De bestreden uitingen (in de definitieve versie van de klacht)
Het betreft de volgende vijf uitingen in de vorm van vraag en antwoord op de website van het Dolfinarium, meer specifiek de pagina https://www.dolfinarium.nl/over/feiten-fabels:
1) Onder de kop “Herkomst dolfijnen”:
“Waar komen de dieren uit het Dolfinarium in Harderwijk vandaan?
(…)
Er zijn nooit wilde dolfijnen vanuit de Japanse drijfjachten ingevoerd in Europa. Het Dolfinarium veroordeelt deze drijfjachten scherp en neemt daar afstand van. Dat is de reden waarom wij actief meewerken aan het internationale fokprogramma vanuit de EEP (Endangered species Program).
(…)”
2) Onder de kop “Dierenwelzijn”:
“Hebben de dieren het goed in het Dolfinarium en hoe kun je het dierenwelzijnsniveau van de dieren in het Dolfinarium bepalen?
Bij het beantwoorden van deze vraag is het belangrijk om vanuit het oogpunt van het dier te kijken. Het ‘welzijn’ van zeezoogdieren, wordt o.a. bepaald door:
de aanwezigheid van voldoende voedsel;
de afwezigheid van bedreigingen;
het leven in groepen waarbij zeezoogdieren sociaal, dus ook met elkaar bezig zijn.
In het Dolfinarium zijn alle bovenstaande punten van toepassing en we kunnen dan ook stellen dat de dieren op het Dolfinarium in goede omstandigheden leven waarbij hun welzijn is gewaarborgd.
(…)”
3) Onder de kop “Herkomst dolfijnen”:
“In het wild leven dolfijnen in complexe familiebanden. Hoe zit dat in het Dolfinarium?
(…)
Ook in het Dolfinarium leven complete families. Toch verhuizen er wel eens dolfijnen naar andere parken. Dit gebeurt echter op een zeer zorgvuldige manier. Daarbij is het belangrijk om te weten dat een verhuizing van een dier is niet negatief is voor een dier. Het is vaak ook een uitdaging voor de nieuweling en de groep waarin hij of zij terecht komt.
(…)”
4) Onder de kop “Leefomgeving”:
“Hebben de dolfijnen voldoende ruimte in het Dolfinarium?
Het besloten leefgebied van de doflijnen in het Dolfinarium is voor dolfijnen geen probleem zolang hun veiligheid en gezondheid gewaarborgd zijn.
(…)
We zien dat bijvoorbeeld bij residentie- of kustdolfijnen. Deze groepen dolfijnen leven in het ondiepe gebied voor de kust, vaak met een maximale diepte van 3 tot 5 meter, en verlaten het gebied niet.
Het zwemmen in de natuur is gerelateerd aan het zoeken naar voedsel, socialisatie, vluchten voor natuurlijke vijanden of bedreigingen veroorzaakt door de mens. Een overtuigend bewijs daarvan is bijvoorbeeld de aanwezigheid van een grote groep kustdolfijnen in Sarasota Bay, die in een natuurlijke baai voor de kust van Florida in Amerika leeft. De dolfijnen verblijven daar in ondiep water, en blijven in dat leefgebied omdat deze baai zeer rijk is aan vis. Hierdoor hoeven ze geen kilometerafstanden te zwemmen om hun voedsel te zoeken.
(…)”
5) Onder de kop “Leefomgeving”:
“Wat is het leefgebied van een dolfijn?
(…)
Het zwemmen in de natuur is vooral gerelateerd aan het zoeken naar voedsel, socialisatie, vluchten voor natuurlijke vijanden of bedreigingen veroorzaakt door de mens. Het leefgebied hangt af van:
De beschikbaarheid van voedsel
De afwezigheid van vijanden
De aanwezigheid van geschikte voortplantingskandidaten
Indien er aan bovenstaande criteria wordt voldaan is er voor de groep dolfijnen geen reden om van leefgebied te veranderen en daarvoor grotere afstanden in zee af te leggen. ”
Samenvatting van de klacht
Klager acht bovengenoemde uitingen misleidend omdat deze onterecht een positief beeld van verweerder en het park schetsen. Klager voert daartoe het volgende aan, verkort en zakelijk weergegeven:
Ad uiting 1)
Er zijn sinds 1980 in meerdere gevallen dolfijnen in Europa ingevoerd die afkomstig zijn van Japanse drijfjachten. Verweerder heeft zelf ook drie dolfijnen gehad die afkomstig waren uit Japanse drijfjachten. Tevens fokt verweerder sinds 2017 geen dolfijnen meer, waardoor er van actieve deelname aan het EEP fokprogramma geen sprake is. Verder maakt verweerder geen deel uit van het EAZA (European Association of Zoos and Aquaria) waardoor zij niet kan deelnemen aan dit fokprogramma. Door deze onjuistheden krijgen bezoekers ten onrechte een positief beeld over de industrie rondom dolfijnen in gevangenschap.
Ad uiting 2)
De stelling dat “de dieren op het Dolfinarium in goede omstandigheden leven waarbij hun welzijn is gewaarborgd’’ is te stellig en wordt ten onrechte gepresenteerd als een feit. De Visitatiecommissie Dierentuinen heeft in 2019 meerdere verbeterpunten afgesproken met verweerder over enkele dierverblijven die nog niet zijn geïmplementeerd. Zodoende leven meerdere dieren momenteel niet in goede omstandigheden. Verder zijn tal van wetenschappers van mening dat dolfijnen niet geschikt zijn om in gevangenschap te houden. De webpagina schetst een té rooskleurig beeld voor consumenten.
Ad uiting 3)
Er kan niet met zekerheid gesteld worden dat een gedwongen verhuizing niet negatief is voor een dier. Verweerder kan namelijk niet bij voorbaat weten hoe een verhuizing uitpakt.
Ad uiting 4)
Er zijn meer factoren dan veiligheid en gezondheid van belang om te kunnen bepalen of het besloten leefgebied van de dolfijnen in het Dolfinarium niet problematisch is. Nu bijvoorbeeld ook de grootte van het verblijf van belang is, kan verweerder niet alleen op basis van de veiligheid en de gezondheid van de dieren stellen dat het besloten leefgebied geen probleem is. Verder gaat de vergelijking tussen de habitat en het gedrag van de dolfijnen in Sarasota Bay en de dolfijnen in het Dolfinarium niet op.
Ad uiting 5)
Er bestaan meer redenen voor dolfijnen om te migreren dan alleen de drie redenen die verweerder noemt, zoals bijvoorbeeld klimaat of wijzigingen in de groepsstructuur. Doordat het Dolfinarium aan de drie genoemde voorwaarden voldoet, wekt deze uiting de indruk dat dolfijnen niet altijd veel ruimte nodig hebben, wat misleidend is.
Samenvatting van het verweer
Verweerder stelt in zijn algemeenheid dat de bestreden uitingen geen reclame-uitingen zijn, maar dienen ter informatieverstrekking. Het gaat hier om aanvullende informatievoorziening, gebaseerd op wettenschappelijke kennis, die is gericht op bezoekers met vragen over het park en zijn dieren. Meer specifiek voert verweerder het volgende aan ten aanzien van de bestreden uitingen:
Ad uiting 1)
Door een fout was de zin “Er zijn na 1980 geen wilde dolfijnen vanuit de Japanse drijfjachten meer ingevoerd” verwijderd uit de uiting. Deze zinsnede is wel juist en is na ontvangst van de klacht weer toegevoegd aan de uiting. Met betrekking tot de klacht dat verweerder niet meer actief deelneemt aan het EEP fokprogramma nu zij is gestopt met fokken, stelt verweerder dat zij de EEP voortplantingstop voor dolfijnen volgt. Verder is er regelmatig contact met de EEP coördinator voor dolfijnen. Op deze wijze wordt er dus actief meegewerkt aan het fokprogramma. Verder is het onjuist dat je EAZA lid moet zijn om EEP lid te zijn.
Ad uiting 2)
Het enkele feit dat er verblijven zijn die aanpassing behoeven betekent niet dat het dierenwelzijn in het geding is. Verder zijn er meer factoren dan alleen de verblijfgrootte van belang, zoals bijvoorbeeld cognitieve stimulatie, zorgkwaliteit en medische toestand. Op de website staat dat dierenwelzijn wordt getoetst aan deze en andere criteria uit diverse wetenschappelijke studies. Verder blijkt uit het rapport van de Visitatiecommissie Dierentuinen dat het niveau van dierverzorging en -training hoog is. De conclusie die klager trekt uit het rapport van de Visitatiecommissie Dierentuinen is dan ook onjuist.
Ad uiting 3)
Het uitlichten van een zin over de verhuizing van een dier gaat voorbij aan de context van de uiting. De uitgelichte zin is niet bedoeld als algemene bewering over het transport van dolfijnen, maar als toelichting op de situatie nadat een dier succesvol is geïntroduceerd in een nieuwe groep. Verplaatsing van dieren is onderdeel van verantwoorde dierverzorging in dierentuinen en kan van belang zijn voor het algehele welzijn van de dieren.
Ad uiting 4)
Verweerder erkent dat het verblijf niet gelijkwaardig is aan de natuurlijke habitat van dolfijnen. Dolfijnen zwemmen in het Dolfinarium echter de hele dag en er wordt voor gezorgd dat de dolfijnen voldoende ruimte hebben om aan hun (mentale) gedragsbehoeften te voldoen. Het is dus onjuist om te stellen dat de dieren in het Dolfinarium minder beweging hebben dan hun wilde soortgenoten.
Ad uiting 5)
De informatie in de uiting over de redenen waarom dolfijnen in het wild migreren is gebaseerd op algemeen geaccepteerde kennis over dolfijnengedrag. Terwijl het waar is dat dolfijnen om diverse redenen kunnen migreren, zoals klimaatveranderingen of wijzigingen in de groepsstructuur, zijn de meest voorkomende en primaire redenen voor hun beweging in het wild genoemd op de webpagina.
Het oordeel van de voorzitter
1. De klacht betreft uitingen op de pagina ‘Feiten en Fabels’ op de website van het Dolfinarium, waarin volgens klager door onjuiste en onvolledige informatie een te positief en daardoor misleidend beeld wordt geschetst. Gelet op het primaire verweer dat de uitingen alleen dienen tot het verstrekken van informatie, moet in de eerste plaats worden beoordeeld of de bestreden uitingen kunnen worden aangemerkt als reclame in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Hierbij moeten de uitingen in hun geheel en in de context van de overige mededelingen op de webpagina worden bezien. De uitingen bevatten weliswaar informatie over dolfijnen in zijn algemeenheid, maar dienen er onmiskenbaar (mede) toe om interesse te wekken voor de werkwijze van verweerder en een bezoek aan het Dolfinarium. Bovendien biedt de betreffende webpagina middels een knop de mogelijkheid om tickets te kopen voor het Dolfinarium. Om die redenen zijn de uitingen meer dan louter informatieve berichten over dolfijnen, en worden de uitingen beschouwd als reclame voor verweerder en haar park als bedoeld in artikel 1 NRC. De voorzitter is bevoegd deze uitingen te beoordelen.
2. Ten aanzien van uiting 1 stelt klager in de eerste plaats dat de mededeling “Er zijn nooit wilde dolfijnen vanuit de Japanse drijfjachten ingevoerd in Europa’’ onjuist is. Deze klacht slaagt. Verweerder heeft meegedeeld dat de wel juiste bewering “Er zijn na 1980 geen wilde dolfijnen vanuit de Japanse drijfjachten meer ingevoerd” door een fout (tijdelijk) was weggevallen. Dit betekent dat deze uiting gepaard gaat met onjuiste informatie. Omdat de gemiddelde consument door het te rooskleurig afgeschilderde beeld over de herkomst van de dolfijnen ertoe kan worden gebracht een besluit over een transactie – een bezoek aan het Dolfinarium – te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 NRC en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Nu verweerder stelt de uiting te hebben gecorrigeerd, wordt de aanbeveling om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken gedaan voor zover nodig.
3. Voor zover klagers bezwaar tegen uiting 1 met daarin de mededeling “Dat is de reden waarom wij actief meewerken aan het internationale fokprogramma vanuit de EEP (Endangered species Program)’’, slaagt de klacht niet. Verweerder heeft voldoende onderbouwd dat zij meewerkt aan dit programma, ondanks dat sprake is van een fokstop in het EEP programma. Het feit dat zij geen EAZA lid is doet hier niet aan af, nu dit blijkens het gevoerde verweer niet is vereist voor deelname aan het EEP programma.
4. Met betrekking tot de klachten over de bestreden uitingen 2, 4 en 5 verwijst de voorzitter naar de beslissing van de Reclame Code Commissie van 13 april 2022 (dossier 2021/00585) ten aanzien van vergelijkbare uitingen. In deze uitspraak zijn de bestreden uitingen niet misleidend geacht, nu voldoende duidelijk bleek dat in de uitingen geen vaststaande feiten maar de visie van Dolfinarium werd weergegeven en dat werd voldaan aan de destijds voor Dolfinarium geldende regelgeving. Voorts oordeelde de Commissie dat aanpassingen die in de toekomst nodig mochten blijken alsmede de discussie over de wenselijkheid van het houden van dieren in dolfinaria niet betekende dat de uitingen misleidend waren. De voorzitter oordeelt dat de door klager in de onderhavige zaak aangevoerde argumenten niet meebrengen dat thans anders moet worden beslist. De klachten tegen de uitingen 2, 4 en 5 slagen zodoende niet.
5. De klacht ten aanzien van uiting 3) is gericht tegen de specifieke zin “Daarbij is het belangrijk om te weten dat een verhuizing van een dier] niet negatief [is voor een dier’’. De kern van de klacht is dat niet met zekerheid gesteld kan worden dat een verhuizing niet negatief is voor een dier en dat bezoekers door deze zin onterecht gerustgesteld worden ten aanzien van het gedwongen verhuizen van dieren. Deze klacht slaagt niet. Uit de context van de bestreden zin, die bij de beoordeling betrokken dient te worden, wordt duidelijk dat het verhuizen van een dier zorgvuldig gebeurt en dat het dier hierop wordt voorbereid door zijn verzorger. Ook tijdens het transport en na aankomst wordt het dier begeleid. Verder wordt aangegeven dat een verhuizing een uitdaging is ten aanzien van de integratie van een dier in een nieuwe groep. Deze context, alsmede het gevoerde verweer dat het verhuizen van dieren noodzakelijk kan zijn om hun welzijn te garanderen, maakt voldoende aannemelijk dat het verhuizen van dieren niet negatief is voor het algehele welzijn van een dier. Los daarvan valt niet in te zien dat de hier bedoelde mededeling wezenlijk van invloed zal zijn op de beslissing van de gemiddelde consument om het Dolfinarium te bezoeken, zodat ook om die reden de uiting op dit punt niet misleidend kan worden geacht.
De beslissing van de voorzitter
Op grond van hetgeen onder randnummer 2) is vermeld, acht de voorzitter het daar bedoelde gedeelte van reclame-uiting 1) in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. In zoverre beveelt hij verweerder – voor zover nodig – aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige wijst hij de klacht af.