De bestreden uiting
Het betreft een uiting die te zien is (geweest) op de website volkshuisvestingnederland.nl (van het Ministerie van Binnenlandse Zaken) en tevens in de gemeente Eindhoven is gebruikt als abriposter. Geheel bovenaan staat het logo van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Op de poster staat in grote letters: “Erik en Annemarie krijgen morgen de sleutel”, en daaronder, in een kleiner lettertype: “(Omar en Samira niet)”.
Geheel onderaan staat: “Iedereen verdient een eerlijke kans op een woning. Ongeacht afkomst, seksuele gerichtheid of geloof. Meld discriminatie op www.discriminatie.nl”.
De klacht
De klacht wordt als volgt samengevat.
Klager begrijpt dat de poster is bedoeld om discriminatie op de woningmarkt tegen te gaan. Hij benadrukt dat discriminatie op elk vlak aangepakt moet worden, maar volgens hem werkt deze poster polariserend, zet hij mensen tegen elkaar op en creëert hij alleen maar meer discriminatie. Volgens klager is de uiting in strijd met artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), omdat het in strijd met de goede smaak en het fatsoen is om te polariseren, ook al is het alleen maar om te prikkelen. Daarnaast is de uiting volgens hem ook in strijd met artikel 3 NRC, omdat polariseren in strijd met het algemeen belang is, en met artikel 4 NRC, omdat mensen met een Nederlandse naam een schuldgevoel wordt aangepraat en het beeld wordt gecreëerd dat zij direct schuld hebben aan discriminatie op de woningmarkt.
Het verweer van het Ministerie van Binnenlandse Zaken
Het standpunt van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, zoals dit schriftelijk in het verweer is opgenomen en ter zitting mondeling is toegelicht, wordt als volgt samengevat.
De uiting maakt deel uit van een campagne die mensen bewust moet maken van hun rechten en plichten ten aanzien van woondiscriminatie. De campagne is gebaseerd op de resultaten uit de landelijke monitor discriminatie bij woningverhuur (gepubliceerd op de website van onderzoeksinstituut Verwey-Jonker) die sinds 2021 jaarlijks wordt uitgevoerd. Uit deze monitor komt het volgende naar voren:
– Iemand met een Marokkaans klinkende mannennaam heeft een 23% lagere kans om uitgenodigd te worden voor een bezichtiging dan iemand met een Nederlands klinkende mannennaam;
– Iemand met een Pools klinkende mannennaam heeft een 11% lagere kans om uitgenodigd te worden voor een bezichtiging dan iemand met een Nederlands klinkende mannennaam;
– Iemand met een Marokkaans klinkende vrouwennaam heeft een 22% lagere kans om uitgenodigd te worden voor een bezichtiging dan iemand met een Nederlands klinkende mannennaam;
– 80% van de gebelde woningbemiddelaars blijkt bereid direct of indirect mee te werken aan het weren van kandidaten met een bepaald profiel, waarbij de grootste categorie (35%) gevormd werd door woningbemiddelaars die zich duidelijk bereid toonden om kandidaten uit te sluiten op basis van afkomst.
Volgens het Ministerie bevat de monitor de treurige conclusie dat mensen met een Nederlands klinkende naam (als Erik en Annemarie) wél de sleutel van hun nieuwe huis krijgen en mensen met een Marokkaans klinkende naam (als Omar en Samira) niet. Het is begrijpelijk dat de poster vragen, reacties en een gevoel van ongemak oproept, maar de campagne beoogt geenszins te polariseren of mensen tegen elkaar op te zetten en doet dat ook niet. Wel agendeert deze campagne de woondiscriminatie. Woondiscriminatie zelf kan aanleiding zijn tot polarisatie en tot gevolg hebben dat mensen/groeperingen tegen elkaar worden opgezet. De poster wijst ook geen ‘schuldige’ aan, maar brengt het contrast van de ongelijke behandeling – zoals is geconstateerd in de landelijke monitor van het Verwey-Jonker Instituut – in beeld. De resultaten uit de landelijke monitor hebben als leidraad gediend voor de campagne. Daarbij zijn verschillende uitingen gebruikt die zelfstandig functioneren en samen een geheel vormen in het aankaarten van discriminatie op de woningmarkt. De campagne is vooraf getest door een onafhankelijk onderzoeksbureau, onder mensen die in de afgelopen twee jaar een huurwoning hebben gevonden of nu op zoek zijn. Daarbij is niet naar voren gekomen dat de onderhavige uiting polariserend is, en/of in strijd met het algemeen belang, en/of schuldgevoelens oproept.
Het verweer van gemeente Eindhoven
Gemeente Eindhoven heeft deelgenomen aan de landelijke campagne van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Zij heeft de poster overgenomen van het Ministerie en daar haar eigen logo en vermelding van het meldpunt aan toegevoegd. De posters zijn in Eindhoven, in de periode van 22 november 2022 tot 22 januari 2023 gedurende zes weken in onder meer 50 abri’s te zien geweest.
Gemeente Eindhoven vindt de poster niet polariserend, maar begrijpt wel dat deze vragen en/of reacties kan oproepen. De tekst maakt tegenstellingen zichtbaar die zijn aangetoond en er niet zouden mogen zijn. De poster informeert en zet aan tot nadenken. Dat maakt hem niet in strijd met de goede smaak en het fatsoen. De gehele campagne is gebaseerd op onderzoek naar discriminatie op de particuliere woningmarkt waaruit blijkt dat vrouwen en mannen met een niet-Nederlandse achternaam minder kans hebben op het vinden van een woning, omdat ze minder vaak worden uitgenodigd voor een bezichtiging. Daarnaast blijkt uit landelijk onderzoek dat een overgrote meerderheid van de makelaars op een bepaalde manier medewerking verleende aan een discriminerend verzoek van (fictieve) verhuurders. Naar aanleiding van deze uitkomsten is een campagne gestart om mensen bewust te maken van hun rechten en plichten en om gezamenlijk een vuist te maken tegen discriminatie. In de uiting wordt een fictief voorbeeld gegeven dat bedoeld is om ons aan het denken te zetten over deze vorm van woondiscriminatie. Klager leest ten onrechte in de uiting dat mensen een schuldgevoel wordt aangepraat. Er wordt niet over schuld gesproken, dat past niet in de context en het doel van deze campagne.
De mondelinge behandeling
Het Ministerie heeft haar standpunt nader toegelicht. Op die toelichting zal voor zover nodig worden teruggekomen in het oordeel.
Het oordeel van de Commissie
Krachtens artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) wordt onder reclame verstaan: iedere openbare en/of systematische directe dan wel indirecte aanprijzing van goederen, diensten en/of denkbeelden door of ten behoeve van een adverteerder. Met de abriposter maken adverteerders reclame voor het denkbeeld (de mening) dat discriminatie op de woningmarkt moet verdwijnen en roepen zij het publiek op om hier een bijdrage aan te leveren door discriminatie te melden. De poster valt daarmee onder de definitie van reclame voor denkbeelden in artikel 1 NRC. Uit het verweer van het Ministerie volgt dat de poster deel uitmaakt van een campagne met verschillende uitingen, die kennelijk onafhankelijk van elkaar te zien zijn (geweest). Het oordeel van de Commissie ziet echter alleen op de bijgevoegde uiting waarover is geklaagd.
Klager maakt bezwaar tegen de uiting omdat deze volgens hem polariseert en schuldgevoelens oproept. De Commissie oordeelt hierover als volgt. In de uiting staat: “Erik en Annemarie krijgen morgen de sleutel”, en daaronder, in een kleiner lettertype: “(Omar en Samira niet)”. Het publiek zal deze tekst zo begrijpen, dat het voor mensen met een Marokkaans klinkende naam kennelijk moeilijker is om een woning te bemachtigen dan voor mensen met een Nederlands klinkende naam. Uit het verweer blijkt dat het Ministerie de tekst heeft gekozen aan de hand van de resultaten uit de landelijke monitor discriminatie bij woningverhuur. De juistheid ervan wordt door klager niet betwist. Door de tekst en het logo van de overheid bovenaan de uiting, en de tekst “Iedereen verdient een eerlijke kans op een woning. Ongeacht afkomst, seksuele gerichtheid of geloof. Meld discriminatie op www.discriminatie.nl” is het voor het publiek duidelijk dat deze boodschap afkomstig is van de rijksoverheid (al dan niet samen met de gemeente), waardoor het publiek de tekst op waarde kan schatten en begrijpt dat hier geen schuldige wordt aangewezen en de boodschap wordt verkondigd dat discriminatie moet worden tegengegaan. De wijze waarop adverteerders aandacht vragen voor deze boodschap, acht de Commissie niet polariserend of anderszins grensoverschrijdend. De Commissie beslist daarom als volgt.
De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.