Het College van Beroep [12 oktober 2021]
De bestreden uiting, de inleidende klacht en de beslissing van de Commissie
De klacht is gericht tegen een poster met het logo van de Rijksoverheid. Op de poster is verder de foto van drie leerlingen te zien met de tekst: “Ik stroop mijn mouw op”. Hieronder staan de voornamen van de leerlingen en: “Ga voor meer informatie naar coronavaccinatie.nl” en “alleen samen krijgen we corona onder controle”.
De klacht, zoals die door de Commissie is beoordeeld nadat appellante bezwaar had gemaakt tegen de afwijzing van haar klacht door de voorzitter van de Commissie, luidt dat in de uiting sprake is van publieksreclame voor receptgeneesmiddelen en van ontbrekende informatie. Appellante licht dit in de klacht als volgt toe. In de wetenschap bestaat verdeeldheid over de veiligheid en werkzaamheid van de vaccins tegen corona. Op de website van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen wordt gewaarschuwd voor bijwerkingen. Ook minister Hugo de Jonge wees in een brief op de risico’s van de vaccins. De Nederlandse rechter vindt dat vaccinatieschade een normaal bijverschijnsel is. De risico’s moeten echter niet worden onderschat. In de uiting wordt desondanks geen veiligheidsvoorbehoud gemaakt en slechts verwezen naar de website coronavaccinatie.nl. Daar vindt men een hoofdstuk over veiligheid, maar hier staan slechts doorverwijzingen. Het beïnvloeden van mensen door een vooringenomen uiting is bedenkelijk. Subsidiair is de schijn van belangenverstrengeling ontstaan door ‘banden’ tussen de minister en AstraZeneca.
De voorzitter van de Reclame Code Commissie heeft de klacht afgewezen. Ook indien de uiting, die een reclame-uiting is, op een middelbare school wordt verspreid en daarop jongeren staan die de boodschap uitdragen dat vaccineren goed is, is dat volgens de voorzitter toelaatbaar.
De Commissie heeft in bezwaar de beslissing van de voorzitter bevestigd. Naar het oordeel van de Commissie is de aanprijzing in de bestreden poster beperkt tot het algemene denkbeeld over het nut van de coronavaccinatie en wordt er geen geneesmiddel als bedoeld in artikel 1 onder b Geneesmiddelenwet aangeprezen. In de uiting, waarvan de tekst duidelijk zeer beknopt is, wordt de lezer aangespoord om voor meer informatie naar de website coronavaccinatie.nl te gaan. De Commissie acht het voldoende aannemelijk gemaakt dat op deze website informatie is te vinden over de verschillende door de EMA goedgekeurde vaccins, namelijk die van Moderna, BioNTech/Pfizer, AstraZeneca en Janssen, inclusief de bijwerkingen daarvan. Gelet op de verwijzing naar deze nadere informatie over vaccineren, acht de Commissie het bezwaar betreffende het ontbreken van een uitdrukkelijk veiligheidsvoorbehoud ongegrond. De Commissie ziet ook verder geen aanleiding om de uiting in strijd met de Nederlandse Reclame Code (NRC) te achten.
De grieven
Deze worden, voor zover appellante deze blijkens haar e-mail van 20 september 2021 heeft gehandhaafd, als volgt weergegeven. De reden voor het instellen van beroep is dat de bestreden beslissing innerlijk tegenstrijdig is, alsmede onjuiste oordelen bevat waarbij uitdrukkelijke standpunten van appellante terzijde zijn geschoven. Appellante licht dit als volgt toe. De bestreden beslissing is innerlijk tegenstrijdig omdat wel is geoordeeld dat in de uiting een denkbeeld ten behoeve van vaccineren wordt aangeprezen, maar niet tevens is geoordeeld dat het indirecte reclame of sluikreclame voor een geneesmiddel betreft. Er zijn slechts vier aanbieders van vaccins op de markt. Elke vaccinatie is het gevolg van een indirect in de uiting aangeprezen geneesmiddel.
De Commissie is daarnaast eraan voorbijgegaan dat appellante heeft gesteld dat het ontbreken van een waarschuwing in de uiting laakbaar is. Deze waarschuwing wordt bewust achterwege gelaten omdat anders niemand zich nog laat vaccineren. In de uiting en op de website waarnaar in de uiting wordt verwezen, wordt het risico op overlijden niet genoemd. Volgens appellante heeft het Europees centrum voor registratie van bijwerkingen (Eudravigilance) 20.000 Corona-vaccindoden in Europa geregistreerd. Dit is extreem veel vergeleken met andere vaccins. Ten tijde van de publicatie van de uiting was de vaccinatiecampagne gericht op mensen van 18 jaar en ouder, dus niet geschikt voor scholen. De jeugd heeft niets te winnen bij vaccinaties en mag niet worden ingezet om een vermeende “groepsimmuniteit” te bereiken. Het is al sinds het prille begin van de crisis duidelijk dat 96% van de Covid-doden ouder is dan 70 en één of meer onderliggende ziekten heeft. Het is ook duidelijk dat gevaccineerden langer dan twee weken na vaccinatie besmettelijk kunnen zijn. Het wereldvermaarde tijdschrift The Lancet heeft het gebrek aan goede cijfers over de effectiviteit van coronavaccins al eerder gesignaleerd. De langetermijneffecten van vaccineren zijn bovendien nog onduidelijk.
Samenvatting van het antwoord in appel van het ministerie
Dit strekt tot bevestiging van de bestreden beslissing. Op hetgeen het ministerie stelt, zal hierna, voor zoveel nodig, worden ingegaan.
De mondelinge behandeling
Op hetgeen tijdens de zitting is verklaard wordt hierna, voor zoveel nodig, ingegaan.
Het oordeel van het College
1. In verband met de reikwijdte van het beroep is het volgende van belang. Appellante heeft kort voor de zitting per e-mail meegedeeld dat, aangezien de vaccins tegen corona inmiddels aan het rijksvaccinatieprogramma zijn toegevoegd en deze vaccins nu ook zijn toegelaten voor de jeugd vanaf 12 jaar, zij zich verder zal “concentreren” op de volgende “overblijvende aspecten”:
• misleidende reclame dan wel sluikreclame;
• het niet vermelden van mogelijk dodelijke bijwerkingen terwijl er volgens
Eudravigilance tienduizenden vaccin-gerelateerde doden in Europa zijn.
Het College begrijpt uit deze mededeling van appellante dat het beroep uiteindelijk tot de hier specifiek genoemde kwesties is beperkt en oordeelt hierover als volgt.
2. In beroep staat niet ter discussie dat de bestreden uiting een gezamenlijke reclame-uiting is van de school en het ministerie. De mededeling “Ik stroop mijn mouw op” is, in combinatie met het noemen van de website coronavaccinatie.nl en de mededeling “Alleen samen krijgen we corona onder controle”, onmiskenbaar bedoeld om in overdrachtelijke zin kenbaar te maken dat men bereid is om zich te laten vaccineren in verband met corona, met de bedoeling anderen aan te sporen dit voorbeeld na te volgen. Aldus prijst de uiting een denkbeeld aan, te weten dat men er goed aan doet zich tegen corona te laten vaccineren. Dat het beoogde gevolg van de uiting is dat er meer wordt gevaccineerd, brengt niet mee dat een of meer vaccins worden aangeprezen. De uiting dient uitsluitend ter vergroting van de bereidheid tot vaccinatie, en zal door het publiek ook in die zin worden opgevat. Dit impliceert dat geen sprake is van sluikreclame of indirecte reclame voor geneesmiddelen, zoals appellante stelt. De uiting kan immers niet als geneesmiddelenreclame worden gezien. Tevens volgt hieruit dat de stelling van appellante dat de beslissing van de Commissie innerlijk tegenstrijdig is, geen doel treft. De Commissie heeft de uiting terecht uitsluitend als de aanprijzing van een denkbeeld opgevat.
3, De uiting is niet bedoeld om de feiten voor of tegen vaccineren tegen elkaar af te laten wegen, maar betreft slechts een mening over vaccineren die met behulp van de school en de leerlingen wordt geuit. Men mag op deze wijze een dergelijke mening verkondigen. Niet kan worden gezegd dat de uiting door het ontbreken van bepaalde informatie in strijd is met de NRC.
De beslissing van het College van Beroep
Het College bevestigt de bestreden beslissing voor zover in beroep aan de orde.
[Hieronder volgt de beslissing waartegen beroep is ingesteld]
De Reclame Code Commissie [15 juli 2021]
De bestreden uiting
Het betreft een poster met in het midden bovenaan het logo van de Rijksoverheid. Op de poster is verder de foto van drie meisjes in schoolbanken te zien met daaronder de tekst:
“Ik stroop mijn mouw op
naam, naam, naam (leerlingen)” en
“Ga voor meer informatie naar coronavaccinatie.nl” en “alleen samen krijgen we corona onder controle”.
Samenvatting van de klacht
Er is sprake van “pure vaccinatie propaganda” op het voortgezet onderwijs van klaagsters dochters. “Het vaccin” is niet getest op kinderen en als zij hier ziek van worden, dan dienen degenen die deze reclame maken de verantwoordelijkheid daarvoor te dragen.
Samenvatting van het verweer van de school
De uiting is geen reclame en de klacht is onvoldoende onderbouwd.
Samenvatting van het verweer van het ministerie
De publiekscampagne voor de vaccinaties is bedoeld om het draagvlak voor vaccins te vergroten en de vaccinatiebereidheid te maximaliseren. Het ministerie richt zich op alle Nederlanders van 18 jaar en ouder. De bestreden poster is niet door het ministerie samengesteld of op de school verspreid. Dit heeft de school zelf gedaan met behulp van een ‘postergenerator’ die het ministerie aanbiedt op de website https://stroopjemouwop.nl/. Burgers kunnen daar een eigen poster samenstellen en zichzelf of een ander noemen en afbeelden. De poster is geen reclame; er wordt geen product of denkbeeld aangeprezen. De omstandigheid dat burgers van een voor iedereen toegankelijke applicatie gebruik hebben gemaakt, betekent niet dat er sprake is van reclame van het ministerie. De stelling van klaagster dat het ministerie op school reclame maakt voor het coronavaccin is daarom niet juist.
Het oordeel en de beslissing van de voorzitter
De voorzitter heeft de klacht ongegrond verklaard en heeft daartoe het volgende overwogen.
“1) Gelet op de verweren dient in de eerste plaats te worden beoordeeld of de klacht is gericht tegen een reclame-uiting in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). De voorzitter beantwoordt deze vraag bevestigend. De uiting is door de school vervaardigd met behulp van een door het ministerie online ter beschikking gestelde ‘postergenerator’, die onderdeel is van een publiekscampagne om het draagvlak voor vaccins te vergroten en zo de vaccinatiebereidheid te ‘maximaliseren’. Door het printen van de uiting en het verspreiden daarvan in het schoolgebouw, draagt de school bij aan het doel van deze publiekscampagne en promoot zij zelfstandig het denkbeeld dat het goed is als men zich laat vaccineren. Dit denkbeeld wordt in de uiting tot uitdrukking gebracht doordat de drie afgebeelde leerlingen de boodschap verkondigen: “Ik stroop mijn mouw op”, waarmee zij in feite te kennen geven dat zij een voorstander zijn van vaccineren, en waarmee zij tevens anderen aansporen hun visie te delen. De uiting strekt aldus onmiskenbaar tot beïnvloeding ten gunste van vaccineren. Een dergelijke wijze van beïnvloeding valt onder de reikwijdte van het begrip aanprijzing in artikel 1 NRC. De uiting kan overigens als een gezamenlijke reclame-uiting van de school en het ministerie worden gezien. Het ministerie faciliteert en bevordert immers op deze wijze de verspreiding van het denkbeeld dat vaccineren de voorkeur verdient.
2) Het voorgaande kan klaagster echter niet baten. Ook indien de uiting op een middelbare school wordt verspreid en daarop jongeren staan die de boodschap uitdragen dat vaccineren goed is, is dat toelaatbaar. Het niet-onderbouwde bezwaar van klaagster hiertegen kan niet tot een ander oordeel leiden. Het staat immers ook jongeren vrij om de genoemde boodschap uit te dragen. Niet is gebleken dat zij dat niet in vrijheid hebben gedaan. De voorzitter beslist daarom als volgt.”
Samenvatting van het bezwaar tegen de voorzittersbeslissing
Primair heeft klaagster de volgende bezwaren.
a.
Publieksreclame voor receptgeneesmiddelen is verboden en vaccins moeten gelijk geschakeld worden met receptgeneesmiddelen. Dit is niet anders als de overheid reclame maakt voor meer dan één merk vaccin. Er zijn maar vier aanbieders op de Nederlandse markt en iemand die zich laat vaccineren heeft geen keuze. Deze onderhavige reclamepostercampagne dient om alle vaccins beter verkocht/toegediend te krijgen, aldus klaagster.
b.
Voor de COVID-19 vaccins geldt slechts een voorlopige handelsvergunning en door de EMA is een voorlopige en voorwaardelijke goedkeuring voor toelating tot de markt verstrekt, aldus klaagster.
c.
Dat vaccineren over het algemeen als goed wordt beschouwd, is enigszins begrijpelijk. Er zijn, minstens ogenschijnlijk, successen geboekt in het, in elk geval voorlopig uitbannen of verminderen van infectieziekten. Niettemin is er in de wetenschappelijke wereld ook verdeeldheid over de veiligheid en werkzaamheid van (klassieke en nieuwe) vaccins. Het oordeel van de meeste Nederlandse rechters is dat optredende vaccinatieschade een normaal bijverschijnsel is. Klaagster citeert:
“Ten aanzien van de vaccinatie kan worden opgemerkt dat het over het algemeen bekend is dat kinderen kunnen overlijden na vaccinaties; dit wordt gezien als een complicatie van normaal medisch handelen.”
In de VS hebben enkele letselschade-advocaten al enkele duizenden zaken gewonnen met betrekking tot vaccinatie-schade. Voor de onderhavige nieuwe generatie (Covid-)vaccins zijn bovendien extra waarschuwingen opgesteld. Op de site van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen staat bij alle vaccins tegen Covid de volgende tekst:
“Dit geneesmiddel staat onder extra toezicht. Het CBG vraagt u extra alert te zijn op bijwerkingen.”
Ook minister Hugo de Jonge wees er in een brief van 16 november 2020 aan de Tweede Kamer op dat er risico’s zijn met deze nog jonge vaccins. Klaagster citeert: “Het feit dat gebruik gemaakt wordt van een technologie waarmee nog geen geregistreerde vaccins gemaakt zijn is een risico.”
Klaagster voegt hieraan toe dat de vaccins kortlopend en niet op dieren, en nog minder op alle relevante groepen mensen zijn getest.
Verder wijst klaagster erop dat HAGA-ziekenhuizen (Den Haag) in november 2020 schreven dat “de vaccinaties” aan locatie Sportlaan waren opgeschort, omdat geen reanimatieteam aanwezig was. Klaagster verwijst in dit verband naar een in het verweer (deels) afgedrukt bericht. De risico’s verbonden aan vaccinatie moeten dus niet worden onderschat en dat is de reden dat voor geneesmiddelen op recept geen reclame mag worden gemaakt, aldus klaagster.
Op de bestreden poster wordt geen veiligheidsvoorbehoud gemaakt. Er wordt slechts verwezen naar www.coronavaccinatie.nl. Pas daar vindt men een hoofdstuk veiligheid, maar ook daar staan slechts doorverwijzingen, zodat kan worden gesproken van de drogreden “ad verecundiam” (vals beroep op autoriteit). In het gezaghebbende tijdschrift British Medical Journal zijn voor de Covid-vaccins de nodige voorbehouden gemaakt ten aanzien van effectiviteit en veiligheid.
Dat er veel haast is geweest vanuit het ministerie, is uit oogpunt van de belasting van de gezondheidszorg enigszins begrijpelijk, maar dat de WHO de Infection Fatality Rate al in “oktober” terugbracht van haar eerdere schatting van een pandemiewaardige 3%, naar een tamelijk onschuldige 0,15 tot 0,23% (seizoensgriep is ongeveer 0,16%) is nog niet doorgedrongen, zo stelt klaagster. Dat EMA en later het CBG na eerdere goedkeuring moeten erkennen dat er toch tromboserisico’s verbonden zijn aan het Astra Zeneca-vaccin is uiterst bedenkelijk. Het duidt erop dat nog lang niet voldoende bekend is over de ziekte, de effecten en de langetermijneffecten van de betreffende vaccins.
Zeker in het licht van het bovenstaande is het beïnvloeden van mensen door de onderhavige werkwijze, waarin de betrouwbaarheid van de overheid nog eens versterkt moet worden door de betrouwbaarheid van de school, een vooringenomen uiting, die onder het reclameverbod op geneesmiddelen zou moeten vallen, zo vindt klaagster.
Subsidiair is klaagster van mening dat de schijn van belangenverstrengeling is ontstaan, mede door het bestaan van banden tussen de minister en Astra-Zeneca. In dit verband verwijst klaagster door middel van een noot naar Kamerstukken van 9 februari 2021. Dit beeld wordt volgens haar versterkt door het (in verhouding) ontbreken van serieus beleid op gezonde voeding, het stimuleren van een gezond afweersysteem en het tegenwerken van bewezen werkende Covid-19
geneesmiddelen. Ten slotte wijst klaagster erop dat de overheid niet eerder in de geschiedenis dit soort reclame maakte.
Samenvatting van de reactie van het ministerie op het bezwaar
Bij de bestrijding van het coronavirus richt de aanpak van het kabinet zich voornamelijk op twee doelen: het zo goed mogelijk beschermen van mensen met een kwetsbare gezondheid en zorgen dat de zorg niet overbelast raakt. De vaccinatiestrategie is gericht op het voorkomen en verminderen van (ernstige) ziekte en sterfte als gevolg van het coronavirus. Doel van de vaccinatie is om snel, zorgvuldig en veilig te komen tot een vaccinatiegraad waarmee de samenleving tegen het coronavirus beschermd kan worden. De publiekscampagne voor de vaccinaties is op 14 december 2020 gestart. Het ministerie streeft er naar om het draagvlak voor vaccins te vergroten alsmede de vaccinatiebereidheid te maximaliseren. Daarbij richt het ministerie zich op alle Nederlanders van 18 jaar en ouder.
Volgens klaagster maakt het ministerie samen met de school reclame voor een geneesmiddel op recept. Voor zover klaagster zich hier beroept op artikel 3 aanhef en sub a van de Code Publieksreclame voor Geneesmiddelen (hierna: CPG), merkt het ministerie het volgende op.
In artikel 3 aanhef en onder a CPG staat dat publieksreclame voor geneesmiddelen verboden is indien deze uitsluitend op recept ter hand mogen worden gesteld. Dit artikel is gelijk aan artikel 85 van de Geneesmiddelenwet. In artikel 90 Geneesmiddelenwet is bepaald dat het verbod uit artikel 85 van de Geneesmiddelenwet niet geldt voor publieksreclame ter bevordering van deelname aan een vaccinatieprogramma als bedoeld in artikel 6b van de wet publieke gezondheid (hierna: Wpg).
In artikel 6b Wpg is bepaald dat er een rijksvaccinatieprogramma is. Dit is vormgegeven in artikel 11 van het Besluit publieke gezondheid. Het Rijksvaccinatieprogramma omvat ook vaccinatie tegen een infectie veroorzaakt door SARS CoV-2 (hierna: coronavaccinatie). SARS-CoV-2 is het virus dat Covid-19 veroorzaakt. De coronavaccinatie valt onder het vaccinatieprogramma
als bedoeld in artikel 6b van de Wpg en derhalve geldt het verbod op publieksreclame – voor zover daarvan sprake is- niet voor de betreffende uiting.
Verder voert klaagster aan dat het vaccin voorlopig door de EMA toegelaten is. Deze stelling klopt niet. Goedkeuring door de EMA duidt zowel op een voorwaardelijke als onvoorwaardelijke
goedkeuring. Er is sprake van goedkeuring voor (voorwaardelijke) toelating tot de markt, waar de Europese Commissie over beslist. Een voorwaardelijke goedkeuring wordt alleen afgegeven wanneer er bij een ernstig ziekteverloop nog geen betere behandelopties zijn. De EMA heeft thans
vier coronavaccins onder voorwaarden goedgekeurd. Nog niet alle informatie uit de onderzoeken is compleet en bekend. Wel zijn er op basis van de beschikbare informatie voldoende aanwijzingen dat de positieve effecten van het vaccin uitstijgen boven de risico’s. De fabrikant is verplicht de komende twee jaar onderzoek te blijven doen en bijvoorbeeld bijwerkingen bij te houden, en daarover aanvullende Informatie in te dienen. Dat kan leiden tot intrekking van de voorwaardelijke toelating, maar ook tot het omzetting van de voorwaardelijke toelating tot een ‘gewone’ toelating.
Klaagster stelt ook dat in de betreffende uiting niet op de bijwerkingen van het vaccin is gewezen. In de uiting wordt voor meer informatie naar de website www.coronavaccinatie.nl verwezen. Daar is ook informatie te vinden over de verschillende vaccins en de bijwerkingen. Het ministerie noemt in dit verband 4 links betreffende de coronavaccins van Moderna, BioNTech/Pfizer, Astra Zeneca respectievelijk Janssen en een link voor informatie over het vaccineren.
Verder wijst het ministerie op de beslissing van 23 maart 2021 van de Commissie in dossier 2021/00051A. Daarin overwoog de Commissie dat het ministerie met de verwijzing naar de website www.coronavaccinatie.nl voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op deze website nadere informatie over het vaccineren, de verschillende goedgekeurde vaccins en de bijwerkingen te vinden is.
Klaagsters stelling dat het ministerie geen informatie over de bijwerkingen van de coronavaccins heeft verstrekt en dat er een vals beroep op autoriteit wordt gedaan, is gelet op het bovenstaande onjuist.
Ten slotte is geen sprake van een schijn van belangenverstrengeling of van eenzijdig overheidsbeleid. Verder staan in de uiting op de poster: “Ik stroop mijn mouw op” geen onjuistheden en is deze uiting niet misleidend. Hetzelfde geldt voor de aangeboden postergenerator. Deze biedt burgers de optie om een eigen poster samen te stellen door hun eigen naam en functie te vermelden en
desgewenst een foto te uploaden. De omstandigheid dat de school van een voor iedereen toegankelijke applicatie gebruik heeft gemaakt, betekent niet dat er sprake is van misleidende of onjuiste informatie.
Gelet op het voorgaande verzoekt het ministerie de Commissie om te oordelen dat het verbod op
publieksreclame niet van toepassing is, omdat de coronavaccinatie in het
Rijksvaccinatieprogramma wordt aangeboden en dat de uiting op de poster en de
postergenerator geen misleidende of onjuiste informatie bevat.
De mondelinge behandeling
Partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht.
Het oordeel van de Commissie
1.
Bij haar oordeel stelt de Commissie het volgende voorop. Zij deelt het standpunt van de voorzitter dat de bestreden uiting een openbare aanprijzing inhoudt van (in elk geval) het denkbeeld dat men er goed aan doet zich te laten vaccineren tegen het coronavirus. Ook is de Commissie met de voorzitter van oordeel dat de bestreden uiting een gezamenlijke reclame-uiting is van de school en het ministerie, omdat het ministerie de school door middel van de postergenerator de mogelijkheid heeft geboden om de poster samen te stellen.
2.
Naar aanleiding van klaagsters verschillende bezwaren tegen de uiting oordeelt de Commissie als volgt.
Ad a.
Klaagster stelt dat publieksreclame voor receptgeneesmiddelen is verboden en dat vaccins gelijk geschakeld moeten worden met receptgeneesmiddelen. De Commissie vat dit bezwaar op in die zin dat klaagster de uiting in strijd acht met het verbod op het maken van publieksreclame voor receptgeneesmiddelen, zoals neergelegd in artikel 85 van de Geneesmiddelenwet en in artikel 3 onder a van de CPG.
Naar het oordeel van de Commissie is de aanprijzing in de bestreden poster echter beperkt tot bovenbedoeld algemeen denkbeeld over het nut van de coronavaccinatie en wordt er geen geneesmiddel als bedoeld in artikel 1 onder b Geneesmiddelenwet aangeprezen. Om die reden kan een beroep op voornoemd verbod in dit geval niet slagen.
Ad b.
Klaagster heeft opgemerkt dat voor de Covid-19 vaccins slechts een voorlopige handelsvergunning geldt en dat door de EMA ook slechts een voorlopige en voorwaardelijke goedkeuring voor toelating tot de markt is verstrekt.
Het ministerie heeft hier onweerspoken tegenover gesteld dat klaagsters stelling over een voorlopige toelating door de EMA niet klopt en dat goedkeuring door de EMA zowel duidt op een voorwaardelijke als een onvoorwaardelijke goedkeuring. Daarmee is het (voorwaardelijk) goedgekeurde vaccin toegelaten tot de markt. Ook heeft het ministerie meegedeeld dat de EMA vier coronavaccins onder voorwaarden heeft goedgekeurd, dat de fabrikant verplicht is de komende twee jaar onderzoek te blijven doen en bijwerkingen bij te houden, en dat een en ander kan leiden tot intrekking van de voorwaardelijke toelating, maar ook tot omzetting van deze toelating tot een ‘gewone’ toelating.
Gelet op het bovenstaande ziet de Commissie in klaagsters opmerkingen over goedkeuring van Covid-19 vaccins geen aanleiding om de bestreden uiting in strijd met de NRC te achten.
Ad c.
Klaagster heeft gesteld dat terwijl vaccineren over het algemeen als goed wordt beschouwd, er in de wetenschappelijke wereld ook verdeeldheid is over de veiligheid en werkzaamheid van (klassieke en nieuwe) vaccins. Naar haar mening wordt in de bestreden uiting ten onrechte geen veiligheidsvoorbehoud gemaakt en wordt slechts verwezen naar www.coronavaccinatie.nl.
In de bestreden poster, waarvan de tekst duidelijk zeer beknopt is, wordt niet uitdrukkelijk op risico’s van vaccineren gewezen, maar wordt de lezer wel aangespoord om voor meer informatie naar de website coronavaccinatie.nl te gaan. VWS heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat op deze website informatie is te vinden over de verschillende door de EMA goedgekeurde vaccins, namelijk die van Moderna, BioNTech/Pfizer, AstraZeneca en Janssen, inclusief de bijwerkingen daarvan. Gelet op deze verwijzing naar nadere informatie over vaccineren op coronavaccinatie.nl acht de Commissie klaagsters bezwaar betreffende het ontbreken van een uitdrukkelijk veiligheidsvoorbehoud ongegrond.
Klaagsters subsidiaire standpunt betreft een door haar geconstateerd beeld van “belangenverstrengeling”. In hetgeen klaagster in dit verband ter onderbouwing heeft aangevoerd, ziet de Commissie geen aanleiding om te oordelen dat de bestreden uiting in strijd is met de NRC.
Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.
De beslissing
De Commissie bevestigt de beslissing van de voorzitter en wijst de klacht af.
Hieronder volgt de beslissing van de voorzitter d.d. 24 maart 2021:
De bestreden uiting
Het betreft een poster met de tekst “Ik stroop mijn mouw op” waarop drie leerlingen van de school zijn te zien met daaronder een verwijzing naar de website coronavaccinatie.nl en de zin “Alleen samen krijgen we corona onder controle”.
Samenvatting van de klacht
Klaagster maakt bezwaar tegen het feit dat “vaccinatie propaganda” in een school voor voortgezet onderwijs hangt. Er wordt reclame gemaakt voor een vaccin dat niet op kinderen is getest. Verweerders zijn daarom verantwoordelijk als kinderen hiervan ziek worden.
Samenvatting van het verweer van de school
De uiting is geen reclame en de klacht is onvoldoende onderbouwd.
Samenvatting van het verweer van het ministerie
De publiekscampagne voor de vaccinaties is bedoeld om het draagvlak voor vaccins te vergroten en zo de vaccinatiebereidheid te maximaliseren. De poster waartegen de klacht is gericht, is echter niet door het ministerie samengesteld of verspreid. Dit heeft de school zelf gedaan met behulp van een ‘postergenerator’ die het ministerie aanbiedt op een website. Burgers kunnen daar zichzelf of een ander noemen en afbeelden. De poster prijst geen product of denkbeeld aan. De omstandigheid dat burgers van een voor iedereen toegankelijke applicatie gebruik hebben gemaakt, betekent niet dat er sprake is van reclame van het ministerie. De stelling van klaagster dat het ministerie reclame op school maakt voor het coronavaccin is daarom niet juist.
Het oordeel van de voorzitter
1) Gelet op de verweren dient in de eerste plaats te worden beoordeeld of de klacht is gericht tegen een reclame-uiting in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). De voorzitter beantwoordt deze vraag bevestigend. De uiting is door de school vervaardigd met behulp van een door het ministerie online ter beschikking gestelde ‘postergenerator’, die onderdeel is van een publiekscampagne om het draagvlak voor vaccins te vergroten en zo de vaccinatiebereidheid te ‘maximaliseren’. Door het printen van de uiting en het verspreiden daarvan in het schoolgebouw, draagt de school bij aan het doel van deze publiekscampagne en promoot zij zelfstandig het denkbeeld dat het goed is als men zich laat vaccineren. Dit denkbeeld wordt in de uiting tot uitdrukking gebracht doordat de drie afgebeelde leerlingen de boodschap verkondigen: “Ik stroop mijn mouw op”, waarmee zij in feite te kennen geven dat zij een voorstander zijn van vaccineren, en waarmee zij tevens anderen aansporen hun visie te delen. De uiting strekt aldus onmiskenbaar tot beïnvloeding ten gunste van vaccineren. Een dergelijke wijze van beïnvloeding valt onder de reikwijdte van het begrip aanprijzing in artikel 1 NRC. De uiting kan overigens als een gezamenlijke reclame-uiting van de school en het ministerie worden gezien. Het ministerie faciliteert en bevordert immers op deze wijze de verspreiding van het denkbeeld dat vaccineren de voorkeur verdient.
2) Het voorgaande kan klaagster echter niet baten. Ook indien de uiting op een middelbare school wordt verspreid en daarop jongeren staan die de boodschap uitdragen dat vaccineren goed is, is dat toelaatbaar. Het niet-onderbouwde bezwaar van klaagster hiertegen kan niet tot een ander oordeel leiden. Het staat immers ook jongeren vrij om de genoemde boodschap uit te dragen. Niet is gebleken dat zij dat niet in vrijheid hebben gedaan. De voorzitter beslist daarom als volgt.
De beslissing van de voorzitter
Gelet op het bovenstaande wijst de voorzitter de klacht af.