De bestreden uiting
Het betreft een folder die een lichtblauwe achtergrondkleur heeft, is voorzien van een logo in de vorm van een staand leeuwtje met daarnaast de tekst: “Het Nieuwe Rijk Gaat verder dan u denkt” en waarin onder de aanhef “Nieuw reisdocument aangevraagd” onder meer staat:
“Onlangs heeft u een folder in de bus gehad over het nieuwe paspoort, dat 21 september ingevoerd is. Indien u na 21 september een nieuw paspoort of Nederlandse identiteitskaart heeft aangevraagd of gaat aanvragen, is de informatie in deze folder voor u van belang.
(…) Bij wijze van proef, vooruitlopend op potentiële nieuwe wetgeving, is het vanaf vandaag
ook mogelijk om, op vertoon van uw nieuwe reisdocument, kosteloos uw Burger Service Nummer te laten tatoeëren op uw arm. Doordat u hiermee nog eenvoudiger geïdentificeerd kunt worden vergroot dit uw gemak o.a. aan de balie en bij internationale vluchten.”
Vervolgens wordt in de folder ingegaan op het aanbrengen van de tatoeage op de linkerarm en de daarbij in acht te nemen voorwaarden en de uitzonderingen die mogelijk zijn indien het fysiek onmogelijk is de tatoeage op de linkerarm te laten plaatsen. Daarna wordt in de folder omschreven hoe men de tatoeage bij zijn gemeente kan laten controleren en registreren, alsmede op de geldigheid van de tatoeage. De folder eindigt met de mededeling dat men zich tot zijn gemeente kan wenden voor meer informatie.
De klacht
De folder suggereert dat men het Burger Service Nummer kan laten tatoeëren en de tatoeage vervolgens kan laten controleren door de gemeente. Dit doet denken aan de tatoeëring van joden tijdens de Tweede Wereldoorlog , terwijl de folder de uitstraling heeft van een officiële folder van de rijksoverheid. In de folder wordt geen afzender genoemd. De verwijzing naar “Het Nieuwe Rijk” doet sterk denken aan “Het Derde Rijk”. De folder is op grond van het voorgaande in strijd met de goede smaak, het beeldrecht van de rijksoverheid en tevens aanstootgevend.
Het verweer
De Commissie is niet bevoegd over de klacht te oordelen, nu geen sprake van een dienst die ergens kan worden afgenomen en die wordt aangeprezen. Bovendien is de folder duidelijk een persiflage en ook om die reden geen aanprijzing in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Subsidiair voert verweerder aan dat de folder erop gericht is om de discussie over de vingerafdrukdatabank aan te wakkeren. De folder gaat dus over een politiek relevant onderwerp en beoogt het publieke debat te voeden, zodat de uiting wordt beschermd door de vrijheid van meningsuiting als neergelegd in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 7 van de Grondwet.
Het oordeel van de Commissie
1) Met de onderhavige uiting wil verweerder, zoals hij stelt, de discussie over de vingerafdrukdatabank aanwakkeren, en zo het publieke debat over dit politieke onderwerp voeden. De Commissie begrijpt op grond hiervan dat verweerder zich met de onderhavige folder publiekelijk wenst te verzetten tegen de nieuwe wettelijke regeling op grond waarvan men bij de aanvraag van een nieuw paspoort of een nieuwe identiteitskaart verplicht is vingerafdrukken af te staan, en tegen het opslaan van die gegevens door de overheid. Aldus prijst verweerder in feite het denkbeeld aan dat deze regeling dient te worden gewijzigd of ingetrokken. Deze aanprijzing is gericht tot een breed publiek en is in ieder geval in de stad Rotterdam verspreid. Nu de Commissie ingevolge artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) bevoegd is elke openbare aanprijzing van denkbeelden te toetsen aan de Nederlandse Reclame Code, kan het bevoegdheidsverweer van verweerder niet slagen.
2) Klager stelt dat de folder de indruk wekt dat deze van de rijksoverheid afkomstig is. De Commissie begrijpt dat klager ook dit aspect aan de Commissie wenst voor te leggen. Dienaangaande is van belang dat de folder is voorzien van een logo in de vorm van een staand leeuwtje met daarnaast de woorden “Het Nieuwe Rijk”, waardoor de folder van de rijksoverheid afkomstig lijkt. Het afgebeelde logo en de woorden “Het nieuwe Rijk” verwijzen immers onmiskenbaar naar de rijksoverheid. De Commissie laat overigens in het midden of de folder een eventueel intellectueel eigendomsrecht van de rijksoverheid schendt, nu zij op dit punt over onvoldoende informatie beschikt. Inhoudelijk lijkt de folder eveneens een mededeling van de rijksoverheid te bevatten. Het taalgebruik en de nauwkeurig omschreven regeling met betrekking tot de aan de tatoeage te stellen eisen respectievelijk de mogelijke uitzonderingssituaties, doen formeel aan. In de tekst van de folder wordt voorts verwezen naar “potentiële nieuwe wetgeving” en naar een folder die men eerder over het nieuwe paspoort zou hebben ontvangen, zodat de gewraakte folder lijkt aan te sluiten bij een eerdere, wél van de rijksoverheid afkomstige folder. De lezer wordt voor meer informatie over de tatoeageregeling bovendien naar zijn gemeente verwezen, hetgeen eveneens bijdraagt aan de indruk dat het een kennisgeving van de rijksoverheid over een nieuwe overheidsregeling betreft.
3) Naar het oordeel van de Commissie is de folder door het voorgaande onvoldoende als reclame herkenbaar, hetgeen in strijd is met artikel 11.1 NRC. Slechts de strekking van de folder maakt duidelijk dat geen sprake is van een mededeling van de rijksoverheid. Het ligt immers niet voor de hand dat de overheid een regeling invoert waarbij men zich door
middel van een tatoeage op de arm kan identificeren. Daarmee voldoet de uiting echter nog niet aan de eisen van artikel 11.1 NRC. Voorts had verweerder zich in de folder als afzender dienen te identificeren. Nu verweerder dit heeft nagelaten, is de uiting tevens in strijd met artikel 2 van de Code brievenbusreclame, Huissampling en Direct Response Advertising (CBR).
4) Ten aanzien van de stelling dat de uiting in strijd is met de goede smaak en aanstootgevend is, stelt de Commissie zich terughoudend op, dit wegens het subjectieve karakter van dit criterium. Met inachtneming hiervan oordeelt de Commissie als volgt. Door de indruk te wekken dat de overheid een regeling invoert die doet denken aan de wijze waarop tijdens de Tweede Wereldoorlog gevangenen in concentratiekampen een identificatienummer op hun arm kregen getatoeëerd, legt verweerder een direct verband tussen die nazipraktijken en de nieuwe wettelijke regeling op grond waarvan men verplicht is vingerafdrukken af te staan. Naar het oordeel van de Commissie gaat de wijze waarop verweerder aldus het onder 1) bedoelde denkbeeld aanprijst de grenzen van het toelaatbare te buiten. Weliswaar staat het verweerder krachtens de vrijheid van meningsuiting vrij dat denkbeeld te verkondigen en zich daarbij op krachtige wijze uit te laten, maar deze vrijheid gaat niet zo ver dat verweerder de nieuwe wettelijke regeling met betrekking tot het afstaan en het opslaan van vingerafdrukken in verband mag brengen met nazipraktijken op de wijze zoals zij heeft gedaan. De uiting is derhalve in strijd met artikel 2 NRC.
5) Gelet op de zeer indringende wijze waarop verweerder haar – onvoldoende als reclame herkenbare – denkbeeld in de folder tot uitdrukking brengt, ziet de Commissie aanleiding de uitspraak onder de aandacht van een breed publiek te brengen, als bedoeld in artikel 17 lid 1 onder h jo. artikel 18 lid 4 van het Reglement betreffende de Reclame Code Commissie en het College van Beroep.
De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de onderhavige uiting in strijd met het bepaalde in de artikelen 2 en 11.1 NRC, alsmede in strijd met artikel 2 CBR. Gelet hierop adviseert de Commissie verweerder om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
De Commissie heeft besloten de uitspraak onder de aandacht van een breed publiek te brengen, als bovenvermeld.