a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Dossiernr:

2024/00211

Datum:

24-10-2024

Uitspraak:

Afwijzing

Product/dienst:

Vervoer

Motivatie:

Bijzondere Reclamecode

Medium:

Audiovisuele Mediadiensten

De bestreden reclame-uitingen

Het betreft de volgende drie uitingen:

1.

Een video te zien via Google. De video toont een raceauto van het Aston Martin Formule 1 team en beelden van Formule 1-races in verschillende tijdperken. Intussen zegt de voice-over:

“How can we drive progress on the track and on the road? Progress is a race that has no end. After every finish line another challenge awaits. How can we continue to push innovation in a sport in the forefront of technology?”.

Vervolgens zegt de voice-over, bij beelden van een Formule 1-racewagen van het hedendaagse Aston Martin Team:

“This is how. Discover how Aramco and the Aston Martin Formula 1 team aim to meet Formula 1 sustainable fuel targets. Aramco, powered by how”.

Tot slot is te lezen:

“aramco

 powered by how

 aramco.com/poweredbyhow”.

2.

Een video, te zien via Instagram. Bij beelden van een Aston Martin Formule 1 auto wordt gezegd: “Answers aren’t always straightforward. Sometimes just getting to one involves a few twists and turns. Maybe that’s why so few of us go down this road; much easier to just stay in our lane, never wondering ‘why’, never questioning ‘when’, never asking ‘how’. But then if no one asked questions, where would that get us? Our world is driven by questions and the people who ask them, people who know that the harder the question, the more likely we are to arrive at a potentially groundbreaking solution. Questions like how can we develop lighter, more durable components?. How can we pioneer fuel that could lower emissions? How can we help with global net zero targets? Sure, there are easier paths to take, simpler questions to answer. But no one ever got anywhere just following everyone else. Introducing the Aston Martin Aramco Formula One Team”.

3.

Een video op een ‘partner content’ pagina van de website van Financial Times (FT). Deze uiting bevat teksten, uitgesproken door een voice-over, door Saudi Aramco’s Chief Transport Technologist, [naam] (hierna: “A.”) en door Formule 1’s Chief Technology Officer, [naam] (hierna: “S.”), als volgt:      

Voice over: “The world is about to witness a rapid rise in alternative powerrains, as countries transition to a net zero future, and this was reflected in the Glasgow Climate Pact signed at the COP26 summit. However, internal combustion engines are still expected to power 80 to 90% of the global road vehicle fleet in 2030. Improving existing engine and fuel technology therefore has an important role to play in reducing transport emissions”.

A: “There is no silver bullet to address the challenges of future mobility. Now while electric vehicles have a role to play, they are only as clean as the electricity used to charge them. This is hardly zero emissions”.

Voice over: “Aramco believes it’s time to concentrate efforts on trying to make vehicles more carbon efficient and is exploring potential solutions such as mobile carbon capture, where vehicle emissions are captured and stored on board”

A: “The latest variant of our mobile carbon capture technology can capture up to 40% of CO2 emitted from a vehicle’s exhaust. We have done that on a class eight heavy duty truck vehicle.

Voice-over: “Aramco’s ambition to finding tangible emissions solutions for road vehicles really comes to the fore in its partnership with Formula 1. It’s become F1’s sixth global sponsor and has also partnered with the Aston Martin F1 Team to help the team meet Formula 1’s sustainable fuels goal as well as the develop fuel efficient engine technologies for road vehicles and more efficient hybrid engines in motorsport”.

S: “Aramco, in my experience, are incredibly far-sighted. So they really have joined our journey to decarbonisation of our sport. They’re doing some incredible work on engine efficiency so that whatever fuel is in an engine, that you’re using less of it”.

Voice-over “And developing engine technology has to be the driver if the world really wants to face the current environmental issues, head on”.

S: “That’s why we believe in sustainable fuels, in low carbon fuels, because if we can make fuel that is a true drop-in fuel – in other words a fuel that can be used in any one of those billion vehicles throughout there – then we really do start to tackle the CO2 problem”.

 

Samenvatting van de klacht

 
Met betrekking tot de verschillende uitingen hebben klagers, mede in antwoord op de e-mail van 29 februari 2024 van het secretariaat van de Stichting Reclame Code (SRC), de hierna genoemde  bezwaren naar voren gebracht. Voornoemde e-mail van SRC bevatte onder meer het verzoek om te vermelden waarom de bestreden uitingen zich naar de mening van klagers richten op het Nederlandse publiek.   
 
Ad 1.
Het betreft een betaalde reclamevideo van Saudi Aramco (hierna: “Aramco”) (hierna: “video”).
Uit het Google Centrum voor advertentietransparantie blijkt dat Aramco heeft betaald om deze video specifiek te laten zien aan Nederlandse gebruikers van Google. Dat de video Engelstalig is, doet daar niet aan af. Verwezen wordt naar een desbetreffend in de klacht opgenomen screenshot. De advertentie is 4000-5000 keer getoond aan Nederlandse kijkers, in de periode van 19 oktober tot en met 29 november 2023.
 
De video moedigt kijkers aan om de website van Aramco te bekijken, waar haar partnerschap met Aston Martin wordt toegelicht. Op die website staan verschillende milieuclaims, waaronder: ‘The aim – to produce cars powered entirely by sustainable fuels by 2025 and achieve net zero as a sport by 2030.’
 
De klacht gaat over “deze specifieke claims” van Aramco, aldus klagers, waarna zij stellen dat:
a.
deze milieu- en duurzaamheidsclaims materiële omissies bevatten over de kernactiviteiten van Aramco op het gebied van fossiele brandstoffen (verwezen wordt naar punt 3.1 van de brief van 19 februari 2024, opgenomen als bijlage bij het online klachtenformulier van (eveneens) 19 februari 2024 (hierna: “de brief”));
b.
de verwijzing in de video naar “duurzame brandstoffen” niet vergezeld gaat van een definitie van dit begrip, waardoor voor het publiek onduidelijk is wat hiermee wordt bedoeld. Daarbij is vooral belangrijk dat niet wordt uitgelegd waarom deze brandstoffen ‘duurzaam’ zouden zijn (verwezen wordt naar punt 3.2 van de brief);
c.
op de webpagina (waar de video naar verwijst) bovendien de termen “geavanceerde brandstoffen”, “synthetische brandstoffen” en “e-brandstoffen” worden gebruikt. Ook deze termen gaan niet vergezeld van een definitie van dit begrip, waardoor ook deze termen onduidelijk zijn voor het publiek;
d.
Aramco het misleidende idee brengt over dat F1-raceauto’s momenteel -ten minste gedeeltelijk- worden aangedreven door duurzame brandstoffen (verwezen wordt naar punt 3.4 van de brief);
e.
zelfs als de zogenaamde duurzame brandstoffen een realiteit zouden zijn, Aramco de bijdrage van dergelijke brandstoffen aan het koolstofvrij maken van de F1 overschat, aangezien de uitstoot van de motor slechts 0,7% van de totale gerapporteerde uitstoot van de F1 uitmaakt (verwezen wordt naar punt 3.4 van de brief).
 
Bovenbedoelde claims zijn in strijd met artikel 7 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) in verbinding met de artikelen 8.1 en 8.2 NRC en met de artikelen 3.1, 3.2 en 5 van de Code voor Duurzaamheidsreclame (CDR).
 
Ad 2.
Dit betreft een betaalde reclamevideo (hierna: “video”) naar aanleiding van een sponsordeal tussen Aramco en Aston Martin Formule 1-team.
Volgens de Meta advertentiebibliotheek is deze video twee periodes aan gebruikers in Nederland getoond, via Instagram (dochterbedrijf van Meta), namelijk ruim 60.000 keer van 24 december 2023 tot en met 1 januari 2024, en bijna 30.000 keer van 5 januari tot en met 18 januari 2024. Daaruit blijkt dat Aramco het Nederlandse publiek specifiek heeft ‘ingesloten’ bij het bepalen van haar targets. Dat de video Engelstalig is, doet daar niet aan af. Verwezen wordt naar een desbetreffend in de klacht opgenomen screenshot.
 
De klacht gaat over “deze specifieke claims” van Aramco, aldus klagers, waarna zij stellen dat:
a.
de milieu- en duurzaamheidsclaims materiële omissies bevatten over de kernactiviteiten van Aramco op het gebied van fossiele brandstoffen (verwezen wordt naar punt 3.1 van de brief);
b.
de verwijzing in de video naar “sustainable fuels” en “advanced fuels” niet vergezeld gaat van een definitie van deze begrippen, waardoor een en ander onduidelijk is voor het doelpubliek (verwezen wordt naar punt 3.2 van de brief);
c.
de verwijzing naar de “bevordering van nieuwe mobiliteitsoplossingen” impliceert dat onderzoeks- en ontwikkelingsinspanningen in de context van F1 de bredere transportsectoren zouden kunnen ondersteunen, tegen de huidige wetenschappelijke consensus in (zie de IPCC-aanbevelingen (IPPC: Integrated Pollution Prevention and Control) vermeld in punt 3.3 van de brief);
d.
de video het misleidende idee wekt dat F1-raceauto’s momenteel – ten minste gedeeltelijk – worden aangedreven door duurzame brandstoffen, zonder enige wezenlijke onderbouwing (verwezen wordt naar punt 3.4 van de brief).
 
Bovenbedoelde claims zijn in strijd met artikel 7 NRC in verbinding met de artikelen 8.1 en 8.2 NRC en met de artikelen 3.1, 3.2, 4 en 5 CDR.
 
Ad 3.
In een bijschrift bij deze video wordt duidelijk dat FT en Aramco coauteurs zijn van de video  advertentie: ‘This advertisement has been produced by the Commercial department of the Financial Times on behalf of Aramco’.  De video is vertoond op een speciale ‘partner content’ pagina van de website van de FT. De video op deze openbaar toegankelijke pagina wordt onder meer aan de Nederlandse bezoekers en abonnees getoond. Inmiddels heeft FT deze pagina offline gehaald. De video is nog wel te raadplegen via de YouTube-pagina van FT.
 
In tegenstelling tot reclames die via Google en Instagram worden getoond, deelt FT geen statistieken over het aantal keer dat de reclames per land zijn bekeken, maar de onderhavige video was zichtbaar voor alle lezers van de FT-website en kijkers van het FT YouTube kanaal, ongeacht of ze abonnee waren. Omdat de reclame zich daarmee mede richt op het Nederlandse publiek, moeten Aramco en FT zich houden aan de NRC, voor dit deel van hun campagne.
 
Dit laatste is van belang, aldus klagers, omdat in het vestigingsland van FT (het Verenigd Koninkrijk) andere (en wat duurzaamheid betreft minder strenge) reclameregels gelden dan in Nederland. Binnen die context bestaat er dus een kans dat de Britse toezichthouder (ASA) zich niet uitspreekt, terwijl Aramco en FT wel Nederlandse regels overtreden. Daarmee komt de bescherming van Nederlandse burgers tegen misleidende reclame in gevaar. Daarom zou de Commissie zich over de video moeten buigen.
 
De klacht gaat over “deze specifieke claims” van Aramco/FT, aldus klagers, waarna zij stellen dat:
a.
deze milieu- en duurzaamheidsclaims materiële omissies bevatten over de kernactiviteiten van Aramco op het gebied van fossiele brandstoffen (verwezen wordt naar punt 3.1 van de brief);
b.
de verwijzingen in de video naar “duurzame brandstoffen”, “koolstofarme brandstoffen”
en “drop-in brandstoffen” niet vergezeld gaan van een definitie van deze begrippen, waardoor zij onduidelijk zijn voor het doelpubliek (verwezen wordt naar punt 3.2 van de brief);
c.
de video desinformatie verspreidt over de rol van “geavanceerde brandstoffen” bij het
koolstofvrij maken van de transportsector (verwezen wordt naar punt 3.3 van de brief), immers:
? De video bevat geen informatie over de bestanddelen van de zogenaamde “sustainable fuels”;
? In de video wordt voorbijgegaan aan de slechte staat van dienst van e-fuels/synthetische brandstoffen wat betreft energie-intensiteit, zeker in vergelijking met elektrische voertuigen;
? De video gaat voorbij aan de negatieve effecten van dergelijke ‘geavanceerde brandstoffen’ op de luchtvervuiling en uiteindelijk op de gezondheid en het leven van de mens;
? De video geeft een verkeerd beeld van de wetenschappelijke consensus over de toekomst van ‘road transportation’. Volgens het IPCC berust deze toekomst op elektrische en actieve mobiliteit, niet op de ontwikkeling van synthetische brandstoffen.
 
Bovenbedoelde claims zijn in strijd met artikel 7 NRC in verbinding met de artikelen 8.1, 8.2 en 8.3 NRC en met de artikelen 3.1, 3.2 en 5 en 7 CDR.
 

Samenvatting van het verweer

De klacht is gemotiveerd weersproken. Daarbij is onder meer het standpunt ingenomen dat de Commissie niet bevoegd is om de bestreden uitingen te beoordelen. Op het verweer zal -voor zover nodig- worden teruggekomen in het oordeel.

 

De mondelinge behandeling

Het standpunt van klagers is nader toegelicht aan de hand van een overgelegde pleitnota. Voor zover nodig wordt op hetgeen ter zitting aan de orde is gekomen, ingegaan in het oordeel van de Commissie.  

 

Het oordeel van de Commissie   

1.

De Commissie stelt voorop dat de klacht zo wordt opgevat dat deze beperkt is tot de 3 video’s, zoals deze namens klagers bij e-mail van 28 mei 2024 door middel van een link aan de Stichting Reclame Code zijn toegezonden en die hierboven onder “De bestreden uitingen” zijn omschreven.

Verder geldt ten aanzien van video 1 het volgende. Aan het slot daarvan is, zoals hierboven omschreven, te lezen:

“aramco

 powered by how

 aramco.com/poweredbyhow”,

Deze hier opgenomen verwijzing naar de website van Aramco betekent nog niet dat de klacht wordt opgevat in die zin dat deze mede is gericht tegen de inhoud van deze website. In de klacht wordt onder meer bezwaar gemaakt tegen “milieuclaims” die volgens klagers op deze website staan, maar door klagers zijn geen desbetreffende afdrukken van de website overgelegd. Hierdoor kan de Commissie geen kennis nemen van de (precieze) inhoud van de website en reeds daarom zal de Commissie niet verder ingaan op klagers stellingen over milieuclaims op de website.

Verder stelt de Commissie vast dat een aantal zinsneden, waartegen klager in verband met video 2 bezwaar maakt, niet in de tekst van deze video voorkomen. Het betreft hier de hierboven in de klacht onder Ad 2 onder b en c genoemde zinsneden: “sustainable fuels” en “advanced fuels” respectievelijk “bevordering van nieuwe mobiliteitsoplossingen”.

2.

Voor wat betreft de drie bestreden video’s dient, gelet op de inhoud van het verweer, allereerst de vraag te worden beantwoord of de Commissie bevoegd is om deze -in de Engelse taal gestelde- uitingen inhoudelijk te beoordelen. Wat dit betreft stelt zij ten eerste vast dat er in dit geval geen sprake is van een klacht die in het kader van de procedure voor grensoverschrijdende reclame van de European Advertising Standards Alliance (EASA) ter behandeling aan haar is doorgezonden. Verder acht de Commissie de volgende bepalingen (a en b) relevant:

a.

Artikel 1 van het “Reglement betreffende de Reclame Code Commissie en het College van Beroep, welke colleges zijn ingesteld ingevolge artikel 2 lid 2 van de Statuten van de Stichting Reclame Code”.

Deze bepaling luidt:

“De Reclame Code Commissie heeft tot taak te beoordelen of reclame wordt gemaakt in overeenstemming met de bepalingen van de Nederlandse Reclame Code (hierna: NRC)”.

 

b.

Artikel 2 van de Statuten van de Stichting Reclame Code.

Artikel 2 lid 1 van de statuten luidt:

“De stichting heeft ten doel:

  a. te bevorderen dat het maken van reclame in Nederland op een verantwoorde wijze geschiedt;

  b. het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin  verband          houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn”.

Artikel 2 lid 2 van de statuten luidt:

“De stichting tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door:

  a. het opstellen van regels die bij het maken van reclame in acht dienen te worden genomen,                    genaamd de Nederlandse Reclame Code (“NRC”);

  b. het doen controleren van de naleving van de NRC door de Reclame Code Commissie en in appèl          door het College van Beroep;

 c.  alle overige wettelijke middelen”.

Bij de beantwoording van de vraag of de Commissie bevoegd is om een reclame-uiting inhoudelijk te beoordelen ofwel te toetsen aan de NRC, indien -zoals in dit geval- er geen sprake is van een klacht die in het kader van de procedure voor grensoverschrijdende reclame ter behandeling is doorgezonden, onderzoekt de Commissie, gelet op bovengenoemde bepalingen, of er voldoende aanknopingspunten zijn om te oordelen dat de betreffende uiting specifiek op Nederland en/of de Nederlandse consument is gericht. Over de verschillende bestreden uitingen oordeelt de Commissie wat dit betreft als volgt.

3.

Video 1.

Volgens klagers heeft Aramco betaald om deze video specifiek te laten zien aan Nederlandse gebruikers van Google. Ter onderbouwing van deze stelling hebben klagers verwezen naar een in de klacht opgenomen screenshot van het Google Centrum voor advertentietransparantie.
Volgens klagers is de uiting 4000-5000 keer getoond aan Nederlandse kijkers, in de periode van 19 oktober tot en met 29 november 2023.

Verweerder heeft bestreden dat zij heeft betaald voor het vertonen van deze video in Nederland. Onder verwijzing naar bijlage 1 bij het verweer (e-mail van 26 juni 2024 van Google aan Aramco) heeft zij meegedeeld (i) dat Google heeft bevestigd dat Nederland niet één van de landen was waar de video actief werd vertoond en (ii) dat er 2 redenen zijn waarom de video toch in Nederland te zien was, namelijk:

a.

VPN-gebruikers in Nederland, die een VPN-locatie uit één van de doellanden gebruikten, konden de video zien terwijl ze in Nederland waren, en  

b.

VPN-gebruikers die vanuit een doelland naar Nederland reisden, konden de video mogelijk nog een paar dagen na hun reis zien.

Zoals Google bevestigt in de e-mail, aldus verweerder, ligt het aantal views in de niet-doellanden “typisch” in de honderden of duizenden, hetgeen aansluit bij de in de klacht genoemde 4000 tot 5000 keer bekeken in Nederland.  

In reactie op het verweer hebben klagers ter zitting, onder verwijzing naar de beslissing van de Commissie in dossier 2016/00359/A, meegedeeld dat het risico dat Google-gebruikers buiten de actieve targeting landen onbedoeld toch de uiting getoond krijgen, in de risicosfeer van de adverteerder valt.  

Volgens klagers (ter zitting) had verweerder in dit geval de mogelijkheid om adequate maatregelen te nemen. Adverteerders kunnen namelijk kiezen tussen volgende twee targeting settings, aldus klagers: 

(1) ‘people in, or who show interest in, your targeted locations (recommended)’ en

(2) ‘people in or regularly in your targeted locations’.”

Google adviseert voor optie 1 te kiezen, aldus klagers en zonder aanwijzingen van het tegendeel gaan zij ervan uit dat verweerder daarvoor heeft gekozen. Verweerder wist dus, of had moeten weten, dat de uiting daarmee aan een Nederlands publiek kon worden getoond, en dat komt voor haar risico, zo hebben klagers betoogd.  

Desgevraagd hebben klagers hun verwijzing naar bovengenoemde opties 1 en 2 nader mondeling toegelicht, als volgt:

Optie 1 ziet op de situatie dat mensen belangstelling tonen in een bepaald onderwerp. In dat geval richt de adverteerder zich op alle landen en accepteert deze het risico dat de uiting op Nederland is gericht.   

In geval van optie 2 richt de adverteerder zich tot bepaalde landen, waardoor andere landen kunnen worden uitgesloten.

Naar het oordeel van de Commissie vormt de stelling dat video 1 kon worden getoond aan een Nederlands publiek onvoldoende aanleiding om te oordelen dat deze video specifiek is gericht op Nederland en/of de Nederlandse consument. Ook verder ziet de Commissie onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de video specifiek op Nederland is gericht.

Het gaat om een (in beginsel) wereldwijd getoonde uiting, zonder inhoudelijke verwijzing naar Nederland.

De verwijzing door klager naar de beslissing van de Commissie in dossier 2016/00359/A maakt bovenstaand oordeel niet anders, reeds omdat dit dossier een reclame-uiting betrof waarin de Nederlandse taal werd gebruikt.

4.

Video 2.

Volgens klagers betreft dit een betaalde video naar aanleiding van een sponsordeal tussen Aramco en Aston Martin Formule 1-team. Volgens de Meta advertentiebibliotheek is deze video twee periodes aan gebruikers in Nederland getoond, via Instagram (dochterbedrijf van Meta), namelijk ruim 60.000 keer van 24 december 2023 tot en met 1 januari 2024 en bijna 30.000 keer van 5 januari tot en met 18 januari 2024. Daaruit blijkt dat Aramco het Nederlandse publiek specifiek heeft ‘ingesloten’ bij het bepalen van haar targets, aldus klagers. Verwezen is naar een in de klacht opgenomen screenshot van de Meta advertentiebibliotheek.

Volgens verweerder is het enkele feit dat de video in Nederland werd vertoond niet voldoende om aan te nemen dat deze op Nederlandse consumenten is gericht. In dit verband heeft verweerder gesteld dat de video in het Engels is, dat deze geen enkele verwijzing naar Nederland of de Nederlandse consument bevat, dat de video is getoond op een Amerikaans social media platform, dat deze betrekking had op samenwerking met een niet in Nederland gevestigd F1 team en dat er geen producten of diensten worden genoemd die beschikbaar zijn voor (Nederlandse) consumenten.

In reactie op dit verweer hebben klagers ter zitting meegedeeld dat de video 87.637 keer bekeken is in Nederland en dat dit voldoende is om aan te nemen dat de video juist wel specifiek was bedoeld voor de Nederlandse consument. In aansluiting hierop liet één van de advocaten van klagers weten dat hij de vraag van de Commissie, hoe vaak de video wereldwijd is bekeken, niet (ter zitting) kan beantwoorden.

Naar het oordeel van de Commissie vormt de (door verweerder niet weersproken) mededeling van klagers, dat de video gedurende twee periodes via Instagram aan gebruikers in Nederland is getoond, onvoldoende aanleiding om te oordelen dat deze video specifiek is gericht op Nederland en/of de Nederlandse consument. Ook verder ziet de Commissie onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de video specifiek op Nederland is gericht. Instagram is een wereldwijd gebruikt medium en de bestreden video bevat geen inhoudelijke verwijzing naar Nederland.

5.

Video 3.

Klagers hebben meegedeeld dat deze video is vertoond op een openbaar toegankelijke, speciale ‘partner content’ pagina van de website van de FT, onder meer aan de Nederlandse bezoekers en abonnees. Inmiddels heeft FT deze pagina offline gehaald, maar is de video nog wel te raadplegen via de YouTube-pagina van FT, aldus klagers. Volgens klagers richt de video zich daarmee mede op het Nederlandse publiek en daarom moeten Aramco en FT zich houden aan de NRC, aldus klagers.

 Volgens verweerder is de video van 3 tot 5 maart 2024 getoond op de partner contentpagina van de FT en was deze niet gericht op Nederland, laat staan op de Nederlandse consument. Verweerder voert hiertoe aan dat de video geen verwijzing bevatte naar Nederland, dat deze is gepubliceerd op de website van een krant die niet in Nederland is gevestigd en dat de video in het Engels is gesteld.

Dat Nederlandse consumenten mogelijk op eigen initiatief de website van de FT zouden kunnen bezoeken of een abonnement op de FT zouden kunnen hebben, is volstrekt onvoldoende voor de Commissie om jurisdictie aan te nemen, aldus verweerder. Dit is hetzelfde als de mogelijkheid dat Nederlandse consumenten via Google zoeken naar een specifieke advertentie die niet op hen of Nederland is gericht, waarvan de Commissie eerder juist heeft geoordeeld dat dit onvoldoende is om jurisdictie aan te nemen.

Verder heeft verweerder aangevoerd dat de mate van strengheid van regels in een land nooit bepalend kan zijn voor een reclameautoriteit in een ander land om (om die reden) jurisdictie aan te nemen.  

Ter zitting hebben klagers meegedeeld dat hoewel de video niet gericht was op een specifiek publiek uit een specifiek land, de Commissie toch bevoegd is daarover te oordelen. De uiting was namelijk specifiek gericht op het publiek van FT, waaronder duizenden Nederlandse abonnees.
In aansluiting hierop hebben klagers desgevraagd het volgende aan de Commissie meegedeeld. Als het gaat om uitingen in buitenlandse media, bijvoorbeeld een Argentijnse krant zoals door de voorzitter genoemd, zou de Commissie zich bevoegd moeten achten zodra -voor Nederlandse begrippen- een significant aantal mensen kennis neemt van de uiting.   

Naar het oordeel van de Commissie vormt het gegeven dat de website van FT ook gelezen wordt door Nederlanders (al dan niet als abonnee; volgens klagers heeft FT duizenden Nederlandse abonnees) onvoldoende aanleiding om te oordelen dat deze video specifiek is gericht op Nederland en/of de Nederlandse consument. Ook verder ziet de Commissie onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de video specifiek op Nederland is gericht. FT is een internationaal gelezen krant en de bestreden video bevat geen inhoudelijke verwijzing naar Nederland.

6.

Gelet op het bovenstaande is geen van de bestreden video’s specifiek op Nederland en/of de Nederlandse consument gericht. Om die reden acht de Commissie zich niet bevoegd om te beoordelen of deze uitingen al dan niet in overeenstemming zijn met de NRC, daaronder begrepen de CDR. De stelling van klagers ter zitting, dat Nederland 4,3 miljoen liefhebbers van de Formule I kent, dat Nederlanders producten afnemen van de auto-industrie en goed Engels spreken, en dat de bestreden reclame ziet op een wereldwijde problematiek, leidt niet tot een ander oordeel.

7.

Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

 

De beslissing

De Commissie wijst de klacht af.

 

 

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken