De bestreden reclame-uiting
Het gaat om een Instagram post op het account van de influencer. De post bestaat uit een foto en de tekst:
“Er is mij gevraagd de komende tijd af en toe wat op te tikken over het fenomeen Bamboetextiel. Best interessant. Naast de vele duurzame voordelen van bamboetextiel vergeleken met katoen gaat het bovendien om essentials, wat sowieso goed is (fuck fast fashion).
Natuurlijk ben ik bevooroordeeld want er zijn 1000 redenen om bamboe – mits verantwoordelijk verbouwd en verwerkt – boven katoen te verkiezen. Maar los daarvan voelt het dus ook echt gewoon vele malen lekkerder aan. Dus ja, ik zeg niet dat je nú wat moet kopen, maar als jij net zoals ik lekker gaat op simpele zwarte en witte tees (tijdloos boven trends) dan kan ik je die van @bamboo.basics van harte aanraden. Onthoud het maar voor als het tijd is voor nieuwe essentials. #bamboobasics #zehebbentrouwensookondergoed #moetjevoelen.”
Samenvatting van de klacht
Door de tekst “Er is mij gevraagd om…” en het noemen (en taggen) van een specifieke merknaam heeft klager het vermoeden dat er sprake is van reclame via social media, zoals bedoeld in de Reclamecode Social Media en Influencer Marketing (RSM).
Samenvatting van het gezamenlijke verweer
Het is juist dat er een samenwerkingsverband (van bepaalde tijd) is tussen adverteerder en de influencer, waarbij er ook sprake is van een (onkosten)vergoeding.
Na het grondig bestuderen van de post zijn adverteerder en influencer tot de conclusie gekomen dat een verwijzing dat het gaat om een betaalde samenwerking heeft ontbroken.
Dit is direct gecorrigeerd en er is alsnog een duidelijke en juiste vermelding in de post van 1 augustus 2022 geplaatst. Ook eventuele toekomstige posts, welke onderdeel uitmaken van het samenwerkingsverband, zullen worden voorzien van deze vermelding.
Het oordeel van de voorzitter
1. Adverteerder en de influencer hebben toegegeven dat er abusievelijk niet was vermeld dat sprake is van een samenwerking, waarvoor de influencer een (onkosten)vergoeding heeft gekregen. Dit betekent dat er niet was voldaan aan het vereiste dat reclame via social media, duidelijk als zodanig herkenbaar moet zijn en dat de aard van de Relevante Relatie uitdrukkelijk in de uiting dient te worden vermeld, zoals is voorgeschreven in artikel 3 onder a en b RSM.
2. De voorzitter heeft kennis genomen van de mededeling van adverteerder en de influencer dat de uiting is aangepast en is voorzien van de vermelding dat er sprake is van een betaald partnerschap. Tevens hebben zij toegezegd ook toekomstige reclame-uitingen in het kader van hun samenwerking van een dergelijke vermelding te zullen voorzien. De voorzitter zal daarom een aanbeveling doen voor zover nog nodig.
3. Op basis van het voorgaande beslist de voorzitter als volgt.
De beslissing van de voorzitter
Gelet op het bovenstaande hebben adverteerder en de influencer gehandeld in strijd met artikel 3 onder a en b RSM. De voorzitter beveelt adverteerder en de influencer, voor zover nog nodig, aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te verspreiden.