a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Terug naar zoekresultaten

(Gemotoriseerd) vervoer

Dossiernr:

2010/00053

Datum:

03-06-2010

Uitspraak:

Aanbeveling (Gedeeltelijk)

Product/dienst:

(Gemotoriseerd) vervoer

Motivatie:

Misleiding (overig)

Medium:

Overige

De bestreden uiting

 

Het betreft een uiting ter grootte van een halve pagina in -in ieder geval- De Volkskrant, De Telegraaf en het Parool van 30 september 2009 met -onder het logo van Trafigura- de aanhef:

“Scheepsafval van de Probo Koala kon geen dodelijk of ander ernstig letsel

veroorzaken – zo bevestigt High Court in Londen”. 

 

De klacht

 

Greenpeace acht de uiting, die naar haar mening een reclame-uiting is in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), op de volgende, hierna toegelichte punten misleidend als bedoeld in artikel 8 NRC.

 

 

a.

Ten onrechte wordt gesuggereerd dat er een rechterlijk oordeel is geveld in de Engelse procedure tussen de Ivoriaanse slachtoffers en Trafigura.

b.

Ten onrechte wordt gesuggereerd dat rechter MacDuff heeft gezegd dat het afval van de Probo Koala geen dodelijk of ander letsel heeft kunnen veroorzaken.

c.

Ten onrechte wordt gesproken over het dumpen van scheepsafval.

d.

Ten onrechte wordt gesuggereerd dat Trafigura nu geheel is vrijgepleit van ieder niet integer handelen in de Probo Koala affaire en dat Trafigura het slachtoffer is van een ‘trial by media’.

e.

Ten onrechte is vermeld dat Trafigura streeft naar een goede invulling van haar economische en maatschappelijke betrokkenheid in de West-Afrikaanse regio.  

f.

Ten onrechte wordt gesuggereerd dat 20 onafhankelijke deskundigen hebben geconcludeerd dat het afval van de Probo Koala geen dodelijk of ander letsel heeft kunnen veroorzaken. 

 

Ad a.

Gezien een aantal in de klacht geciteerde passages wordt in de uiting vier maal gesteld dat het High Court te Londen tot een oordeel is gekomen in de procedure tussen Trafigura en de Ivoriaanse slachtoffers.

In werkelijkheid heeft een individuele rechter van het High Court slechts een schikking tussen partijen bekrachtigd en daarbij op persoonlijke titel commentaar gegeven.     

 

Ad b.

Ook voor zover Trafigura in de uiting slechts zou hebben gezegd dat rechter MacDuff heeft aangegeven dat hij persoonlijk van mening is dat het afval geen dodelijk of ander letsel heeft kunnen veroorzaken, is sprake van misleiding. Waar MacDuff in de uiting wordt geciteerd, zegt hij dat hij zeker weet dat de deskundigen zeer duidelijk zijn geweest dat het afval het soort symptomen en ziektes die aan het afval werden toegeschreven niet heeft kunnen veroorzaken. Deze mededeling wordt gevolgd door zijn mening dat hij de Gezamenlijke Verklaring 100% waarheidsgetrouw acht.

Dat is bepaald iets anders, dan het in de uiting gestelde, dat de rechter heeft bevestigd dat het afval geen dodelijk of ander letsel heeft kunnen veroorzaken.

 

Ad c.

Het woord scheepsafval impliceert dat het gaat om afval dat ontstaat bij normale exploitatie van een schip, zoals bij het schoonmaken van de tanks van een schip. Het gaat in dit geval echter om afval dat is ontstaan bij een omstreden chemisch bewerkingsproces dat eerst op land werd uitgevoerd.

 

Ad d.

Er kunnen onverminderd vraagtekens worden gezet bij de integriteit van Trafigura’s handelen rondom de Probo Koala affaire. Greenpeace wijst onder meer op het volgende.

 

 

1.

Trafigura overtrad EU regelgeving door het bewuste afval te exporteren van Amsterdam naar Afrika.

2.

Hoewel het afval in Europa correct kon worden verwerkt, liet Trafigura dit om winstredenen in Afrika gebeuren.

3.

Trafigura wist dat de prijs die het Ivoriaanse bedrijfje Tommy in rekening bracht voor het verwerken van het afval te laag was voor zorgvuldige verwerking.        

4.

Trafigura liet een valse factuur opmaken door Tommy om Nederlandse autoriteiten te misleiden.

5.

Trafigura nam bewust het risico van schade aan mens en milieu door -naar het Greenpeace voorkomt- de ware aard van het afval te verzwijgen in Tunesië, in Amsterdam en waarschijnlijk in Nigeria.

6.

Trafigura is er door verschillende Ivoriaanse burgers, betrokken in de Engelse schadevergoedingsprocedure, van beschuldigd pogingen te hebben ondernomen hen om te kopen in ruil voor een voor Trafigura gunstige getuigenis.  

7.

Trafigura doet thans ten onrechte of haar niets te verwijten valt, terwijl zij eerder een ander standpunt innam, zo blijkt uit het antwoord van de Trafigura-directeur Dauphin tijdens zijn verhoor bij de Ivoriaanse autoriteiten van 28 september 2006 op de vraag wie verantwoordelijk is voor het drama in Ivoorkust: “Het is de onderneming Trafigura en in bepaalde mate de heer Marrero die geheel verantwoordelijk is voor deze daden”.

 

Ad e.

De hiervoor geschetste handelwijze van Trafigura illustreert dat Trafigura niet bepaald het toonbeeld is van maatschappelijke betrokkenheid bij de West-Afrikaanse regio. Dat geldt bijvoorbeeld voor de manier waarop Trafigura in Tunesië en Nigeria probeerde het afval te lozen, haar handelwijze in Ivoorkust en de (door Trafigura weersproken) beschuldigingen van omkoping. Voorts heeft Trafigura een vergoeding betaald aan de Ivoriaanse regering om een civiele en strafrechtelijke rechtsgang -en daarmee transparantie voor de bevolking van Abidjan- te voorkomen. Bovendien heeft Trafigura de schuld rondom de Probo Koala affaire altijd geheel afgeschoven op Tommy, wier eigenaar nu een gevangenisstraf van 20 jaar uitzit in Ivoorkust.

Trafigura had zich ervan moeten vergewissen dat Tommy over de juiste kennis en faciliteiten beschikte en de verwerking van het afval ook plaats zou vinden in faciliteiten met de juiste uitrusting. Tommy had een vergunning voor het leeghalen, onderhouden en bunkeren van schepen, maar niet voor het verwerken van het gevaarlijke chemisch afval dat Trafigura aan Tommy toevertrouwde.

Het recente VN rapport in de Probo Koala kwestie bevestigt dat Trafigura verplichtingen die op haar rusten in het kader van due diligence (zorgvuldigheidseisen ten aanzien van het voorkomen van negatieve effecten op de mensenrechten) niet is nagekomen in Ivoorkust. 

 

Ad f.

Voor zover Greenpeace bekend is, bestaat er geen gezamenlijk(e) onderzoek, conclusie of visie van de 20 deskundigen, die bij weten van Greenpeace elk individueel onderzoek hebben gedaan, laat staan dat deze experts gezamenlijk zouden hebben geconcludeerd dat het scheepsafval van de Probo Koala geen dodelijk of ernstig letsel heeft kunnen veroorzaken, zoals ten onrechte lijkt te volgen uit de tweede en derde alinea van de uiting.

Bovendien is er geen sprake van onafhankelijke deskundigen; het gaat om 10 partij-deskundigen van Trafigura en 10 partij-deskundigen van Leigh Day, het Britse advocatenkantoor dat de ruim 30.000 Ivoriaanse slachtoffers in de procedure tegen Trafigura bijstond. 

 

Greenpeace concludeert dat de uiting misleidend is in de zin van artikel 8.2 NRC. Met de verschillende feitelijke onjuistheden in de uiting beoogt Trafigura sympathie te creëren bij de (zakelijke) consument. Deze consument kan naar aanleiding van de uiting besluiten producten of diensten van Trafigura af te nemen, terwijl hij dat eerder niet zou doen.

 

Ten slotte verzoekt Greenpeace de Commissie een openbare aanbeveling te doen.          

 

Het verweer

 

De klacht is gemotiveerd weersproken. Trafigura heeft onder meer het volgende meegedeeld.

 

De gewraakte uiting is geen reclame-uiting in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code. Trafigura verwijst in dit verband naar een analyse van de uiting in bijlage 1 bij het verweer.

 

Ad bezwaren a en b.

Niet wordt gesuggereerd dat er een rechterlijk oordeel is geveld. Bij juiste lezing ziet men dat zowel de bereikte schikking tussen de 30.000 eisers en Trafigura als de gezamenlijke verklaring van deze partijen (de als bijlage 2 bij het verweer overgelegde “Joint Statement”) door de rechter zijn goedgekeurd en bekrachtigd. Deze stelling is juist. Trafigura verwijst in dit verband naar de als bijlage 3 bij het verweer overgelegde ‘Opinion and Statement’ van Edwin Glasgow QC en Desmond Brown QC.

De zitting van 23 september 2009 bij de Engelse rechter was niet slechts een routinematige hoorzitting voor het afhameren van de schikkingsovereenkomst, “mits aan de noodzakelijke formaliteiten werd voldaan”, zoals door Greenpeace is gesteld. Omdat een aantal aanklagers nog geen 18 jaar was, was rechter MacDuff in de collectieve letselschadeprocedure verplicht om de zaak en de voorgestelde schikking te beoordelen en goed te keuren. De rechter moest in het bijzonder beslissen of op basis van het beschikbare bewijs de schikking een adequate compensatie bood aan de minderjarige eisers voor het letsel dat zij beweerdelijk hadden opgelopen. 

Ingevolge het Engelse Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is rechter MacDuff bij de beoordeling van de schikking verplicht om een gedetailleerde schriftelijke opinie van de eigen Leading Counsel van de eisers te bestuderen waarin wordt aangegeven dat en waarom de schikking recht doet aan de belangen van de eisers en waarin de schikking door de eigen Leading Counsel van eisers wordt aanbevolen, een feit dat door Greenpeace over het hoofd is gezien. 

Het is zo dat de Joint Statement, die namens alle partijen in de collectieve schadezaak is opgesteld, een eenduidige bekrachtiging vormt van het feit dat de 20 onafhankelijke deskundigen in deze zaak niet in staat waren om een verband vast te stellen tussen de slops (het afval) en de doden, miskramen, doodgeboren kinderen, geboortedefecten, verlies aan gezichtsvermogen of ander ernstig of blijvend letsel. De mededeling geeft dit op een juiste en waarheidsgetrouwe wijze weer.

Het is duidelijk dat de rechter met zijn opmerkingen aangaf het eens te zijn met wat in de Joint Statement is opgenomen, met name dat hij, op basis van de ingediende stukken die hij had gelezen, het eens was met de conclusies van de getuigen-deskundigen, die geen verband als hiervoor genoemd konden vaststellen. Dat dit de juiste analyse is blijkt ook uit de uitspraken van rechter MacDuff in verband met de mediaberichtgeving rond Probo Koala. Trafigura verwijst in dit verband naar de opmerkingen van MacDuff zoals opgenomen op pagina 5 onder H van het als bijlage 5 bij het verweer overgelegde transcript van de openbare zitting, tijdens welke MacDuff de opmerkingen maakte waarnaar in de uiting is verwezen.

 

Ad c.

Greenpeace verkiest om in de term scheepsafval meer te lezen dan de normale lezer zou doen. Het is hoe dan ook duidelijk dat uit Trafigura’s omschrijving van het materiaal niet de uiterst technische betekenis kon blijken zoals die door Greenpeace wordt geopperd.

 

Ad d.

De uiting verwijst alleen naar het feit dat Trafigura is ‘vrijgepleit’ in verband met haar stelling dat de slops niet hebben kunnen leiden tot doden of ernstig, blijvend letsel.

Gegeven de lopende strafzaak in Nederland betreffende het Probo Koala incident zou het onjuist zijn als Trafigura nader ingaat op de bewering van Greenpeace over ‘niet integer handelen’ anders dan te herhalen dat Trafigura met kracht ontkent dat zij verkeerd heeft gehandeld.

Het is zonder twijfel dat Trafigura slachtoffer van ‘een trail by media’ is geworden en het is duidelijk dat rechter MacDuff hieraan dacht toen hij de pers opriep om hun misleidende artikelen over de zaak te rectificeren.

 

Ad e.

Trafigura streeft zeker altijd naar een goede invulling van haar economische en maatschappelijke betrokkenheid, zowel in de regio West Afrika als in alle andere regio’s waar zij actief is. Trafigura’s reactie op het Probo Koala incident -waarvoor het bedrijf altijd aansprakelijkheid heeft ontkend- is bij uitstek een voorbeeld van deze filosofie.

 

Ad f.

De deskundigen zijn als getuigen opgeroepen door procespartijen, maar uit het Engelse Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering blijkt dat getuigen-deskundigen een overwegende plicht hebben jegens de rechter en niet jegens degenen door wie zij zijn geïnstrueerd. Het is een vast gebruik dat partijen in een zaak los van elkaar getuigen-deskundigen oproepen; dit duidt geenszins op een gebrek aan onafhankelijkheid bij deze deskundigen.

Feit is dat na het meest uitgebreide onderzoek dat ooit inzake het Probo Koala incident is gedaan, zelfs de deskundigen van de eisers het er over eens waren dat er geen verband kon worden vastgesteld tussen de slops en de overlijdensgevallen en het ernstig letsel, zoals in de uiting correct is vermeld.

 

Ten slotte wijst Trafigura op het haar toekomende recht van vrijheid van meningsuiting in de zin van artikel 10 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens.      

 

 

De repliek

 

Greenpeace heeft haar standpunt nader toegelicht en heeft de Commissie verzocht om de uiting niet alleen als misleidend aan te merken, maar ook als in strijd met de waarheid en/of de goede smaak en/of het fatsoen in de zin van artikel 2 NRC.

 

De dupliek

 

Trafigura heeft haar standpunt nader toegelicht.

 

De mondelinge behandeling

 

Partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

 

Op de vraag van de voorzitter waarom de rapporten van de 20 deskundigen niet in deze procedure zijn overgelegd, antwoordt Trafigura dat deze rapporten zijn geschreven voor de collectieve letselschadeprocedure in Londen, dat deze volgens Engels recht buiten die procedure niet mogen worden gebruikt en dat Greenpeace geen kennis heeft genomen van de rapporten, omdat het Trafigura niet vrij staat deze aan derden te verstrekken. 

Op de vraag van de voorzitter waarnaar kan worden gekeken, ter onderbouwing van de stelling dat het afval van de Probo Koala geen dodelijk of ander letsel kon veroorzaken, wijst Trafigura op het Joint Statement en de daarin opgenomen conclusie. Trafigura voegt daaraan toe dat rechter MacDuff kennis heeft genomen van de rapporten en van de opinies van de advocaten.

Op de vraag hoe vaak een schikking door de Engelse rechter niet wordt bekrachtigd, deelt Trafigura mee daarover geen informatie te kunnen geven.   

 

Greenpeace deelt mee de deskundigenrapporten meermalen te hebben opgevraagd. Bij gebrek aan wetenschap betwist Greenpeace dat het Trafigura niet vrij zou staan de rapporten aan haar te verstrekken.

Op de vraag van de voorzitter of Greenpeace nog steeds van mening is dat het afval dodelijk of ernstig letsel heeft veroorzaakt, deelt Greenpeace mee dat zij niet stelt dat dit het geval is maar dat dit mogelijk is. Naar de mening van Greenpeace is Trafigura een bedrijf dat zich niet bekommert om mens en milieu.

Mevrouw Harjono stelt dat Trafigura er -zeker in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen- goed aan zou doen openheid van zaken te geven over het afval en dat de kern van de klacht is dat de advertentie refereert aan geheime documenten.   

 

Het oordeel van de Commissie

 

1.

De gewraakte uiting moet worden aangemerkt als een reclame-uiting in de zin van artikel 1 NRC. De Commissie overweegt daartoe dat de uiting enerzijds feitelijke informatie bevat over de bekrachtiging op 23 september 2009 van de tussen Trafigura en ongeveer 30.000 inwoners van Ivoorkust getroffen schikking, maar anderzijds een openbare aanprijzing inhoudt van goederen en diensten van Trafigura. Met name de teksten “Trafigura streeft altijd naar een goede invulling van haar economische en maatschappelijke betrokkenheid bij de West-Afrikaanse regio” en “Trafigura is een vooraanstaande internationale handelsonderneming, gespecialiseerd in olie, mineralen en metalen” hebben een wervend karakter.

Nu er sprake is van een reclame-uiting in de zin van artikel 1 NRC, is de Commissie bevoegd de uiting te toetsen aan de NRC.

 

2.

Bij de beantwoording van de vraag of de gewraakte uiting in strijd is met de NRC, stelt de Commissie voorop dat deze uiting in haar geheel moet worden beschouwd. Met betrekking tot de verschillende bezwaren overweegt de Commissie het volgende.

 

3.

Ad a.

Bij lezing van de gehele uiting acht de Commissie het voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk dat in deze uiting verslag wordt gedaan van een schikking tussen Trafigura en ongeveer 30.000 inwoners van Ivoorkust en van een zogenaamde bekrachtiging van die schikking door het High Court in Londen.

De uiting houdt geen toelichting in van wat een dergelijke bekrachtiging naar Engels recht precies behelst, maar dat betekent niet dat de gemiddelde, oplettende consument die van de uiting kennis neemt op het verkeerde been wordt gezet, meer in het bijzonder in die zin dat hij zou denken dat een rechterlijk vonnis is gewezen.

Voor zover de kop van de advertentie “Scheepsafval van de Probo Koala kon geen dodelijk of ander letsel veroorzaken – zo bevestigt High Court Londen” de indruk mocht wekken dat een vonnis is gewezen, wordt die indruk voldoende weggenomen door de volledige tekst van de uiting.

 

4.

Ad b.

In het kader van de bekrachtiging van de schikking wordt in de uiting gesproken over een “in de rechtbank” behandelde “Gezamenlijke Verklaring”. Deze “Joint Statement” is als bijlage 2 bij het verweer overgelegd en hierin staat onder meer:

–       “The parties have since August 2006 expended considerable time and money investigating in detail the events in Abidjan in 2006. As part of that process, in excess of 20 independent experts in shipping, chemistry, modelling, toxicology, tropical medicine, veterinary science and psychiatry have been appointed to consider all the issues relating to those events.

–       These independent experts are unable to identify a link between exposure to the chemicals released from the slops and deaths, miscarriages, still births, birth defects, loss of visual acuity or other serious and chronic injuries. Leigh Day and Co, in the light of the expert evidence, now acknowledge that the slops could at worst have caused a range of short term low level flu like symptoms and anxiety”. 

Bij het verweer is tevens overgelegd (bijlage 5) een transcript van de openbare zitting, tijdens welke rechter MacDuff onder meer meedeelde:

–       (zie pagina 3): 

“It will not come as a surprise to anybody to know that I have been following what has been happening in the media, both in the newspapers and on television and radio. I have myself witnessed how wildly inaccurate some of the statements have been. It can all be put right with the final joint statement.

Speaking for myself, I hope that the members of the press who have reported this hitherto and who have made statements which now turn out to be wrong will take note of the joint statement. I know what is in it because you provided me with a copy” en

–       (zie pagina 5 en 6):

“Adding my voice to some of what you have just said for my own part, Mr Glasgow, my concern as I read the media reports in recent times was that I knew from my reading of the papers that the experts were quite clear. The slops could not give rise to the sort of symptoms and illness which was being claimed in some of the press reports. I hope that the media will take account of the joint statement and put things right and put things in perspective. I need to say no more, except to underline that, from where I sit and from what I have seen of the papers, the joint statement is 100 per cent truthful”.

 

Blijkens het bovenstaande heeft rechter MacDuff weliswaar niet letterlijk gezegd dat het afval geen dodelijk of ander letsel heeft kunnen veroorzaken, maar heeft hij wel benadrukt dat “the joint statement” “100 per cent truthful” is. Nu in de joint statement is opgenomen dat de experts -samengevat- geen verband hebben kunnen vast stellen tussen het afval en dodelijk of ander ernstig letsel acht de Commissie de wijze waarop in de gewraakte uiting wordt verwezen naar deze conclusie van de Gezamenlijke Verklaring en naar hetgeen -kennelijk- door rechter MacDuff tijdens de behandeling van de Gezamenlijke Verklaring in de rechtbank omtrent die conclusie is opgemerkt, niet misleidend.      

      

5.

Ad c.

Dat in dit geval wordt gesproken over scheepsafval doet de uiting evenmin misleidend zijn. De Commissie acht het niet aannemelijk dat de gemiddelde consument zich door het enkele begrip scheepsafval een zodanige voorstelling van dit afval zou maken, dat niet (mede) zou worden gedacht aan afval met mogelijk ernstige gevolgen. De Commissie overweegt daartoe dat in de uiting is vermeld dat het gaat om afval van de Probo Koala en dat wordt gewezen op een schikking, waarbij kennelijk aan de orde was of het bewuste afval dodelijk of ander ernstig letsel kon veroorzaken. 

 

6.

Ad d.

In de uiting ligt naar het oordeel van de Commissie niet de suggestie besloten dat Trafigura “nu geheel is vrijgepleit van ieder niet integer handelen in de Probo Koala affaire”. In de uiting wordt gewezen op de bereikte schikking en op het feit dat het betalen van 1.140 euro per eiser niet betekent dat Trafigura daarmee aansprakelijkheid erkent. In de uiting is niet aan de orde of Trafigura al dan niet integer heeft gehandeld waar het betreft de door Greenpeace in de klacht onder ad d gestelde gebeurtenissen.

 

Waar Trafigura de berichtgeving over de zaak aanduidt als een “trial by media” geeft zij duidelijk haar mening. Gelet hierop en tegen de achtergrond van de hiervoor aangehaalde opmerking van rechter MacDuff: “I hope that the media will take account of the joint statement and put things right and put things in perspective”, leidt voornoemde aanduiding niet tot het oordeel dat de uiting misleidend is.  

 

7.

Ad e.

Greenpeace heeft de volzin “Trafigura streeft altijd naar een goede invulling van haar economische en maatschappelijke betrokkenheid bij de West-Afrikaanse regio” gemotiveerd bestreden. Zij heeft daartoe een aantal stukken overgelegd, waaronder enkele interne e-mails/documenten van Trafigura, en gewezen op diverse volgens haar plaatsgevonden handelingen van Trafigura die zij niet vindt getuigen van zodanige maatschappelijke betrokkenheid.

Onder verwijzing naar de in Nederland lopende strafzaak betreffende het Probo Koala incident is Trafigura niet ingegaan op de gestelde handelingen en de inhoud van de overgelegde documentatie, anders dan te ontkennen dat Trafigura verkeerd heeft gehandeld. Gelet hierop en nu Trafigura de Commissie, afgezien van de opmerking bij dupliek “dat de schikking in lijn is met Trafigura’s beleid ter zake”, geen handvatten heeft gegeven waarmee voornoemde bewering kan worden gestaafd, bevat de uiting op dit punt onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef NRC. Nu de uiting de gemiddelde consument -waarbij kan worden gedacht aan potentiële handelspartners van Trafigura- er bovendien toe kan brengen een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is deze misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.  

 

8.

Ad f.

De in de uiting bedoelde conclusie, dat het afval geen dodelijk of ernstig letsel heeft kunnen veroorzaken, maar hoogstens een aantal kortstondige, griepachtige symptomen en benauwdheid, wordt in de uiting niet toegeschreven aan de “20 onafhankelijke deskundigen”; gesteld wordt dat deze conclusie is opgenomen in een Gezamenlijke Verklaring en “volgt op grondige analyse van 20 onafhankelijke deskundigen”. Niet wordt gesteld of gesuggereerd dat er sprake is van een gezamenlijk onderzoek of van een gezamenlijke conclusie van de 20 deskundigen. 

Dat -naar Greenpeace heeft gesteld- 10 deskundigen zijn aangewezen door Trafigura en 10 deskundigen namens ruim 30.000 slachtoffers door het Britse advocatenkantoor Leigh Day, betekent niet dat deze deskundigen niet als onafhankelijk kunnen worden aangemerkt.  

 

9.

Van strijd met de waarheid, de goede smaak en/of het fatsoen als bedoeld in artikel 2 NRC is naar het oordeel van de Commissie geen sprake.

 

10.

De Commissie ziet geen aanleiding om deze uitspraak, met toepassing van artikel 18 lid 4 van het Reglement betreffende de Reclame Code Commissie en het College van Beroep, als “Alert” te verspreiden, teneinde deze onder de aandacht te brengen van een breed publiek.

 

11.

Met betrekking tot het beroep van Trafigura op het recht van vrijheid van meningsuiting overweegt de Commissie dat de onderhavige beslissing, inhoudende een aanbeveling om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken, niet af doet aan het recht van vrijheid van meningsuiting.  

 

12.

Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

 

De beslissing

 

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen onder 7 acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt verweersters aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.

 

 

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken