De bestreden uiting
Het betreft de website rijskoverheid.nl voor zover op een subpagina een toelichting wordt gegeven in het kader van: “Nieuw: Baangerelateerde Investeringskorting”. In deze toelichting staat:
“Het kabinet stimuleert bedrijven om investeringen te doen met een nieuwe investeringskorting, de Baangerelateerde Investeringskorting (BIK). Deze tijdelijke regeling zorgt ervoor dat bedrijven ook in deze roerige tijden blijven investeren in bijvoorbeeld nieuwe machines. De regeling geldt voor nieuwe investeringen die vanaf 1 januari 2021 tot uiterlijk 31 december 2022 worden gedaan. Bij grote investeringen in een jaar is de korting tot €5 miljoen 3%, daarboven 2,44%. Bedrijven kunnen de investeringskorting verrekenen met de af te dragen loonheffing.”
Hieronder volgen 6 rekenvoorbeelden. Daaronder staat onder meer:
“Hoe werkt de regeling?
Voor alle aanvragen (maximaal 4 per jaar) geldt een ondergrens van € 1.500 per bedrijfsmiddel en € 20.000 per aanvraag
De BIK geldt voor nieuwe investeringen in niet eerder gebruikte bedrijfsmiddelen, meer voorwaarden zijn vergelijkbaar met de KIA.
De investeringen moeten met een laatste betaling in 2021 of 2022 volledig zijn betaald en binnen zes maanden na volledige betaling in gebruik zijn genomen.
BIK is aanvulling op stimuleringsregelingen
Voor kleinere investeringen kunnen de KIA en de BIK samengaan.
Ook groene investeringen worden aantrekkelijker: bedrijven kunnen de BIK combineren met de EIA, MIA Of VAMI.”
Samenvatting van de klacht
In de uiting, die volgens klager een openbare aanprijzing van een dienst en/of denkbeeld van het kabinet is, lijkt het alsof de Baangerelateerde Investeringskorting (BIK) zeer gunstige resultaten oplevert. Als men echter goed oplet, ziet men dat de voordelen van al bestaande regelingen worden meegeteld. Hierdoor suggereert de uiting meer voordeel vanuit de BIK dan er daadwerkelijk mee te bereiken is. Dat is misleidend. Voorts wordt ten onrechte de indruk gewekt dat met de BIK een milieuvriendelijke/ energiezuinige doelstelling wordt nagestreefd. Het is echter een aselectieve investeringssubsidie die niets met milieudoeleinden en/of energiebesparing te maken heeft. De rekenvoorbeelden zijn zeer suggestief en daarom onjuist. Van de zes voorbeelden worden er vier berekend met een voordeel van aanzienlijk méér dan het maximum van 3%. Ook de term ‘effectief voordeel’ is misleidend. Er worden appels met peren vergeleken. De regeling is nog niet goedgekeurd en kan parlementsleden op het verkeerde been zetten voor wat betreft de impact van de regeling.
Samenvatting van het verweer
Primair stelt verweerder dat geen sprake is van (misleidende) reclame, maar van een aankondiging van (nieuw) overheidsbeleid. Deze aankondiging bevat geen aanprijzend element; er wordt slechts aangekondigd dat bedrijven bij nieuwe kwalificerende investeringen vanaf 1 januari 2021 tot 31 december 2022 een beroep kunnen doen op de BIK-regeling. Om die reden is er geen sprake van reclame in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Subsidiair stelt verweerder dat de klacht niet kan slagen, omdat de BIK-regeling een aanvulling is op de bestaande stimuleringsmaatregelen en ook voor verschillende soorten investeringen kan worden gebruikt, dus niet uitsluitend voor milieuvriendelijke/energiezuinige investeringen. Bij de rekenvoorbeelden worden de verschillende stimuleringsmaatregelen – inclusief de bijbehorende percentages – afzonderlijk genoemd, waarmee duidelijk wordt gemaakt dat het (totale) effectieve voordeel is opgebouwd uit verschillende stimuleringsmaatregelen (en niet alleen de BIK). In de BIK wordt een bepaald percentage van de investeringen verrekend met de loonheffing. Effectief krijgt de belastingbetaler, bij een voldoende bedrag aan loonheffing, dit percentage als voordeel. Klager baseert zich blijkbaar op een artikel van derden waarin het lijkt alsof de BIK-regeling (op zichzelf) gunstiger is dan daadwerkelijk het geval is. Verweerder is echter niet verantwoordelijk voor de manier waarop derden de (correcte) informatie van de website van de Rijksoverheid verwerken. Inmiddels is een extra banner toegevoegd om duidelijk te maken dat er nog door beide Kamers gestemd moet worden over de BIK-regeling, en dat deze regeling dus nog niet definitief is vastgesteld.
Het oordeel van de voorzitter
Gelet op het verweer en de aard van de uiting dient in de eerste plaats te worden beoordeeld of deze voldoet aan de definitie van reclame in de zin van artikel 1 NRC. Van reclame is sprake indien het gaat om aanprijzing van goederen, diensten en/of denkbeelden. Aankondigingen die geen enkel aanprijzend element bevatten, zijn geen reclame in de zin van dit artikel. De toelichting bij artikel 1 NRC noemt als voorbeeld van dit laatste een zuiver feitelijke mededeling in de vorm van informatie omtrent (gewijzigd) beleid van overheden. Naar het oordeel van de voorzitter dient de uiting als een dergelijke, zuiver feitelijke mededeling te worden beschouwd. In de uiting wordt toegelicht dat het om een nieuwe stimuleringsregeling gaat (“Nieuw: Baangerelateerde Investeringskorting”), wat het doel daarvan is (“blijven investeren in bijvoorbeeld nieuwe machines”), de reikwijdte van de regeling (“De regeling geldt voor nieuwe investeringen die vanaf 1 januari 2021 tot uiterlijk 31 december 2022 worden gedaan. Bij grote investeringen in een jaar is de korting tot €5 miljoen 3%, daarboven 2,44%”), worden vervolgens diverse rekenvoorbeelden gegeven, en wordt daaronder een toelichting gegeven over de werking van de BIK (“Hoe werkt de regeling”) respectievelijk over het kader van de BIK (“BIK is aanvulling op stimuleringsregelingen”). De mededelingen die aldus in de uiting worden gedaan, bevatten geen aanprijzend element en betreffen slechts feitelijke voorlichting over de nieuwe regeling. Nu om die reden geen sprake is van reclame, is de voorzitter niet bevoegd de uiting inhoudelijk te beoordelen. Dit leidt tot de volgende beslissing.
De beslissing van de voorzitter
Gelet op het bovenstaande is klager niet-ontvankelijk in de klacht.