Het College van Beroep [13 september 2016]
De grieven
Dier & Recht licht in een inleidend kader onder meer toe dat de kern van de klacht is dat de uitingen ten onrechte de indruk wekken dat stamboompups aan bepaalde gezondheidsnormen voldoen en gezonder zijn dan andere pups, zodat consumenten met een gerust hart deze pups – in tegenstelling tot pups zonder stamboom – kunnen kopen. De grieven worden vervolgens als volgt weergegeven.
Grief I
Door de Commissie is ten onrechte geoordeeld dat de Raad van Beheer geen zelfstandig commercieel belang heeft bij de uitingen, en dat sprake is van de aanprijzing van een denkbeeld in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) in plaats van commerciële reclame voor een product of dienst. De Raad van Beheer is een vereniging met als leden onder andere rashondenverenigingen en kynologenclubs. De leden van de rashondenverenigingen hebben op hun beurt weer rashondenfokkers als lid. Via de aangesloten rashondenverenigingen behartigt de Raad van Beheer de belangen van de Nederlandse fokkers van rashonden. De Nederlandse Mededingingsautoriteit heeft destijds de aangesloten hondenrasverenigingen gekwalificeerd als ondernemersverenigingen, omdat zij een economische activiteit uitoefenen, te weten het verkopen van pups. De Raad van Beheer is een vereniging van ondernemersverenigingen en wordt ook zelf gekwalificeerd als ondernemersvereniging.
Grief 2
Door de Commissie is ten onrechte overwogen dat geen specifieke mededelingen worden gedaan over de gezondheid van stamboomhonden en dat de gemiddelde consument de uitingen niet zo zal uitleggen dat zich bij stamboomhonden nooit gezondheidsproblemen zullen voordoen die inherent zijn aan een bepaald ras. Daarbij is de Commissie uitgegaan van een verkeerd begrip en een verkeerde samenvatting van de kern van de klacht van Dier & Recht. Wel stelt de Commissie op zichzelf terecht dat de mededeling “uit een goed nest” door de gemiddelde consument zal worden opgevat als een verwijzing naar een “goede afstamming” of de afstamming van “goede ouders”. Daarmee valt echter niet te rijmen dat de Commissie later tot het oordeel komt dat de uitingen niet onjuist of misleidend zijn, terwijl 40% van de jonge rashonden een erfelijke ziekte heeft. In die situatie kan niet worden gezegd dat deze pups een “goede afstamming” of “goede ouders” hebben. Bovendien worden, anders dan de Commissie stelt, in folder 1 en op de website specifieke mededelingen gedaan over de gezondheid dan wel de gezondheidsvoordelen, van stamboomhonden. De mededelingen “uit een goed nest” en “met zorg gefokt” in folder 1 en de mededelingen op de website dat bij buitenlandse pups minder aandacht is voor de gezondheid, het welzijn en het gedrag van pups, en dat deze pups nogal eens ziek zijn, dienen moeten mede in dat licht te worden gezien. De Commissie heeft op grond van het voorgaande ten onrechte de conclusie getrokken dat de uitingen niet zijn gericht op de gezondheid van bepaalde rassen en dat geen sprake is van een misleidende suggestie dat schadelijke raskenmerken bij stamboomhonden ontbreken. De uitingen wekken de suggestie dat stamboomhonden (relatief) gezond zijn en dat welzijn en gezondheid bij deze honden voorop staat. Ook wordt de suggestie gewekt dat stamboomhonden, in tegenstelling tot honden zonder stamboom, minder vaak ziek zijn. Dit heeft niet alleen betrekking op ziekte als gevolg van inteelt, maar ook op ziekte of gezondheidsproblemen als gevolg van schadelijke raskenmerken, Bovendien hangen inteelt en schadelijke raskenmerken met elkaar samen: het doorfokken op uiterlijke raskenmerken zorgt ervoor dat die kenmerken worden doorgegeven op het nageslacht en voor toename van het inteeltniveau, De gemiddelde consument zal aannemen dat verantwoord fokken waarbij het dierenwelzijn voorop staat, óók inhoudt dat gezondheidsproblemen als gevolg van schadelijke raskenmerken bij deze honden ontbreken. Als voorbeelden verwijst Dier & Recht naar de Engelse en Franse Bulldogs, waarbij door schadelijke raskenmerken de pups met een keizersnede ter wereld moeten worden gebracht. Onder die omstandigheden kan niet worden volgehouden dat het welzijn van de dieren voorop staat en dat stamboompups een gezondheidsvoordeel hebben boven honden zonder stamboom. In werkelijkheid is het tegendeel het geval.
Grief 3
De Commissie heeft ten onrechte geoordeeld dat de Raad van Beheer de gemiddelde consument voldoende informeert over de mogelijkheid van inteelt en het feit dat bij stamboomhonden regels gelden om inteelt te beperken. Daarbij is door de Commissie ten onrechte overwogen dat niet ter discussie staat dat deze regels (dienen te) worden nageleefd en dat de afstamming erfelijk gezien een bepaald voordeel biedt waardoor de bestreden mededelingen die inhouden of verwijzen naar “honden uit een goed nest” niet misleidend zouden zijn. Met de mededeling dat inteelt wordt gezien als veroorzaker van veel aandoeningen en dat er daarom regels zijn waaraan iedere fokker zich moet houden door via de stamboom te controleren of de ouderdieren familie van elkaar zijn en er kans bestaat op doorfokken, wordt ten onrechte de indruk gewekt, dat de problemen met inteelt bij stamboomhonden effectief worden opgelost en/of zich minder voordoen dan bij honden zonder stamboom. In algemene zin kan niet worden volgehouden dat de consument voldoende wordt voorgelicht over inteelt, terwijl de consument onkundig wordt gehouden van de ernst en omvang van de problemen bij stamboompups. Bovendien is onjuist dat de regels van de Raad van Beheer inteelt beperken. De enige voorwaarde voor het verkrijgen van een stamboom is dat de ouders van de pup een stamboom hebben, ongeacht hoe ziek de ouderhonden zijn, ongeacht de mate van verwantschap van de ouders en ongeacht de erfelijke aandoeningen waaraan zij lijden. Zoals uitvoerig toegelicht, mede aan de hand van de verklaring van de deskundige G., zijn de regels van het fokreglement niet toereikend om het inteeltniveau daadwerkelijk te verminderen. Hooguit kunnen deze ertoe leiden dat het inteeltniveau minder snel toeneemt. Dat is iets anders dan het beperken van inteelt. Daarvoor is een structureel ander fokbeleid benodigd, waarbij het gesloten stamboeksysteem wordt losgelaten. In die zin is afstamming geen voordeel, maar eerder een nadeel. De Raad van Beheer had in de reclame voldoende duidelijk op dit nadeel moeten wijzen en op de gevolgen daarvan voor het welzijn van de hond, om de consument in staat te stellen een geïnformeerd aankoopbesluit te nemen. Ook had de Raad van Beheer in de reclame moeten wijzen op de hoge ziektekosten van een door erfelijke aandoeningen (chronisch) zieke hond. In de uiting wordt bovendien ten onrechte gesteld “dat de fokker via de stamboom kan controleren of de ouderdieren familie van elkaar zijn en de kans bestaat op doorfokken”. Daarmee wordt miskend dat, ook als de ouderdieren geen directe familie zijn (verwantschap in de eerste, tweede of derde graad), nog steeds sprake kan zijn van doorfokken, wanneer in voorgaande generaties een bepaald inteeltniveau is opgebouwd als gevolg van het fokken met een te kleine populatie. Juist dit probleem doet zich bij stamboomhonden structureel voor, met als gevolg dat pups geboren worden met een verwantschapscoëfficiënt van meer dan 30 of 40%, dat wil zeggen méér dan een kruising tussen halfbroers halfzus (25%). Eveneens onjuist en onbegrijpelijk is het oordeel van de Commissie dat niet ter discussie staat dat de regels omtrent inteelt (dienen te) worden nageleefd. De Commissie gaat daarbij voorbij aan het feit dat artikel 3.4 van het Besluit houders van dieren door fokkers van rashonden structureel wordt overtreden. Doorfokken met honden met schadelijke raskenmerken komt bij stamboomhonden structureel voor. Ook dit is in strijd met artikel 3.4 van dat besluit.
Grief 4
Ten onrechte heeft de Commissie overwogen dat niet kan worden geoordeeld dat in de uitingen essentiële informatie ontbreekt omdat daarin niet met zoveel woorden melding wordt gemaakt van schadelijke raskenmerken of erfelijke aandoeningen. Aan dit oordeel is (mede) ten grondslag gelegd, dat de gemiddelde consument er rekening mee zal houden dat geen sprake is van informatie met een objectief karakter die is bedoeld om de consument volledig en evenwichtig te informeren. Dit is onjuist. Ook heeft de Commissie ten onrechte geoordeeld dat onduidelijk is hoe het percentage stamboomhonden met lichamelijke gebreken zich in het algemeen verhoudt tot andere honden. De gemiddelde consument die een pup koopt, is een liefhebber van honden. Het mag worden aangenomen dat voor deze consument de gezondheid en het welzijn van de hond een belangrijke factor is bij de aankoopbeslissing. Juist daarop wordt ingespeeld in de campagne, door te wijzen op de grote voordelen van stamboompups ten opzichte van andere pups, die vaak ziek zijn en slecht worden behandeld. Duidelijke en volledige informatie over de ernst en omvang van de gezondheidsproblemen bij stamboomhonden, en de gevolgen daarvan voor hond en eigenaar, is essentieel voor de aankoopbeslissing van de consument. Zonder die informatie is de gemiddelde consument niet in staat een geïnformeerd besluit te nemen. In het rapport “Imago en Reputatie Rashond” wordt verwezen naar onderzoek door Maurice de Hond waaruit blijkt dat 51% van de deelnemers het (helemaal) eens is met de stelling dat “de stamboom een garantie is voor een gezonde hond”. Aan het einde van het rapport wordt geconcludeerd: “De meeste Nederlandse hebben geen idee van de omvang van aangeboren erfelijke ziekten en/of aandoeningen bij rashonden”. Ook door de Staatsecretaris is expliciet gewezen op het belang van goede voorlichting van de consument bij de aanschaf van een rashond. Het valt te verwachten dat tenminste een deel van de consumenten niet tot aanschaf van een rashond zal overgaan bij juiste en volledige informatie over de aard en omvang van de risico’s bij een bepaald ras.
Er is sprake van vergelijkende reclame in die zin dat stamboomhonden bepaalde voordelen zouden hebben boven honden zonder stamboom. Daarvoor geldt op grond van artikel 13 NRC als voorwaarde dat een of meer wezenlijke, relevante, controleerbare en representatieve kenmerken op objectieve wijze worden vergeleken. Niet is voldaan aan deze voorwaarde aangezien in de reclame enkel de voordelen van stamboompups worden genoemd, zonder de consument voldoende te informeren over belangrijke nadelen van deze honden. Juist omdat de Raad van Beheer wordt beschouwd als autoriteit op het gebied van rashonden, en zich ook als zodanig presenteert, zal de gemiddelde consument er eerder op vertrouwen dat hij in de campagne juist, volledig en zorgvuldig wordt voorgelicht. Dit beeld wordt versterkt doordat in de campagne naar de stamboom wordt verwezen als “officieel document”, respectievelijk “de enige internationaal erkende stambomen”. Een stamboom wordt door consumenten vaak ook beschouwd als keurmerk voor kwaliteit. Juist om die reden zijn zij bereid voor een hond met stamboom veel te betalen. Dit beeld wordt door de Raad van Beheer in de campagne zorgvuldig in stand gehouden en versterkt. Het oordeel dat de gemiddelde consument er rekening mee zal houden dat geen sprake is van informatie met een objectief karakter die is bedoeld om de consument volledig en evenwicht te informeren, is bovendien onjuist, omdat de Raad van Beheer zelf de campagne kwalificeert als ‘voorlichting’ in plaats van reclame. Ook bij de Commissie heeft de Raad van Beheer gesteld dat het om voorlichting gaat. Indien de consument zou begrijpen dat het gaat om reclame met een eenzijdig karakter, dan ontslaat dit de Raad van Beheer niet van de verplichting de consument eerlijk, volledig en niet misleidend te informeren.
Het oordeel van de Commissie dat geen essentiële informatie ontbreekt met betrekking tot schadelijke raskenmerken of erfelijke lichamelijke aandoeningen is gebaseerd op de onjuiste aanname dat niet kan worden aangenomen dat het inteeltpercentage bij stamboomhonden veel hoger is dan bij andere honden. Deze aanname betreft een onjuiste, eigen analyse van de Commissie van het incidentieonderzoek van de Universiteit Utrecht dat door Dier & Recht is overgelegd. Op grond daarvan stelt de Commissie vast dat een percentage van 31% erfelijke aandoeningen bij look-a-likes niet veel lager is dan een percentage van 40% bij stamboomhonden. De Commissie heeft hier twee percentages tegen elkaar afgewogen die uit verschillende onderzoeken afkomstig zijn, Het percentage van erfelijke aandoeningen bij look-a-likes (31%) komt uit het incidentieonderzoek van de Universiteit Utrecht, en het percentage van 40% bij stamboomhonden komt uit het onderzoek van de deskundige (G.) waarnaar wordt verwezen in het Fairfok projectplan. Op basis van de resultaten uit het incidentieonderzoek heeft Dier & Recht het percentage erfelijke aandoeningen bij de onderzochte rashonden berekend op 47%. Daarbij ging het om drie verschillende hondenrassen. Dier & Recht heeft in de rest van haar betoog 40% aangehouden, omdat dit percentage bij de Raad van Beheer niet ter discussie stond en betrekking had op de gehele populatie rashonden. Wanneer de 31% uit het incidentieonderzoek wordt aangehaald, moet dit bij een zuivere vergelijking worden afgewogen tegen het percentage van 47% voor stamboomhonden op basis van datzelfde onderzoek. Of dit percentage (31% versus 47%) als ‘veel hoger’ kan worden aangemerkt is een kwestie van interpretatie, maar het verschil is wel significant. Op grond van het incidentieonderzoek staat vast dat kruisingen en bastaards gezonder zijn dan rashonden. Voor zover de vergelijking wordt gemaakt met ‘look-a-likes’ komt de stamboomhond ook minder gunstig uit de verf, terwijl de uitingen anders suggereren. Stamboompups zijn handelswaar. De fokkers, verenigd via het koepelorgaan de Raad van Beheer, doen alles om de reputatie van de rashond te redden ten koste van het welzijn van de pups.
Het antwoord in appel
Geïntimeerde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hierop zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan
De mondelinge behandeling
Dier & Recht doet haar standpunt door haar advocaat toelichten mede aan de hand van een overgelegde pleitnota.
De Raad van Beheer doet vervolgens zijn standpunt door zijn advocaat toelichten aan de hand van overgelegde aantekeningen. Daarbij doet de Raad van Beheer in aanvulling op de aantekeningen meedelen dat uit onderzoek door Prof. dr. [naam] niet blijkt dat rashonden vaker ziek zijn dan niet-rashonden. [Naam] vindt het noodzakelijk dat eerst gegevens bij dierenartsen worden verzameld om te kunnen bepalen wat de gezondheidssituatie van stamboomhonden is. Op dit moment bestaat daarover dus onvoldoende duidelijkheid. Volgens de Raad van Beheer staat dus niet vast dat stamboomhonden in het algemeen ongezonder zijn dan honden zonder stamboom. De Raad van Beheer heeft per ras een gezondheidsonderzoek geregeld en de resultaten daarvan zijn transparant terug te vinden. De Raad van Beheer beschouwt look-a-likes als het probleem door het gebrek aan controle daarop en wil de consument door de uitingen een bewuste keuze laten maken voor de stamboomhond in plaats van look-a-likes. ‘Met zorg fokken’ betekent dat de kans op doorfokken moet worden beperkt. In de online database staat de verwantschap geregistreerd. De Raad van Beheer doet al het mogelijke om de gezondheid van stamboomhonden te waarborgen. De Raad van Beheer verwijst naar de Franse bulldog en de Drentsche Patrijshond als voorbeelden. De Raad van Beheer is een koepelorganisatie die fokkers en liefhebbers samenbrengt. Krachtens zijn statuten kan de Raad van Beheer maatregelen nemen bij misstanden.
De deskundige G. deelt mee dat het niet correct is om te spreken van maatregelen van de Raad van Beheer om inteelt te beperken. Het gaat om een beperking van de toename van inteelt. De inteelt blijft namelijk toenemen zolang binnen de groep wordt gefokt. Dit kan worden opgelost door het stamboek open te gooien en nieuwe genetische variaties toe te laten en vervolgens terug te fokken naar een bepaald type. Het probleem van inteelt speelt ook internationaal. Het bezwaar tegen de opinie van [naam] is dat deze zich baseert op patiëntrelaties. Er zijn verbeterplannen en Fairfok is in dat opzicht ambitieus. Het Schnauzer-onderzoek laat echter zien dat de populatie niet is veranderd en ook met de Cavalier is niets gebeurd.
Dier & Recht stelt dat uit incidentie-onderzoek blijkt dat rashonden significant ongezonder zijn.
De Raad van Beheer stelt dat uit incidentieonderzoek blijkt dat labrador-stamboomhonden gezonder zijn dan honden van dit ras zonder stamboom.
Partijen handhaven ook verder hun standpunten.
Het oordeel van het College
Ten aanzien van grief 1
1. De Commissie heeft geoordeeld dat elke afzonderlijke bestreden uiting als reclame-uiting in de zin van artikel 1 NRC dient te worden aangemerkt. Dit oordeel is in beroep niet bestreden. Wel bestrijdt Dier & Recht het oordeel van de Commissie dat de reclame de aanprijzing van een denkbeeld betreft, nu het volgens haar om de aanprijzing van een commerciële activiteit van de Raad van Beheer gaat. Het College laat deze kwestie in het midden. Het College begrijpt namelijk dat het oordeel van de Commissie dat de reclame een aanprijzing van een denkbeeld is, verband houdt met de beoordeling van de vraag óf de bestreden uitingen reclame betreffen. Nu in beroep niet in geschil is dat de Commissie deze vraag terecht bevestigend heeft beantwoord, is in dat opzicht niet meer van belang of het om de aanprijzing van een denkbeeld of een economische activiteit gaat. Ook verder ziet het College in de gegeven omstandigheden geen aanleiding voor een nadere beoordeling van deze kwestie. Grief 1 wordt verworpen nu deze relevantie mist.
Ten aanzien van de overige grieven
2. De overige grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Hierbij gaat het in de eerste plaats om de uitleg van de uitingen door de gemiddelde consument. Voor zover het betreft de woorden “uit een goed nest” heeft Dier & Recht erkend dat deze door de gemiddelde consument zullen worden opgevat als een verwijzing naar een “goede afstamming” of de afstamming van “goede ouders”. Het College begrijpt hieruit dat Dier & Recht niet stelt dat deze woorden afzonderlijk naar de gezondheid van het dier verwijzen, maar dat deze woorden misleidend zijn nu volgens haar 40% van de jonge rashonden een erfelijke ziekte heeft en dat om die reden niet kan worden gezegd dat deze pups een “goede afstamming”, of “goede ouders” hebben. Daarnaast wordt volgens Dier & Recht in folder 1 en op de website door middel van andere mededelingen wel specifiek de gezondheid, althans de gezondheidsvoordelen van stamboomhonden genoemd. De uitingen “uit een goed nest” en “een hond die met zorg is gefokt” moeten volgens Dier & Recht mede in het licht van die mededelingen worden gezien. Het College oordeelt hierover als volgt.
3. In folder 1 wordt in verband met de woorden “een goed nest” verwezen naar stamboomhonden als honden die “met zorg” gefokt zijn, waarbij men beschikt over een document met daarop informatie over de voorouders van de hond in de vorm van een originele officiële stamboom. Dit is volgens folder 1 belangrijk omdat de hond een groot deel van zijn eigenschappen van zijn ouders krijgt. Vervolgens wordt gezegd dat stambomen waardevol zijn en dat kennis van de voorouders belangrijk is voor het fokken van zo gezond mogelijke, gelukkige en sociale pups. Dit wordt in de folder verder toegelicht onder de kop “Voordelen van een stamboomhond” en de ondertitel “Met zorg werken aan gezonde en sociale honden uit een goed nest”. Hier wordt gewezen op inteelt als veroorzaker van veel aandoeningen en dat er daarom regels zijn om inteelt te beperken waaraan iedere stamboomfokker zich moet houden. Verder wordt in de uiting in dit kader meegedeeld: “Bij een stamboomhond kan de fokker via de stamboom controleren of de ouderdieren familie van elkaar zijn en of er kans bestaat op doorfokken. Een stamboompup wordt dus met veel zorg gefokt.”
4. Voor zover wordt gewezen op de afstamming van stamboomhonden als “uit een goed nest” ziet dat blijkens het voorgaande met name op de wijze waarop de hond gefokt is. De stamboom stelt de fokker volgens folder 1 en de website in staat te werken aan gezonde honden. Dit wordt specifiek in verband gebracht met het voorkomen van inteelt (‘doorfokken’). Deze mededelingen in hun onderling verband beschouwd in de context van de totale uiting, zullen door de gemiddelde consument vermoedelijk aldus worden begrepen dat men bij stamboomhonden de kans op inteelt “als veroorzaker van veel aandoeningen” beter kan inschatten dan bij honden zonder stamboom doordat men inzage heeft in de afstamming van de hond. Dat inzage in de afstamming een voordeel biedt bij het bepalen van de kans op doorfokken, acht het College voldoende aannemelijk. Van folder 1 en de overige uitingen gaat verder niet de suggestie uit dat stamboomhonden (fysiek en mentaal) altijd gezond zijn. In de uiting wordt in feite gezegd dat de kans op doorfokken geringer is dan bij andere honden waarmee wordt vergeleken (zie hierna 8), en dat in dat opzicht bij stamboomhonden aan de gezondheid kan worden gewerkt, hetgeen een relatief voordeel is. Het College acht het niet misleidend aldus te wijzen op de voordelen die een stamboom voor een hond kan hebben (“Kennis van de voorouders is belangrijk voor het fokken van zo gezond mogelijke, gelukkige en sociale pups”). De gemiddelde consument zal de uitingen niet zo uitleggen dat bij stamboomhonden gezondheidsproblemen in de vorm van schadelijke raskenmerken nooit voorkomen.
5. Dier & Recht stelt dat de Commissie ten onrechte heeft geoordeeld dat de uitingen de gemiddelde consument voldoende informeren over de mogelijkheid van inteelt en het feit dat bij stamboomhonden regels gelden om inteelt te beperken. Het College overweegt evenwel dat de uitingen voldoende duidelijk op de mogelijkheid van inteelt wijzen en op de regels die dit dienen te beperken en waaraan elke stamboomfokker zich moet houden, te weten door te controleren of de ouderdieren familie van elkaar zijn. Dit staat met zoveel woorden in folder 1. De uitingen wijzen in dit verband op het tegengaan van inteelt (’beperken’) maar houden niet in dat de problemen door inteelt bij stamboomhonden effectief zijn opgelost. Wel volgt uit folder 1 dat de stamboom in dat verband bepaalde voordelen biedt doordat men kan zien of ouderdieren familie van elkaar zijn. Zoals vermeld, acht het College het niet onjuist of misleidend om op dit voordeel van een stamboom te wijzen. Daarbij merkt het College nog op dat in de uiting ook wordt verwezen naar de mogelijkheid inzage te krijgen in gezondheidsuitslagen van de ouders, die de Raad van Beheer registreert. De gemiddelde consument die geïnteresseerd is in de aankoop van een pup wordt derhalve geïnformeerd over de mogelijkheid van inteelt en de mogelijkheid inzage te krijgen in de gezondheid van de ouders van de pup.
6. In de uitingen wordt verder gesproken van regels die bedoeld zijn om ‘doorfokken’ te voorkomen en die ertoe dienen om inteelt te beperken. Dat bedoelde regels inteelt beperken, staat niet ter discussie, met dien verstande dat de regels volgens Dier & Recht hooguit ertoe leiden dat het inteeltniveau minder snel toeneemt, hetgeen wordt bevestigd door de deskundige G.. Ook dit kan evenwel als een vorm van beperking van inteelt worden opgevat. Dat, zoals Dier & Recht gemotiveerd heeft gesteld, de regels van het fokreglement ontoereikend om zijn het inteeltniveau daadwerkelijk te verminderen, neemt niet weg dat ervan moet worden uitgegaan dat bedoelde regels inteelt beperken, te weten in die zin dat zonder deze regels sprake zou zijn van meer inteelt. Dat in het geheel geen gevolg zou worden gegeven aan deze regels acht het College onvoldoende aannemelijk gemaakt.
7. Dier & Recht stelt verder dat afstamming via een stamboom geen voordeel, maar eerder een nadeel is. Daarbij verwijst zij naar erfelijke aandoeningen waaraan veel stamboomhonden zouden lijden. Volgens Dier & Recht had de Raad van Beheer in de reclame duidelijk op dit nadeel moeten wijzen teneinde de consument in staat te stellen een geïnformeerd aankoopbesluit te nemen. Ook had de Raad van Beheer volgens Dier & Recht in de reclame moeten wijzen op de hoge ziektekosten die een (chronische) zieke hond met erfelijke aandoeningen kan hebben. Dier & Recht stelt dat dit alles essentiële informatie betreft die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen.
8. Bij de beoordeling van deze stellingen neemt het College tot uitgangspunt dat de uitingen in het bijzonder zijn bedoeld om de voordelen van stamboomhonden ten opzichte van zogenaamde look-a-likes (rashonden die uiterlijk sterk lijken op stamboomhonden maar geen officiële stamboom hebben) te belichten, derhalve een aanprijzing van stamboomhonden zijn ten opzichte van look-a-likes. Ook Dier & Recht gaat in de klacht ervan uit dat in de bestreden uitingen in het bijzonder de voordelen van een stamboomhond ten opzichte van look-a-likes worden belicht, waarbij volgens Dier & Recht de nadelen van look-a-likes niet objectief worden weergegeven. In folder 1 wordt verwezen naar look-a-likes als “rashonden zonder stamboom” en wordt gezegd dat men aan een hond niet zomaar kan zien of het een stamboomhond is, waarbij op pagina 8 schematisch de voordelen van een stamboomhond boven een look-a-like worden genoemd. Ook folder 2 strekt tot de aankoop van een stamboomhond boven een look-a-like, evenals de website waar wordt toegelicht dat niet elke rashond een stamboomhond is, en dat men voor een stamboomhond zou dienen te kiezen mede gelet op de fokomstandigheden in het buitenland van look-a-likes. In de folders en op de website wordt aldus specifiek een vergelijking met look-a-like rashonden gemaakt. De radiocommercial strekt eveneens onmiskenbaar tot de keuze voor een stamboomhond in plaats van een look-a-like rashond zonder stamboom. De uitingen strekken derhalve ertoe de consument die een rashond wil kopen te bewegen te kiezen voor een hond met stamboom in plaats van een vergelijkbare hond zonder stamboom. Het College ziet in het voorgaande aanleiding specifiek te beoordelen of in de uiting op misleidende wijze stamboomhonden ten opzichte van look-a-like rashonden worden aangeprezen.
9. In feite stelt Dier & Recht dat de Raad van Beheer in zijn reclame-uitingen met zoveel woorden aan de consument moet meedelen dat stamboomhonden zeer vaak lijden aan erfelijke aandoeningen en dat dit tot hoge kosten voor de consument kan leiden. Op grond van het voorgaande dient dit te worden beoordeeld ten opzichte van look-a-like rashonden. Dier & Recht heeft bij de Commissie haar standpunt onder meer onderbouwd aan de hand van het door haar als productie 4 overgelegde onderzoeksrapport van de Universiteit Utrecht. Dit onderzoek betreft echter een beperkt aantal hondenrassen. Ook verder beschikte de Commissie niet over stukken waaruit in het algemeen volgt dat stamboomhonden (veel) meer ziekten en gebreken hebben dan look-a-like rashonden. De Raad van Beheer heeft de stellingen van Dier & Recht bovendien gemotiveerd betwist. Op grond hiervan kon de Commissie volstaan met te oordelen dat niet duidelijk is hoe het percentage stamboomhonden met lichamelijke gebreken (inclusief schadelijke raskenmerken) zich in het algemeen verhoudt tot look-a-likes. Of de Commissie vervolgens aan de hand van de stukken een juiste inschatting heeft gemaakt van de percentages stamboomhonden en look-a-likes met erfelijke aandoeningen, doet om die reden verder niet ter zake.
10. In beroep verwijst Dier & Recht naar de opinie van de deskundige G.. Deze opinie ziet op inteelt bij stamboomhonden en de noodzaak dit te beperken. Het is het College echter niet duidelijk geworden hoe de inteelt bij stamboomhonden zich procentueel verhoudt tot de inteelt bij look-a-like rashonden zonder stamboom, en welke gevolgen dit heeft op de incidentie van ziekte en gebreken bij beide categorieën. De Raad van Beheer verwijst bovendien op zijn beurt naar een opinie van [naam] die zij tijdens de zitting heeft toegelicht en die inhoudt dat het noodzakelijk is meer gegevens te verzamelen om te kunnen bepalen wat de gezondheidssituatie van stamboomhonden is. Dier & Recht heeft hiertegenover geen stukken overgelegd waaruit deze situatie wel onomstotelijk blijkt. Het College leidt hieruit af dat het in de wetenschap nog geen uitgemaakte zaak is dat stamboomhonden in het algemeen (veel) ongezonder zijn dan (in het bijzonder) look-a-like rashonden. Het College oordeelt derhalve dat niet duidelijk is hoe het percentage stamboomhonden met lichamelijke gebreken (inclusief schadelijke raskenmerken) zich in het algemeen verhoudt tot vergelijkbare honden zonder stamboom (look-a-likes). De onderhavige procedure leent zich niet voor een nader onderzoek naar deze kwestie. Dit heeft de volgende consequentie. Het is aan adverteerder om de eerlijkheid van de reclame voldoende aannemelijk te maken indien deze gemotiveerd wordt aangevochten. De Raad van Beheer heeft, blijkens het voorgaande, de stellingen van Dier & Recht met betrekking tot de relatief hoge incidentie van ziekten en gebreken bij stamboomhonden ten opzichte van look-a-likes voldoende weersproken. Daardoor kan niet van de juistheid van de (onderbouwing van de) klacht worden uitgegaan.
11. Dat Dier & Recht voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat bij enkele specifieke hondenrassen wel sprake is van een relatief hoge incidentie van ziekten en gebreken en in zoverre van een zorgelijke situatie kan worden gesproken, is onvoldoende om de reclame-uitingen onjuist of misleidend te achten. Deze uitingen zijn immers algemeen van aard en niet op een bepaald hondenras toegespitst. Zij bevatten ook geen mededelingen die inhouden of suggereren dat zich bij geen enkele stamboomhond gezondheidsproblemen zullen voordoen. Het moet verder niet tot de taak van de Raad van Beheer worden gerekend om bij een algemene aanprijzing van stamboomhonden ook uitdrukkelijk de eventuele nadelen van dergelijke honden of van specifieke hondenrassen te benoemen. In de reclame-uitingen wordt, voor zover daarin melding wordt gemaakt van het fokken van gezonde pups, dit in verband gebracht met het voorkomen van inteelt en de noodzaak ‘doorfokken’ te beperken, waardoor de gemiddelde consument in enige mate wordt geattendeerd op erfelijke problematiek. Voor een wezenlijk verder gaande informatieplicht, zoals door Dier & Recht bepleit, bestaat in de gegeven omstandigheden geen aanleiding.
12. Op grond van het voorgaande kan niet worden geoordeeld dat in de reclame-uitingen onjuiste (vergelijkende) informatie staat dan wel essentiële informatie ontbreekt. Ook de overige grieven treffen derhalve geen doel. Het College onderschrijft om die reden de beslissing van de Commissie en beslist als volgt.
De beslissing van het College van Beroep
Het College bevestigt de beslissing van de Commissie, voor zover in beroep aan de orde.
[Hieronder volgt de beslissing waartegen beroep is ingesteld]
De Reclame Code Commissie [31 mei 2016]
De bestreden uitingen
Het betreft de volgende uitingen.
a De folder met de titel “De stamboomhond een hond uit een goed nest!” en de ondertitel “Wil jij een hond die met zorg gefokt is? Kies een stamboomhond!” en “uit een goed nest”. In de folder worden 12 voordelen van een stamboomhond genoemd, waaronder: “Er zijn regels en er is aandacht voor inteelt.” In de folder staat verder onder meer: “Inteelt wordt gezien als veroorzaker van veel aandoeningen. Daarom zijn er regels om inteelt te beperken. Daaraan moet iedere stamboomfokker zich houden. Bij een stamboomhond kan de fokker via de stamboom controleren of de ouderdieren familie van elkaar zijn en er kans bestaat op doorfokken. Een stamboompup wordt dus met veel zorg gefokt”. In de folder staat verder dat sprake is van een campagne op initiatief van de Raad van Beheer.
b. De folder met de titel “Zoek de verschillen”. In deze folder staat onder meer: “Hond uit een goed nest? Koop een stamboomhond!”. In de folder, die verwijst naar de website www.puppyverschillen.nl, staat dat sprake is van een campagne op initiatief van de Raad van Beheer.
c. De website www.houdenvanhonden.nl voor zover het betreft de subpagina’s “wat-is- een-stamboomhond”, “voordelen-van-een-stamboomhond, “risicos-pup-hondenhandel”, “een-look-alike-als-je-hond”, “kopen-verzorgen-en-opvoeden-van-je-hond” en “promotiemateriaal-stamboomhond’, waarop onder meer dezelfde mededelingen staan als hiervoor weergegeven bij de uiting sub a.
d. De radiocommercial waarin wordt gezegd: “Hoort u welke hond met zorg gefokt is? Check de uitkomst op puppyverschillen.nl. Kies zorgvuldig. Kies een stamboomhond. Een stamboomhond is een hond uit een goed nest.”
De klacht
Deze wordt als volgt samengevat.
De campagne van de Raad van Beheer kan worden aangemerkt als reclame in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) omdat de koop van stamboomhonden wordt aanbevolen (en de koop van alle andere honden wordt afgeraden) en omdat daarmee een duidelijk commercieel doel wordt gediend. De belangrijkste bron van inkomsten van de Raad van Beheer is immers de verkoop van stambomen.
De reclame wordt gepresenteerd als voorlichting van de Raad van Beheer, die beschouwd wordt als dé autoriteit op het gebied van rashonden. De reclame is misleidend omdat verzwegen wordt dat stamboomhonden veel erfelijke aandoeningen kennen. Deze erfelijke aandoeningen zijn inherent aan hondenrassen die zijn ontstaan door raszuiver fokken (inteelt) en/of omdat de honden gefokt worden om een onnatuurlijk uiterlijk te verkrijgen. Erfelijke aandoeningen komen veel vaker voor dan mag worden verwacht (namelijk bij meer dan 40% van alle jonge rashonden), hebben grote invloed op de gezondheid en het welzijn van de honden, zorgen voor veel verdriet bij de baasjes en kunnen hoge medische kosten met zich meebrengen. De reclame geeft de sterke indruk dat er alleen een stamboom wordt verstrekt als de ouderdieren voldoen aan allerlei voorwaarden voor de fok, terwijl iedere hond waarvan de ouderdieren een stamboom hebben, zelf ook een stamboom krijgt. Hoge inteeltpercentages of het niet volbrengen van medische testen vormen geen bezwaar voor het verkrijgen van een stamboom, Anders dan de reclame stelt, komt een stamboomhond vaak niet uit een goed nest en is deze lang niet altijd met zorg gefokt.
De reclame vergelijkt stamboomhonden met honden zonder stamboom (look-alikes), waarbij de voordelen van de stamboomhond volgens de reclame aanzienlijk zijn. Door de gesloten populatie neemt de inteelt bij stamboomhonden steeds verder toe. Voor al deze problemen wordt door de Raad van Beheer niet gewaarschuwd, ondanks dat hij zich ten zeerste bewust is van de zeer erbarmelijke toestand van veel hondenrassen. Wie het campagnemateriaal leest kan maar één conclusie trekken: het kopen van een stamboomhond is de enige verstandige keus, want de honden zijn gezond, het welzijn staat voorop, de fokkers worden gecontroleerd en inteelt wordt voorkomen. Deze conclusie is niet juist. Anders dan de reclame stelt, komt een stamboomhond vaak niet uit een goed nest en is deze lang niet altijd met zorg gefokt. Een stamboom is slechts een afstammingsbewijs, geen gezondheidsbewijs.
Wetenschappelijk staat helemaal niet vast dat stamboomhonden gezonder zijn, eerder het tegendeel, als het gaat om erfelijke aandoeningen, Bovendien scheert de reclame alle niet-stamboomhonden over één kam, look-alikes, kruisingen en rasloze honden (naturashonden). Naturashonden en (veel) kruisingen hebben gemiddeld minder erfelijke ziektes, De vergelijkende reclame negeert dit. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende stamboomhonden. Alle rassen zijn gezond volgens de reclame, terwijl er grote verschillen bestaan tussen de gezondste en minst gezonde rassen.
De reclame negeert de rol van de rashondenwereld c.q. de Raad van Beheer bij het ontstaan van de zieke hondenrassen, zoals het opzettelijk toepassen van inteelt, het negeren van hoge verwantschappen bij het fokken en het opleggen van rasstandaarden die de gezondheid van de rashonden aantasten. Deze rol wordt erkend in rapporten van de Raad van Beheer zelf, maar niet genoemd in de reclame. Dat de gezondheid van stamboomhonden ernstig in het geding is, wordt erkend door de Raad van Beheer.
De reclame-uitingen onthouden de consument essentiële informatie waardoor hij een aankoop doet die hij mogelijk anders niet zou doen, te weten de aankoop van een dure stamboomhond met een grote kans op erfelijke aandoeningen. De onvolledige en misleidende informatie is ook strijdig met een algemeen belang, namelijk dierenwelzijn. Overigens erkent de Raad van Beheer ook zelf dat de gezondheid van stamboomhonden ernstig in het geding is. De door de Raad van Beheer aangekondigde maatregelen, zoals het Fairfok plan dat dateert van 2014, overtuigen echter niet en kunnen pas op termijn soelaas bieden. De bestreden uitingen zijn in strijd met de artikelen 2, 3, 5, 7, 8 en 13 van de NRC.
Het verweer
Dit wordt als volgt samengevat.
De Raad van Beheer is een vereniging zonder commercieel doel. De belastingdienst heeft de Raad van Beheer de zogenoemde ANBI-status toegekend. Een stamboom is geen product dat aan willekeurig eenieder kan worden verkocht; het is een afstammingsbewijs dat slechts wordt verstrekt indien aan alle voorwaarden is voldaan. De Raad van Beheer heeft hierbij geen eigen financieel belang en daarmee rijst de vraag of de Raad van Beheer als “adverteerder” kan worden aangemerkt. De door Dier&Recht gewraakte campagne is niet meer dan een voorlichtingscampagne (die wordt gevoerd in het kader van het zogenoemde Fairfok plan). Bedoeld is een aspirant-hondeneigenaar beter te informeren over zijn keuze. Er is derhalve geen sprake van een reclame-uiting.
De Raad van Beheer streeft in samenwerking met allerlei wetenschappelijke organisaties al jaren naar verbetering van gezondheid en welzijn van rashonden. Ook wijst de Raad van Beheer er al vele jaren op dat extreme kenmerken of eigenschappen onwenselijk zijn. Dit is ook zo geformuleerd in het Fairfok plan. De stelling van Dier&Recht dat meer dan 40% van alle jonge rashonden een ernstige erfelijke aandoening heeft is niet onderbouwd en niet gebaseerd op afgebakende definities. Ook het uitgangspunt van de stelling dat erfelijke aandoeningen (alleen) worden veroorzaakt door inteelt en door het fokken op uiterlijk is onjuist. De Raad van Beheer erkent dat erfelijke aandoeningen bij rashonden meer voorkomen dan wenselijk is, maar er bestaat (nog) geen sluitend wetenschappelijk onderzoek waarin wordt bewezen dat rashonden “zieker” zijn dan andere honden.
Dier&Recht wil door middel van deze procedure haar mening opdringen dat rashonden niet uit een goed nest komen. Een mening is echter nog geen feit. Volgens Dier&Recht moet de Raad van Beheer een ander beleid voeren, waarbij Dier&Recht uit het oog verliest dat het Fairfok plan breed wordt gedragen. Een klacht bij de Reclame Code Commissie over het door de Raad van Beheer verstrekte voorlichtingsmateriaal is niet de aangewezen weg om een afwijkende mening kenbaar te maken. Noch in de folders noch op de website van de Raad van Beheer worden mededelingen gedaan die in strijd zijn met de waarheid of met het algemeen belang. De voorlichtingscampagne van de Raad van Beheer is er overigens niet op gericht om het kopen van een stamboomhond te promoten. Nergens in de folder staat “Koop een stamboomhond”. Ook bevat de campagne geen enkele claim of aanprijzing in die richting. Wie de folder goed leest, ziet dat de Raad van Beheer de essentiële kenmerken van een stamboomhond benoemt, en waarschuwt tegen pups uit illegale handel en broodfok.
Kern van de campagne is dat aan stamboomhonden eisen worden gesteld, terwijl dit bij niet-stamboomhonden niet mogelijk is. Zo worden stamboomhonden getest, gecontroleerd, gechipt, van een DNA-profiel voorzien en zijn de ouderdieren bekend, terwijl dit bij niet-stamboomhonden allemaal niet het geval is. Dier&Recht voert aan dat met de folder “waarschijnlijk wordt bedoeld dat de honden fysiek en mentaal gezond zijn”, maar dit is een magere grond om haar klacht op te baseren. Nergens vermeldt de Raad van Beheer dat stamboomhonden gezond zijn of gezonder dan niet-stamboomhonden.
Het oordeel van de Commissie
1) In de eerste plaats dient de vraag te worden beantwoord of de bestreden uitingen reclame in de zin van artikel 1 van de NRC zijn. De Commissie beantwoordt deze vraag ten aanzien van elke afzonderlijke uiting bevestigend. Het kiezen voor een stamboomhond wordt in de uitingen telkens en ook uitdrukkelijk aangeprezen door middel van woorden als “een hond uit een goed nest” en “met zorg gefokt”. Ook de verdere inhoud en strekking van de uitingen kan niet anders worden opgevat dan als een uitdrukkelijke aanprijzing van stamboomhonden ten opzichte van andere honden. Deze aanprijzing vindt plaats door de Raad van Beheer en ook mede ten behoeve van de Raad. De Raad van Beheer voert immers als statutair doel de stamboekhouding voor rashonden. Dit laatste is, anders dan Dier&Recht stelt, onvoldoende om te oordelen dat de Raad van Beheer een zelfstandig commercieel belang bij de onderhavige uitingen heeft. Dat neemt echter niet weg dat op grond van het voorgaande wel sprake is van reclame voor een denkbeeld in de zin van artikel 1 NRC, te weten het denkbeeld dat men bij de keuze voor een hond zou moeten kiezen voor een stamboomhond. De Commissie is om die reden bevoegd de uitingen te beoordelen en verwerpt op dit punt het andersluidende verweer van de Raad van Beheer.
2) Volgens Dier&Recht is de campagne van de Raad van Beheer (onder meer) oneerlijk en misleidend in de zin van de artikelen 7, 8 en 13 NRC. Kern van de klacht van Dier&Recht is in zoverre dat in de campagne wordt beweerd dat stamboomhonden (fysiek en mentaal) gezonder zijn dan andere honden, terwijl dit volgens haar niet zo is. Dier&Recht stelt verder dat de Raad van Beheer in de uitingen erop dient te wijzen dat stamboomhonden veel erfelijke aandoeningen hebben die inherent zijn aan raszuiver fokken en/of een onnatuurlijk uiterlijk. Volgens Dier&Recht betreft dit essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. De Raad van Beheer heeft deze stellingen gemotiveerd betwist. De Commissie oordeelt als volgt.
3) In de uitingen worden geen specifieke mededelingen gedaan over de gezondheid van stamboomhonden, niet in het algemeen en ook niet ten opzichte van andere honden. Wel wordt in de uitingen in algemene zin gesproken over stamboomhonden als “honden uit een goed nest”. De gemiddelde consument zal deze mededelingen naar het oordeel van de Commissie opvatten als een verwijzing naar een “goede” afstamming of de afstamming van “goede” ouders, in die zin dat de afstamming van een stamboomhond bepaalde voordelen biedt. Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument deze mededeling niet zo uitleggen dat bij stamboomhonden zich nooit problemen zullen voordoen die inherent zijn aan een bepaald ras. De gewraakte mededelingen zijn immers specifiek gericht op afstamming en niet op (de gezondheid van) bepaalde rassen. De folder verwijst ook verder niet naar het ontbreken van mogelijke schadelijke raskenmerken bij stamboomhonden, ook niet indien de mededelingen in hun onderling verband worden beschouwd. Van een misleidende suggestie dat schadelijke raskenmerken bij stamboomhonden ontbreken, is derhalve geen sprake. Dit impliceert dat hetgeen Dier&Recht stelt over schadelijke raskenmerken in dit kader buiten beschouwing blijft. De Commissie zal op dit punt uitsluitend beoordelen of de enkele verwijzing in de uitingen naar een afstamming die genetisch gezien voordelen biedt meebrengt dat in de uitingen sprake is van onjuiste en daardoor misleidende informatie.
4) Dier&Recht stelt dat dit laatste het geval is, omdat volgens haar meer dan 40% van alle jonge rashonden een (ernstige) erfelijke aandoening heeft. De Commissie acht het op grond van hetgeen Dier&Recht aanvoert aannemelijk dat het fokken binnen een gesloten populatie tot inteelt kan leiden waardoor erfelijke aandoeningen zich bij stamboomhonden relatief vaak zullen voordoen. Dit staat ook niet ter discussie. De Raad van Beheer attendeert hierop zelf in de onder a. bedoelde folder voor zover daarin staat: “Inteelt wordt gezien als veroorzaker van veel aandoeningen. Daarom zijn er regels om inteelt te beperken. Daaraan moet iedere stamboomfokker zich houden. Bij een stamboomhond kan de fokker via de stamboom controleren of de ouderdieren familie van elkaar zijn en er kans bestaat op doorfokken. Een stamboompup wordt dus met veel zorg gefokt.” Ook staat in deze folder: “Er zijn regels en er is aandacht voor inteelt”. Deze teksten staan ook op de onder c. bedoelde pagina’s van de website van de Raad van Beheer. De onder b. bedoelde folder is in feite niets anders dan een verwijzing naar die website. Ook de onder d. bedoelde radiocommercial verwijst naar die website. De uitingen sub b. en d. zijn gezien hun summiere aard onvoldoende geschikt om daarin reeds de hiervoor bedoelde informatie over inteelt op te nemen. Deze informatie volgt blijkens het voorgaande wel uit de uitingen waarnaar in de uitingen sub c. en d. uitdrukkelijk wordt verwezen.
5) Naar het oordeel van de Commissie heeft de Raad van Beheer op de hiervoor omschreven wijze de gemiddelde consument voldoende geïnformeerd over de mogelijkheid van inteelt en het feit dat bij stamboomhonden regels gelden om inteelt te beperken. Dat deze regels (dienen te) worden nageleefd staat niet ter discussie. In zoverre kan worden gezegd dat de afstamming als stamboomhond erfelijk gezien een bepaald voordeel biedt en welk voordeel het betreft. Daarnaast worden in de uitingen andere voordelen genoemd of daarnaar verwezen. Het betreft de gedeelten van de gewraakte uitingen met betrekking tot “De 12 voordelen van een stamboomhond op een rij”. Uitgaande van de uitingen zoals de gemiddelde consument die zal uitleggen, kan niet worden gezegd dat de bestreden mededeling die inhouden of verwijzen naar “honden uit een goed nest” onjuist of misleidend zijn.
6) Vervolgens dient beoordeeld te worden of de gewraakte uitingen misleidend zijn wegens het ontbreken van essentiële informatie, in dit geval informatie over beweerdelijke schadelijke raskenmerken of mededelingen die inhouden dat stamboomhonden (mogelijk) meer lichamelijke gebreken hebben dan andere honden. In dat kader is van belang dat de uitingen onmiskenbaar niet zijn bedoeld als onafhankelijke informatie, maar strekken ter aanprijzing van stamboomhonden in het algemeen door de Raad van Beheer. In de folders sub a. en sub b. staat ook dat deze deel uitmaken van een campagne die het initiatief is van de Raad van Beheer. De onder c. en d. bedoelde uitingen laten hierover ook geen twijfel bestaan. De gemiddelde consument zal om die reden rekening houden met het feit dat de mededelingen eenzijdig van aard zijn en dat geen sprake is van informatie met een objectief karakter die is bedoeld om de consument volledig en evenwichtig te informeren.
7) Overigens is niet duidelijk geworden hoe het percentage stamboomhonden met lichamelijke gebreken (inclusief schadelijke raskenmerken) zich in het algemeen verhoudt tot andere honden. Derhalve kan niet worden aangenomen dat dit percentage veel hoger is dan dat bij andere honden. De Commissie merkt daarbij op dat uit het door Dier&Recht als productie 4 overgelegde onderzoeksrapport van de Universiteit Utrecht blijkt dat het percentage niet-stamboomhonden (‘look a-likes’) met erfelijke aandoeningen 31% bedraagt, hetgeen een aanzienlijk percentage is en niet veel lager is dan het door Dier&Recht gestelde percentage van 40% erfelijke aandoeningen bij stamboomhonden, welk percentage is ontleend aan een onderzoek waarnaar de Raad van Beheer verwijst in het ‘Fairfok’ projectplan dat Dier&Recht als productie 6 heeft overgelegd. Om deze reden en hetgeen hiervoor onder 6) is vermeld, kan niet worden geoordeeld dat in de uitingen essentiële informatie ontbreekt omdat daarin niet met zoveel woorden melding wordt gemaakt van schadelijke raskenmerken of erfelijke lichamelijke aandoeningen.
8) Het voorgaande voert tot de conclusie dat geen sprake is van misleiding in de zin van de artikelen 7 en 8 NRC. Van onjuiste informatie is geen sprake terwijl evenmin kan worden gezegd dat in de uitingen essentiële informatie ontbreekt. Tevens impliceert dit oordeel dat geen sprake is van misleidende reclame in de zin van artikel 13 aanhef onder a NRC of van handelen in strijd met de waarheid als bedoeld in artikel 2 NRC. Tot slot bestaat op grond an hetgeen hiervoor is overwogen geen aanleiding om de uitingen in strijd met de artikelen 3 of 5 NRC te achten. Het door Dier&Recht nagestreefde belang rechtvaardigt in dit geval ook overigens niet dat de Raad van Beheer het recht zou moeten worden ontzegd op de onderhavige wijze haar mening over stamboomhonden aan te prijzen.
9) Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.
De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.