemelijk gemaakt dat Trombovitaal op andere wijze is gecertificeerd en het ZKN-keurmerk heeft ontvangen.
Dat in de uiting niet wordt vermeld dat Trombovitaal lid van de FNT is, acht de Commissie geen reden om de door Atalmedial gemaakte vergelijking tussen haarzelf en SBZ/ Trombovitaal ongeoorloofd te achten. In de uiting wordt niet gesteld of gesuggereerd dat Atalmedial wel en Trombovitaal geen lid zou zijn.
7. In de tweede onder 5 geciteerde passage uit de uiting zet Atalmedial haar werkwijze, met haar gecertificeerde medewerkers die zijn opgeleid om in de thuissituatie adequate trombosezorg te leveren, af tegen de werkwijze van Trombovitaal, met thuiszorgmedewerkers die worden opgeleid om een capillaire INR-bepaling te kunnen verrichten, waarna Atalmedial in de uiting concludeert dat de werkwijze van Trombovitaal niet te vergelijken is met de zorg die Atalmedial in deze situatie biedt.
Deze passage zal naar het oordeel van de Commissie door de gemiddelde geadresseerde huisarts aldus worden opgevat dat Atalmedial dankzij het werken met eigen en gecertificeerde medewerkers betere trombosezorg levert dan Trombovitaal. Uit de toelichting van partijen ter zitting is naar het oordeel van de Commissie gebleken dat de ‘certificering’ van een medewerker bij Atalmedial door haar medisch leider trombosezorg niet wezenlijk verschilt van de bij op dat punt gehanteerde werkwijze waar eveneens door de eindverantwoordelijke binnen SBZ/Trombovitaal wordt beoordeeld of een medewerker ‘bevoegd en bekwaam’ is. Dat de medewerkers van Atalmedial bij haar in dienst zijn, terwijl Trombovitaal gebruik maakt van externe medewerkers, rechtvaardigt naar het oordeel van de Commissie evenmin de suggestie dat de medewerkers van Atalmedial beter opgeleid zijn en daardoor betere zorg aan zelfmeetpatiënten leveren dan de medewerkers van Trombovitaal. Gebleken is dat de door Trombovitaal ingeschakelde prikmedewerkers reeds professionals in de zorg zijn, die na een aanvullende cursus (ook) gekwalificeerd zijn voor hulp aan trombosezorg-patiënten.
Naar het oordeel van de Commissie heeft Atalmedial onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de door haar medewerkers geleverde trombosezorg dankzij hun certificering en opleiding beter van kwaliteit is dan de zorg die wordt gegeven door de medewerkers van Trombovitaal.
8. Hetgeen onder 6 en 7 is overwogen, leidt ertoe dat de uiting gepaard gaat met onjuiste informatie ten aanzien van de voordelen van (de trombosediensten van) Atalmedial. Omdat de gemiddelde geadresseerde van de uiting hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie – het (laten) afnemen van een dienst bij Atalmedial – te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC. Hierdoor is de uiting in strijd met artikel 13 aanhef en onder a NRC.
9. In artikel 13 aanhef en onder c is bepaald dat vergelijkende reclame, wat de vergelijking betreft, geoorloofd is op voorwaarde dat op objectieve wijze een of meer wezenlijke, relevante, controleerbare en representatieve kenmerken van de goederen of diensten worden vergeleken.
Naar het oordeel van de Commissie blijkt uit de uiting voldoende duidelijk dat een vergelijking op kwaliteit wordt gemaakt tussen de door Atalmedial en de door Trombovitaal gevolgde werkwijze bij de zelfmeetmethode. In de uiting wordt echter onvoldoende inzichtelijk gemaakt of de vergelijking eerlijk is en of de op basis van de vergelijking getrokken conclusie gerechtvaardigd is dat de door Atalmedial geleverde dienst een betere kwaliteit heeft dan de door Trombovitaal geleverde dienst. De vergelijking die door Atalmedial in de uiting wordt gemaakt, is hierdoor onvoldoende controleerbaar. De uiting is om die reden in strijd met artikel 13 aanhef en onder c NRC.
10. De Commissie is voorts van oordeel dat de uiting niet voldoet aan artikel 13 onder e NRC. Daarin is bepaald dat vergelijkende reclame wat betreft de vergelijking geoorloofd is op voorwaarde dat deze niet de goede naam schaadt van of zich kleinerend uitlaat over de goederen en diensten van een concurrent. Atalmedial heeft ervoor gekozen in de uiting niet alleen haar zorgen te uiten over de wervingspraktijk van Trombovitaal, maar deze ‘zorgen’ aan te grijpen om vergelijkenderwijs haar eigen diensten in kwalitatief opzicht aan te prijzen. Uit hetgeen hiervoor reeds is overwogen, volgt dat SBZ/Trombovitaal de negatieve beweringen van Atalmedial over de door haar verleende dienst gemotiveerd heeft weersproken en voldoende heeft weerlegd. De door Atalmedial gemaakte en voor Trombovitaal negatieve vergelijking blijkt niet overeind te kunnen blijven. Door die vergelijking in de uiting is de goede naam van SBZ/Trombovitaal beschadigd in de zin van artikel 13 aanhef en onder e NRC. Aldus is geen sprake van een geoorloofde vergelijking omdat de uiting in strijd is met die bepaling in de NRC.
11. De Commissie ziet geen aanleiding om de beslissing door middel van een zogenoemde ‘Alert’ bekend te maken bij een breed publiek, zoals kennelijk bedoeld is met het verzoek van SBZ/Trombovitaal om “Atalmedial publiekelijk te verzoeken zich voortaan van deze vorm van reclame maken te onthouden”. SBZ/Trombovitaal heeft ook geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die wel zouden nopen om zo’n Alert te doen uitgaan.
12. Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.
De beslissing
De Commissie acht de uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC en artikel 13 aanhef en onder a, c en e NRC. Zij beveelt verweerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.