a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Status:

Dossiernr:

2023/00319 - CVB

Datum:

19-12-2023

Uitspraak:

CVB Afwijzing Vernietigd (=Aanbeveling)

Product/dienst:

Gezondheid

Motivatie:

Misleiding (overig)

Medium:

Buitenreclame

Het College van Beroep (19 december 2023)

1.  De procedure

[…]

 

2.  De bestreden reclame-uiting

Het betreft de tekst “Haal hier 1 vaccin tegen 6 soorten kanker” op de gevel van een (tijdelijke) vaccinatielocatie op het centraal station in Utrecht.

 

3.  Het geschil bij de Commissie

3.1. De inleidende klacht luidt dat de reclame misleidend is, omdat er geen vaccin bestaat tegen kanker. De suggestie dat door de vaccinatie tegen het humaan papillomavirus (HPV) een hele serie van kankers wordt voorkomen, is medisch gezien onjuist. HPV komt vaak voor zonder heftige ziekteverschijnselen. Het probleem is dat het langdurig verblijf van het virus in de baarmoedermond soms aanleiding is voor het ontstaan van precancereuze afwijkingen. Die afwijkingen kunnen uitgroeien tot kanker. Er is volgens appellant om die reden slechts sprake van een indirect verband tussen het HPV-vaccin en het voorkomen van kanker. Niet van belang is dat de Gezondheidsraad goedkeuring heeft gegeven voor de vaccinatiecampagne. Volgens appellant is de uiting op grond van het voorgaande in strijd met de Nederlandse Reclame Code (NRC) en de Code Publieksreclame voor Geneesmiddelen 2019 (CPG).

3.2. De Commissie heeft ten aanzien van de klacht dat de uiting in strijd is met de CPG verwezen naar de beslissing van het College in dossier 2021/00326. Daarin is geoordeeld dat de CPG door zijn inhoud en strekking niet (ook niet analoog) van toepassing is op uitingen die zien op een Rijksvaccinatieprogramma. Dit geldt volgens de Commissie ook voor een uiting voor de tijdelijke aanvullende campagne voor de HPV-vaccinatie voor 18 tot en met 26-jarigen die nog niet volledig tegen HPV gevaccineerd zijn. Evenmin acht de Commissie de uiting in strijd met de NRC. Niet staat ter discussie dat met de HPV-vaccinatie wordt beoogd infectie met HPV te voorkomen, welke infectie kan leiden tot voorstadia van zes soorten kanker en uiteindelijk mogelijk tot kanker. Verder is niet weersproken dat deze kankersoorten – baarmoederhalskanker, kanker aan de mond- en keelholte, vagina, schaamlippen, anus en penis – worden veroorzaakt door een infectie met HPV. Dat in de uiting de tussenstap tussen vaccinatie en kanker – het voorkómen van HPV-infectie en daardoor van voorstadia van kanker – niet wordt genoemd, maakt volgens de Commissie niet dat de uiting onjuist is.

 

4.   De grieven

Deze zijn door het College als volgt gerubriceerd en samengevat.

4.1. De Commissie is ten onrechte niet ingegaan op de kern van de klacht, te weten dat het vanuit medisch perspectief onzinnig is om te adverteren met een vaccin tegen kanker. Een vaccin is tegen een besmettelijke aandoening gericht. Met vaccinatie kan men kanker niet direct voorkomen of behandelen zodat “een vaccin tegen kanker” medisch incorrect is. De HPV-vaccinatiecampagne is gericht tegen een deel van de HPV-types waar 80% van de mensen mee besmet raakt, waarna slechts bij een klein deel van deze mensen voorstadia van kanker worden gevonden. Voorts gaat de bewering dat het een vaccinatie is tegen zes kankers voorbij aan het gegeven dat dit alleen geldt voor de vier HPV-types waartegen dit vaccin is ontwikkeld. Geen van de voor de HPV-vaccinatie gebruikte vaccins is in Europa geregistreerd voor de bescherming tegen peniskanker en kanker van de mond-/keelholte.

4.2. Ten onrechte heeft de Commissie geoordeeld dat geen plaats is voor toetsing aan de CPG en de Geneesmiddelenwet. Het moge duidelijk zijn dat het in deze zaak gaat om drie HPV-vaccins. De uiting is publieksreclame voor een specifiek geneesmiddel in de zin van de CPG en de Geneesmiddelenwet. Het noemen van een specifieke naam is niet zinnig omdat degene die de vaccinatie krijgt geen invloed heeft op welk vaccin gekozen wordt. Op grond van het voorgaande had de Commissie moeten toetsen aan de bepalingen van de CPG en de Geneesmiddelenwet. Er is een grote overeenkomst tussen diverse paragrafen van de Geneesmiddelenwet en de CPG. In artikel 90 Geneesmiddelenwet is ten aanzien van publieksreclame ter bevordering van deelname aan een vaccinatieprogramma voor bepaalde artikelen van de Geneesmiddelenwet een uitzondering gemaakt. De overige bepalingen gelden echter onverkort. Appellant acht de uiting in strijd met de volgende artikelen van de Geneesmiddelenwet die niet in artikel 90 van die wet zijn uitgezonderd.

  • Artikel 84 lid 3 wegens de redenen die onder randnummer 4.1 zijn genoemd.
  • Artikel 84 lid 4 wegens de redenen die onder randnummer 4.1 zijn genoemd.
  • Artikel 86 lid 1 aanhef onder d wegens het ontbreken van een uitdrukkelijk verzoek om de bijsluiter dan wel de tekst op de buitenverpakking te lezen.
  • Artikel 88 aanhef onder a omdat de uiting voorbijgaat aan het gegeven dat een vaccinatie niet altijd bij iedereen werkt en omdat te veel de indruk wordt gewekt dat vaccinatie een oplossing biedt. De simplistische voorstelling van zaken zal leiden tot afname van de bereidheid om deel te nemen aan bevolkingsonderzoek; nu de uiting de indruk wekt dat deze verder onderzoek of behandeling overbodig maakt.
  • Artikel 88 aanhef onder c omdat in de “Mis hem niet campagne” er steeds op wordt ‘gehamerd’ dat we er beter met zijn allen voorstaan als we HPV uit de wereld helpen. Voor 99% van de besmette personen geldt echter dat hun normale goede gezondheid voldoende bescherming biedt en dat die helemaal niet hoeft te worden verbeterd door middel van de HPV-vaccinatie.
  • Artikel 89 aanhef onder a omdat de campagne volgens appellant ook kinderen beïnvloedt door de openbare plaats waar de uiting zich bevindt.

4.3. Ten onrechte heeft de Commissie de uiting niet in strijd met de NRC geacht. Appellant acht de uiting in strijd met de volgende bepalingen van de NRC.

  • Artikel 2 wegens strijdigheden met bepalingen in de Geneesmiddelenwet. 
  • Artikel 5 omdat burgers erop moeten kunnen vertrouwen dat uitingen van de overheid in verband met de volksgezondheid, die zijn aan te merken als reclame, een adequaat (dat wil zeggen juist en volledig) beeld geven over de keuzes die de burger in dat verband kan maken. Appellant betoogt dat het stellen dat er een vaccinatie bestaat tegen kanker onzorgvuldig is en het vertrouwen in reclame schaadt.
  • Artikel 8.2 en 8.3 omdat in de uiting het product wordt beschreven als “tegen kanker”, terwijl het tegen een besmettelijke aandoening (HPV) is. De overheid biedt terecht nadere informatie aan over de materie van de HPV en de relatie met kanker, maar de uiting vermeldt slechts “vaccinatie tegen kanker”. De benodigde voorlichting om tot ‘informed consent’ te komen is hier ten onrechte ondergeschikt gemaakt aan het ophogen van de vaccinatiegraad.
  • Artikel 9 omdat de Commissie niet in staat is de informatie te duiden blijkens haar oordeel over de werkzaamheid en de veiligheid van het HPV-vaccin, en zij niet ingaat op de kern van de klacht, te weten dat in medisch opzicht een ”vaccin tegen kanker” een misleidende tekst is. De Commissie heeft zich ten onrechte ervan laten overtuigen dat er zes soorten kanker met de vaccinatie kunnen worden voorkomen.

 

5.   Het antwoord in appel

De grieven zijn gemotiveerd weersproken. Het verweer strekt tot bevestiging van de beslissing van de Commissie. Er is volgens het ministerie geen sprake van misleidende reclame, omdat de uiting is gebaseerd op een advies van de Gezondheidsraad en de daaraan gerelateerde wetenschappelijke gegevens. Er is verder volgens het ministerie geen sprake van strijd met bepalingen van de Geneesmiddelenwet, de CPG of de NRC.
Hierna zal, voor zoveel nodig, op het verweer worden ingegaan.

 

6.   De mondelinge behandeling

6.1. Appellant heeft zijn standpunt toegelicht mede aan de hand van een pleitnota die als hier ingelast wordt beschouwd. In aansluiting daarop heeft hij, kort samengevat, het volgende meegedeeld. De claim waarop de uiting ziet, betreft de volgende kankersoorten: baarmoederhalskanker, anuskanker, vaginakanker, vulvakanker, peniskanker en kanker in de mond- en keelholte. Dit zijn de zes soorten kanker die in de uiting worden bedoeld. De claim is gebaseerd op een advies van de Gezondheidsraad, uit 2019. Uit het advies blijkt dat de rol van HPV niet bij alle zes soorten kanker even sterk is. De vaccins zijn bovendien geregistreerd voor de preventie van baarmoederhalskanker, anuskanker, vaginakanker en vulvakanker, maar niet voor peniskanker en kanker in de mond- en keelholte.

6.2. Hierna heeft het ministerie zijn standpunt toegelicht. Namens het ministerie is onder meer het volgende meegedeeld. De uiting is voor de doelgroep zo duidelijk mogelijk verwoord. Bij peniskanker en kanker in de mond- en keelholte spelen ook andere oorzaken dan HPV een rol, maar het is plausibel dat het vaccin wel beschermt tegen deze soorten kanker. De Gezondheidsraad heeft geoordeeld dat kan worden gezegd dat de HPV-vaccinatie bescherming biedt tegen zes soorten HPV-gerelateerde kanker, dus inclusief peniskanker en kanker in de mond- en keelholte. De fabrikant beslist welke werking wordt geregistreerd. Op individueel niveau wordt geen bescherming tegen zes soorten kanker bereikt maar op populatieniveau wel. Op de vaccinatielocatie wordt meer informatie gegeven over de vaccinatie. De uiting is uitsluitend gericht op volwassenen.

 

7.   Het oordeel van het College

7.1. De uiting betreft (in feite) de aanprijzing van een vaccinatie tegen HPV in het kader van de tijdelijke aanvullende campagne voor de HPV-vaccinatie voor 18 tot en met 26-jarigen die nog niet (volledig) tegen HPV gevaccineerd zijn. Deze tijdelijke campagne is, in tegenstelling tot de reguliere HPV-vaccinatiecampagne, vooralsnog geen onderdeel van het Rijksvaccinatieprogramma. Het College constateert dat beide partijen impliciet ervan uitgaan dat het voorgaande niet eraan in de weg staat dat men in de bestreden reclame-uiting in het kader van de tijdelijke aanvullende vaccinatiecampagne wordt opgeroepen om zich te laten vaccineren tegen HPV. Het geschil ziet uitsluitend op de vraag of de wijze waarop voor deze vaccinatie reclame wordt gemaakt in overeenstemming is met de regelgeving. Het College zal de beoordeling daarop toespitsen.

7.2. De klacht luidt dat de uiting door de directe koppeling die daarin wordt gemaakt tussen vaccineren en het voorkomen van kanker, welke koppeling appellant onjuist vindt, in strijd is met de CPG, respectievelijk de Geneesmiddelenwet en de NRC. Voor wat betreft de toepasselijkheid van de CPG op reclame-uitingen voor vaccineren, verwijst het College naar de beslissing in dossier 2021/00326. Hierin heeft het College geoordeeld dat de CPG door zijn inhoud en strekking niet (ook niet analoog) van toepassing is op uitingen die zien op een Rijksvaccinatieprogramma. Het College oordeelt dat dit ook geldt voor de bestreden reclame-uiting die onderdeel is van een aanvullende campagne die direct bij dat Rijksvaccinatieprogramma aansluit. De CPG is niet bedoeld om publieksreclame ter bevordering van deelname aan een vaccinatieprogramma te reguleren. Dit ligt anders ten aanzien van de Geneesmiddelenwet. Uit artikel 90 Geneesmiddelenwet volgt dat publieksreclame ter bevordering van deelname aan een vaccinatieprogramma als bedoeld in artikel 6b van de Wet publieke gezondheid onder de reikwijdte van deze wet valt. Uit de algemene strekking van laatstgenoemd artikel volgt dat ook de bewuste aanvullende vaccinatiecampagne aan de Geneesmiddelenwet kan worden getoetst voor zover het betreft de verboden die niet in artikel 90 Geneesmiddelenwet zijn uitgezonderd. Voor deze zaak zijn op grond van hetgeen appellant in beroep als aanvullende grondslag heeft aangevoerd, relevant de verboden van artikel 84 lid 3, artikel 84 lid 4, artikel 86 lid 1 aanhef en onder d, artikel 88 aanhef onder a, artikel 88 aanhef onder c en artikel 89 aanhef onder a Geneesmiddelenwet. Ten aanzien van deze artikelen oordeelt het College als volgt.

7.3. Op zichzelf genomen stelt appellant terecht dat de vaccinatie niet direct kanker kan voorkomen. Men kan zich immers niet tegen kanker laten vaccineren. In feite gaat het bij de vaccinatie om het voorkomen van besmetting met HPV dat uiteindelijk in specifieke gevallen bepaalde soorten HPV-gerelateerde kanker kan doen ontstaan na besmetting. Desalniettemin acht het College het toelaatbaar in een uiting als hier aan de orde (een leus op de gevel van een tijdelijke vaccinatielocatie) mee te delen dat men zich daar tegen kanker kan laten vaccineren. Dit is immers het uiteindelijke doel van de vaccinatie overeenkomstig de HPV-vaccinatiecampagne. De uiting bevat daarmee een op de doelgroep afgestemde mededeling die past bij het doel en de strekking van de vaccinatiecampagne. Het College gaat ervan uit dat het degenen die zich laten vaccineren in feite niet te doen is om bescherming te krijgen tegen HPV, maar om kanker als gevolg van dit virus te voorkomen. Dat de tussenstap van het vaccineren tegen HPV niet in de uiting kenbaar wordt gemaakt, geeft geen aanleiding om te oordelen dat men onjuist wordt voorgelicht over het doel van de vaccinatie. Het College acht het in de gegeven omstandigheden toelaatbaar dat, zoals op grond van de informatie van het ministerie kan worden aangenomen, in de vaccinatielocatie wordt voldaan aan de verplichting van artikel 86 lid 1 aanhef onder d Geneesmiddelenwet. Verder gaat het College op grond van hetgeen het ministerie stelt en niet door appellant is betwist, ervan uit dat op de locatie de noodzakelijke informatie beschikbaar is over het virus waartegen men zich laat vaccineren en het feit dat de vaccinatie het ontstaan van precancereuze afwijkingen, die kunnen uitgroeien tot kanker, beoogt te voorkomen.

7.4. Wel is het de vraag of, zoals in absolute zin uit de uiting volgt, de vaccinatie tegen in totaal zes soorten kanker beschermt. Hierbij spitst de discussie zich toe op peniskanker en kanker in de mond- en keelholte. Ten aanzien van de overige vier soorten kanker waarvoor de vaccinatie is bedoeld, staat niet ter discussie dat de HPV-vaccinatie daartegen bescherming biedt dankzij het vermijden van HPV-besmetting. Appellant stelt in dit verband dat de vaccins niet zijn geregistreerd voor de preventie van peniskanker en kanker in de mond- en keelholte die in de uiting wel worden gerekend tot de zes soorten kanker waartegen men dankzij de aangeprezen vaccinatie wordt beschermd. Het in dit kader relevante gedeelte van het advies van de Gezondheidsraad (Vaccinatie tegen HPV. Den Haag: Gezondheidsraad, 2019; publicatienr. 2019/09), waarop de uiting specifiek is gebaseerd, luidt als volgt:
“De 2-valente en 4-valente vaccins zijn geregistreerd voor de preventie van voorstadia van kanker (premaligne laesies) van baarmoederhals (cervix), vulva, vagina en anus en van carcinomen van baarmoederhals en anus, veroorzaakt door bepaalde hrHPV-types. Het 9-valente vaccin is geregistreerd tegen premaligne laesies en carcinomen van baarmoederhals, vulva, vagina en anus, veroorzaakt door HPV-types waartegen dit vaccin werkzaam is. Daarnaast zijn 4-valente en 9-valente vaccins ook geregistreerd voor de preventie van genitale wratten, veroorzaakt door HPV-types waartegen de vaccins gericht zijn.”

7.5. Voorgaand citaat bevestigt (indirect) de juistheid van de stelling van appellant dat de HPV-vaccins niet zijn geregistreerd voor peniskanker en kanker in de mond- en keelholte. Het College begrijpt het standpunt van het ministerie echter aldus, dat algemeen wordt uitgegaan van de plausibiliteit van de werking van de vaccins bij het vermijden van deze kankersoorten door de HPV-vaccinatie. De samenvatting van het advies van de Gezondheidsraad waarop het ministerie deze stelling baseert, vermeldt in dit kader het volgende: “Verder is er een verband tussen HPV en vulvakanker, peniskanker en kanker in de mond- en keelholte, maar bij deze ziekten spelen naast HPV ook andere factoren een rol. Zo zijn roken en alcoholgebruik een belangrijke oorzaak van mond- en keelkanker.”

7.6. Uit het laatste volgt een kanttekening ten aanzien van peniskanker en kanker in de mond- en keelholte. Blijkens het advies van de Gezondheidsraad is er een ‘verband’ tussen HPV en de hier genoemde kankersoorten, maar het College acht dit nog onvoldoende om in de bestreden uiting zonder nuancering ook peniskanker en kanker in de mond- en keelholte mee te rekenen als kankersoorten waartegen de HPV-vaccinatie bescherming biedt. Anders dan ten aanzien van de overige vier kankersoorten berust hier de bescherming niet op een registratie of direct bewijs, maar op een plausibiliteitredenering. Daarbij hangt het van andere factoren af of men na vaccinatie tegen die kankersoorten is beschermd. Daarmee is de bescherming die van de HPV-vaccinatie uitgaat ten opzichte van peniskanker en kanker in de mond- en keelholte van wezenlijk andere orde dan bij de andere vier kankersoorten die in de uiting worden bedoeld. Tegen deze achtergrond acht het College het niet juist om in de uiting in absolute zin te zeggen dat men op de vaccinatielocatie “1 vaccin tegen 6 soorten kanker” kan halen. Dit geeft door het aantal van zes (in plaats van vier) een te rooskleurig beeld van hetgeen men van de vaccinatie kan verwachten. Om die reden acht het College de uiting in strijd met artikel 84 lid 3 en lid 4 Geneesmiddelenwet. Daarmee wijkt het College af van het oordeel van de Commissie en wel op grond van de toelichting die appellant in beroep heeft gegeven, inclusief zijn nadere stelling dat de uiting in strijd met de Geneesmiddelenwet is.

7.7. Voor het overige treft de klacht geen doel. Vaccineren dient ertoe het immuunsysteem van een persoon te activeren en voor te bereiden op de bestrijding van specifieke infectieziekten. Publieksreclame ter bevordering van deelname aan een vaccinatieprogramma mag op die eigenschap wijzen. In de uiting ligt niet tevens de boodschap of suggestie besloten dat de vaccinatie een geneeskundig onderzoek of een chirurgische ingreep overbodig maakt (artikel 88 aanhef en onder a Geneesmiddelenwet). Verder suggereert de enkele mededeling dat men een vaccin tegen zes soorten kanker kan halen niet dat de normale goede gezondheid van een persoon door het gebruik van het geneesmiddel kan worden verbeterd (artikel 88 aanhef en onder c Geneesmiddelenwet); terwijl evenmin kan worden gezegd dat de reclame-uiting op kinderen is gericht (artikel 89 aanhef en onder a Geneesmiddelenwet). De uiting is immers specifiek bedoeld om volwassenen (meer specifiek personen in de leeftijd van 18 tot en met 26 jaar) op te roepen om zich te laten vaccineren tegen HPV.

7.8. Nu de uiting niet in overeenstemming is met de Geneesmiddelenwet, hetgeen resulteert in een overtreding van artikel 2 NRC, komt het College niet meer toe aan toetsing aan de overige bepalingen van de NRC die appellant in zijn beroepschrift noemt. Die bepalingen kunnen worden geacht een subsidiair karakter te hebben. Het College beslist als volgt.

 

8.   De beslissing van het College van Beroep

Het College vernietigt de bestreden beslissing.
Het College acht de bestreden reclame-uiting op grond van het voorgaande in strijd met artikel 2 NRC en beveelt het ministerie aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

 

[Hieronder volgt de beslissing waartegen beroep is ingesteld]

De Reclame Code Commissie (25 september 2023)

 

De bestreden reclame-uiting

Het betreft de tekst “Haal hier 1 vaccin tegen 6 soorten kanker” op een (tijdelijke) vaccinatielocatie op het centraal station in Utrecht.

 

Samenvatting van de klacht

De uiting is een misleidende reclame, waarmee de jeugd wordt verleid om zich te laten vaccineren. Vaccineren is een medische handeling die beoogt de weerstand tegen ziekteverwekkers te verhogen. Kanker is geen ziekteverwekker en er bestaat geen vaccin waarmee kanker kan worden voorkomen. Het HPV-virus komt overal voor, zonder heftige ziekteverschijnselen te veroorzaken. Het probleem is dat het langdurig verblijf van het virus in de baarmoedermond soms aanleiding is voor het ontstaan van precancereuze afwijkingen, en die kunnen uitgroeien tot kanker. Er is veel discussie over de vraag of een HPV-vaccin kanker kan voorkomen. Er is een Cochrane analyse waarbij een effect wordt aangetoond, maar op deze studie is heftige kritiek geleverd: “The Cochrane HPV vaccine review was incomplete and ignored important evidence of bias” (Lars Jorgensen; http:/dx.doi.org/10.1136/bmjebm-2018-111012). Er is slechts sprake van een indirect verband tussen het HPV-vaccin en kanker. De suggestie dat door het HPV-vaccin een hele serie van kankers de wereld uit geholpen wordt, is medisch gezien onjuist. Daarom is de reclame misleidend en moet deze ‘van de straat’. Volgens klager is voor het oordeel van de Commissie niet van belang dat er door adviesorganen, zoals de Gezondheidsraad, goedkeuring is gegeven voor een vaccinatiecampagne. Evenmin wordt de Commissie gevraagd om uitspraak te doen over het nut of de rechtmatigheid van deze campagne. Klager verzoekt de Commissie te oordelen dat de jeugd wordt verleid en misleid met de boodschap dat je een vaccinatie kunt halen tegen kanker.

 

Samenvatting van het verweer

Acht op de tien mensen raken in hun leven besmet met het humaan papillomavirus (HPV). Meestal ruimt het lichaam het virus zelf op, maar bij 10 tot 20% van de mensen gebeurt dit niet, waardoor het virus de kans krijgt om gezonde cellen in het lichaam te veranderen. Uit onderzoek is gebleken dat hierdoor na verloop van tijd zes verschillende soorten kanker kunnen ontstaan: baarmoederhalskanker, kanker aan de mond- en keelholte, kanker aan de vagina, kanker aan de schaamlippen, anuskanker en peniskanker. Mede op advies van de Gezondheidsraad maakt vaccinatie tegen HPV sinds 2010 deel uit van het Rijksvaccinatieprogramma (RVP). De vaccinatie werd sindsdien aangeboden aan meisjes in het jaar dat zij 13 jaar werden, met als doel het voorkomen van baarmoederhalskanker. In 2019 heeft de Gezondheidsraad desgevraagd een nieuw advies over de HPV-vaccinatie uitgebracht. Naar aanleiding van dit advies is vanaf 2022 het aanbod van de vaccinatie tegen HPV uitgebreid. Meisjes en jongens worden vanaf de leeftijd van 9 jaar daarvoor uitgenodigd. Ook zijn er inhaalmogelijkheden ingevoerd, waaronder voor jongvolwassenen van 18 tot en met 26 jaar. De doelgroep van laatstgenoemde tijdelijke, aanvullende campagne voor de HPV-vaccinatie omvat alle personen die geboren zijn vanaf 1 januari 1996 tot en met 31 december 2003, die nog niet eerder volledig (met twee vaccinaties) tegen HPV gevaccineerd zijn. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (hierna: RIVM) is verantwoordelijk voor de regie op en coördinatie van de uitvoering van de tijdelijke aanvullende campagne. Gedurende de looptijd van deze aanvullende HPV-vaccinatiecampagne is vaccinatie kosteloos. Het uitgangspunt is dat de campagne stopt na 2023. Na de looptijd van deze campagne zal deze doelgroep zich op eigen initiatief en op eigen kosten moeten laten vaccineren. Daarbij is van belang dat de prijs van het HPV-vaccin substantieel hoger is dan die van andere aanbevolen vaccins. Omdat in het voorjaar van 2023 de opkomst voor de tijdelijke aanvullende campagne lager bleek te zijn dan de vooraf ingeschatte vaccinatiebereidheid van de doelgroep en landelijk onder de 20% lag, is de aanvullende “Mis ‘m niet”-campagne voorbereid, met nieuwe uitingen waaronder de bestreden uiting “Haal hier 1 vaccin tegen 6 soorten kanker”.

Voor zover klager met zijn klacht een beroep doet op de Code Publieksreclame voor Geneesmiddelen (CPG), stelt verweerder dat de CPG niet van toepassing is op uitingen die zien op de vaccinaties die door het RIVM in opdracht van het ministerie worden uitgevoerd in het verlengde van het RVP. In dit kader wijst verweerder op het oordeel van het College van Beroep van 22 december 2021 in dossier 2021/00326. In die beslissing is overwogen dat de bijzondere reclamecode CPG door zijn inhoud en strekking niet (ook niet analoog) van toepassing is op uitingen die op een rijksvaccinatieprogramma zien. De HPV-vaccinatie voor de doelgroep van 18- tot en met 26-jarigen valt weliswaar wettelijk nog niet onder het RVP, maar heeft onmiskenbaar de bescherming van de volksgezondheid tot doel. Dezelfde vaccinatie voor jongeren tot 18 jaar valt onder het RVP en het is de bedoeling dat ook vaccinatieprogramma’s voor mensen ouder dan 18 jaar in de toekomst onder het Rijksvaccinatieprogramma vallen. Verder is relevant dat ook de HPV-vaccinatie voor 18 tot en met 26-jarigen wordt georganiseerd door het RIVM, onder de verantwoordelijkheid van het ministerie. Deze vaccinatiecampagne maakt door middel van een addendum ook deel uit van de RVP-richtlijn Uitvoering Rijksvaccinatieprogramma 2023. De genoemde beslissing van het College van Beroep is dan ook van overeenkomstige toepassing op de HPV-vaccinatiecampagne voor de doelgroep van 18 tot en met 26-jarigen, aldus verweerder.

Voor zover de CPG wel van toepassing wordt geacht of klager een beroep doet op de Nederlandse Reclame Code (NRC), geldt volgens verweerder dat de uiting geen onjuiste informatie bevat en niet misleidend is. De uiting is gebaseerd op het advies van de Gezondheidsraad uit 2019 en de daaraan gerelateerde wetenschappelijke data. De Gezondheidsraad heeft gekeken naar de werkzaamheid en effectiviteit van de drie in Europa geregistreerde HPV-vaccins en heeft geconcludeerd dat de vaccinatie bij vrouwen bescherming biedt tegen HPV-infectie en door HPV veroorzaakte voorstadia van baarmoederhalskanker. Door middel van immunogeniciteitsstudies en een werkzaamheidstudie is vastgesteld dat de vaccins ook werkzaam zijn bij jongens en mannen.

Aanvullende analyses, in september 2018 gepubliceerd in een artikel op Cochrane, hebben de door klager aangehaalde kritiek op de Cochrane analyse verworpen (https://www.cochrane.org/sites/default/files/public/uploads/cochrane_hpv_response_3sep18.pdf). Sinds 2020 hebben (met links in het verweer opgenomen) wetenschappelijke studies uit Zweden, Engeland, Denemarken en de VS de effectiviteit van HPV-vaccinatie aangetoond. Recent zijn ook vroege effecten van HPV-vaccinatie in een groep jonge Nederlandse vrouwen aangetoond. Gezien deze studies is het inmiddels onmiskenbaar dat HPV-vaccinatie beschermt tegen baarmoederhalskanker. Zoals de Gezondheidsraad in haar advies uit 2019 ook al beschreef, zijn er genoeg studies verschenen naar effecten van vaccinatie op verscheidene HPV-gerelateerde uitkomsten die aannemelijk maken dat vaccinatie beschermt tegen zes vormen van HPV-kanker. Daarom is de uiting “1 vaccin tegen 6 soorten kanker” niet misleidend en is er geen sprake van strijd met de CPG of de NRC, aldus verweerder.

 

De mondelinge behandeling

Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht. Klager heeft daarbij pleitaantekeningen overgelegd. Op hetgeen ter zitting is aangevoerd wordt voor zover nodig teruggekomen in het oordeel.

 

Het oordeel van de Commissie

1. De klacht stelt aan de orde of de mededeling “Haal hier 1 vaccin tegen 6 soorten kanker” misleidend is, omdat hiermee volgens klager in strijd met de waarheid wordt gesuggereerd dat door het HPV-vaccin kanker kan worden voorkomen. Klager acht de uiting in strijd met de CPG of de NRC.

2. In zijn beslissing in dossier 2021/00326 heeft het College van Beroep geoordeeld dat de CPG door zijn inhoud en strekking niet (ook niet analoog) van toepassing is op uitingen die zien op een Rijksvaccinatieprogramma. Dit geldt voor de reguliere HPV-campagne. De klacht betreft echter een uiting voor de tijdelijke aanvullende campagne voor de HPV-vaccinatie voor 18 tot en met 26-jarigen die nog niet volledig tegen HPV gevaccineerd zijn. De tijdelijke campagne is, in tegenstelling tot de reguliere HPV-vaccinatiecampagne, nog geen onderdeel van het RVP. Niettemin acht de Commissie op grond van het volgende de bepalingen van de CPG ook niet van toepassing op de uiting voor bedoelde tijdelijke aanvullende campagne voor de HPV-vaccinatie.

3. Met de uiting “Haal hier 1 vaccin tegen 6 soorten kanker” wordt niet een specifiek vaccin aangeprezen. De uiting kan aansporen tot vaccineren, maar is geen reclame voor “een geneesmiddel” in de zin van de CPG. Deze code is door zijn aard en strekking alleen van toepassing op, kort gezegd, geneesmiddelen die men zonder recept kan verkrijgen. Een vaccinatiecampagne valt hier niet onder. Daarnaast geldt dat de overheid in staat moet zijn beleid te voeren dat deelname aan een aanvullend vaccinatieprogramma, dat geheel complementair is aan een bestaand Rijksvaccinatieprogramma, ondersteunt. Het doel van de tijdelijke aanvullende vaccinatiecampagne is hiermee in overeenstemming, te weten volledige bescherming tegen HPV voor zover deze nog niet door het Rijksvaccinatieprogramma is bereikt.

4. Naar het oordeel van de Commissie is de uiting ook niet in strijd met bepalingen uit het algemene deel van de NRC. Niet staat ter discussie dat met de HPV-vaccinatie wordt beoogd infectie met HPV te voorkomen, welke infectie kan leiden tot voorstadia van zes soorten kanker en uiteindelijk mogelijk tot kanker. Verder is niet weersproken dat deze kankersoorten – baarmoederhalskanker, kanker aan de mond- en keelholte, vagina, schaamlippen, anus en penis – alleen worden veroorzaakt door een infectie met HPV, zoals ter zitting door het RIVM is gesteld. Dat in de uiting “1 vaccin tegen 6 soorten kanker” de tussenstap tussen vaccinatie en kanker – het voorkómen van HPV-infectie en daardoor van voorstadia van kanker – niet wordt genoemd, maakt niet dat de uiting onjuist is. Uiteindelijk kunnen immers met de HPV-vaccinatie zes kankersoorten worden voorkomen.

5. Op grond van het voorgaande wordt als volgt beslist.

 

De beslissing van de Reclame Code Commissie

De Commissie wijst de klacht af.

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken