De bestreden reclame-uiting
Het betreft een poster in verband met de “Mis ‘m niet”-campagne van de Rijksoverheid voor de HPV-vaccinatie voor 18- tot en met 26-jarigen. Op de poster staat: “Nu gratis straks € 350”.
Samenvatting van de klacht
Klager acht het in strijd met artikel 7 aanhef en onder b van de Code Publieksreclame voor Geneesmiddelen (CPG) 2019 dat wordt geadverteerd met de tekst: “Nu gratis straks € 350”. Er wordt weliswaar geen geldelijke beloning gegeven op het moment dat een persoon ter plekke kiest voor een vaccinatie, maar er wordt gewezen op het feit dat als de prik nu niet wordt genomen, de betrokkene op een later tijdstip € 350,- moet gaan betalen. Er wordt aldus ingespeeld op eventuele spijt bij de persoon als blijkt dat er op een later moment voor een vaccinatie betaald moet gaan worden. Het is niet uit te sluiten dat dit financiële argument (een indirecte prijsaanbieding) voor mensen de doorslag geeft om zich nu toch maar te laten vaccineren. Hierdoor wordt het voor hen lastiger om een eerlijke afweging te maken tussen voor- en nadelen van een vaccinatie.
Samenvatting van het verweer
Sinds 2007 is het vaccin tegen het humaan papillomavirus (het HPV-vaccin) op de markt en vanaf 2010 maakt vaccinatie tegen HPV deel uit van het Rijksvaccinatieprogramma. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (hierna: het RIVM) is verantwoordelijk voor de regie op en coördinatie van de uitvoering van de tijdelijke aanvullende campagne voor de HPV-vaccinatie voor 18- tot en met 26-jarigen die nog niet eerder volledig tegen HPV gevaccineerd zijn. Gedurende de looptijd van de tijdelijke aanvullende HPV-vaccinatiecampagne is vaccinatie kosteloos. Het uitgangspunt is dat de campagne stopt na 2023. Daarna zal men zich op eigen initiatief en op eigen kosten moeten laten vaccineren. Omdat in het voorjaar van 2023 bleek dat de opkomst voor de tijdelijke aanvullende campagne landelijk onder de 20% lag, heeft het RIVM de aanvullende “Mis ‘m niet”-campagne ontwikkeld, waarvan de bestreden uiting deel uitmaakt.
Primair stelt verweerder dat de CPG niet van toepassing is op uitingen die zien op de vaccinaties die door het RIVM in opdracht van verweerder worden uitgevoerd in het verlengde van het Rijksvaccinatieprogramma. In dit kader wijst verweerder op het oordeel van het College van Beroep van 22 december 2021 in dossier 2021/00326. In die beslissing is overwogen dat de bijzondere reclamecode CPG door zijn inhoud en strekking niet (ook niet analoog) van toepassing is op uitingen die op een Rijksvaccinatieprogramma zien. De HPV-vaccinatie voor de doelgroep van 18- tot en met 26-jarigen valt weliswaar wettelijk nog niet onder het Rijksvaccinatieprogramma, maar heeft onmiskenbaar de bescherming van de volksgezondheid tot doel. Dezelfde vaccinatie voor jongeren tot 18 jaar valt onder het Rijksvaccinatieprogramma en het is de bedoeling dat ook vaccinatieprogramma’s voor mensen ouder dan 18 jaar in de toekomst onder het Rijksvaccinatieprogramma vallen. Verder is relevant dat ook de HPV-vaccinatie voor 18- tot en met 26-jarigen wordt georganiseerd door het RIVM, onder de verantwoordelijkheid van het ministerie. Deze vaccinatiecampagne maakt door middel van een addendum ook onderdeel uit van de Rijksvaccinatieprogramma-richtlijn Uitvoering Rijksvaccinatieprogramma 2023. De genoemde beslissing van het College van Beroep is dan ook van overeenkomstige toepassing op de HPV-vaccinatiecampagne voor de doelgroep van 18- tot en met 26-jarigen.
Subsidiair, voor zover geoordeeld wordt dat de CPG in dit geval wel van toepassing is, betreft de uiting geen verboden prijsaanbieding en is deze dus niet in strijd met artikel 7 aanhef en onder b van de CPG. De uiting bevat een signalering dat vaccinatie voor de doelgroep alleen in 2023 nog wordt gefinancierd door de overheid en na afloop van de campagne op eigen kosten moet worden gehaald. Artikel 7 aanhef en onder b van de CPG is er niet op gericht om dit soort uitingen, gedaan namens de Rijksoverheid en in de context van een campagne over een vaccinatie die door de Gezondheidsraad is aanbevolen, onmogelijk te maken.
Samenvatting van de informatie van de Keuringsraad KOAG/KAG
De betreffende campagne valt niet onder de CPG. Vaccinaties uit het Rijksvaccinatieprogramma zijn op grond van artikel 90 van de Geneesmiddelenwet uitgezonderd van het verbod op publieksreclame. De bepaling over rationeel gebruik en prijsaanbiedingen uit artikel 7 aanhef en onder b CPG is niet op dezelfde manier van toepassing als op reclame voor vaccins die worden voorgeschreven door een arts of receptvrije geneesmiddelen waar de CPG op ziet.
Het oordeel van de voorzitter
1) Verwezen wordt naar de beslissing van het College van Beroep in dossier 2021/00326 waarin, voor zover hier van belang, is geoordeeld dat de CPG door zijn inhoud en strekking niet (ook niet analoog) van toepassing is op uitingen die zien op een Rijksvaccinatieprogramma. Dit geldt voor de reguliere HPV-campagne. De klacht betreft echter een uiting voor de tijdelijke aanvullende campagne voor de HPV-vaccinatie voor 18- tot en met 26-jarigen die nog niet volledig tegen HVP gevaccineerd zijn. De tijdelijke campagne is, in tegenstelling tot de reguliere HPV-vaccinatiecampagne, nog geen onderdeel van het Rijksvaccinatieprogramma. Op grond van de klacht dient (uitsluitend) te worden beoordeeld of de bepalingen van de CPG van toepassing zijn op de uiting voor bedoelde tijdelijke aanvullende campagne voor de HPV-vaccinatie.
2) De voorzitter beantwoordt deze vraag op grond van het volgende ontkennend. In de uiting wordt niet een specifiek vaccin aangeprezen maar enkel erop gewezen dat de vaccinatie gedurende de tijdelijke vaccinatiecampagne gratis is en daarna € 350,- kost. Dit is feitelijk juist. Dat in de uiting hierop wordt geattendeerd, kan aansporen tot vaccineren, maar is geen reclame voor “een geneesmiddel” in de zin van de CPG. Deze code is door zijn aard en strekking alleen van toepassing op, kort gezegd, geneesmiddelen die men zonder recept kan verkrijgen. Een vaccinatiecampagne valt hier niet onder. Daarnaast geldt dat de overheid in staat moet zijn beleid te voeren dat deelname aan een aanvullend vaccinatieprogramma, dat geheel complementair is aan een bestaand Rijksvaccinatieprogramma, ondersteunt. Het doel van de tijdelijke aanvullende vaccinatiecampagne is hiermee in overeenstemming, te weten volledige bescherming tegen HPV voor zover deze nog niet door het Rijksvaccinatieprogramma is bereikt. Verweerder mag aan dit doel proactief uitvoering geven door te wijzen op het feit dat men zich tijdelijk gratis kan laten vaccineren. De voorzitter beslist als volgt.
De beslissing van de voorzitter
Gelet op het bovenstaande wijst de voorzitter de klacht af.