a a a
 

Uitspraken

Alle uitspraken van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep vanaf 2007 vindt u hier.

Terug naar zoekresultaten

Casino, loterij, (promotioneel) kansspel

Dossiernr:

2009/00602

Datum:

08-06-2010

Uitspraak:

Aanbeveling

Product/dienst:

Casino, loterij, (promotioneel) kansspel

Motivatie:

Bijzondere Reclamecode

Medium:

Ongeadresseerd drukwerk

[BESLISSING VAN 19 OKTOBER 2009]

 

De bestreden uiting

 

In een folder van de Staatsloterij staat onder meer:

 

‘Vanaf de trekking van 10 juli een nog groter prijzenpakket’

en

‘Alle vernieuwingen op een rijtje:

  • Nog grotere prijzenpot van ruim € 28 miljoen (excl. de Jackpot)

     

     

  • Jackpot start vanaf € 7,5 miljoen

     

     

  • Valt de Jackpot niet, dan loopt het bedrag sneller op tot een recordhoogte van

     

     

€ 27,5 miljoen

  • Het uitkeringspercentage van het totale prijzenpakket groeit van 65% naar 69,5%

     

     

Dit prijzenpakket is gebaseerd op 34, 2 series van 100.000 hele loten. Wijzigingen en zet- en typefouten in het prijzenpakket voorbehouden.’

 

Een kopie van de uiting is aan deze beslissing gehecht.

 

De klacht

 

In de folder over het vernieuwde prijzenpakket van de Staatsloterij staat dat het prijzenpakket is gebaseerd op 34,2 series van 100.000 hele loten. Bij de trekking van augustus zijn 8.600.000 loten verkocht. De hoofdprijs en de extra prijzen zijn maar voor 34,2 series getrokken en niet voor het daadwerkelijke aantal verkochte series. Van de verkochte loten voor de trekking van augustus waren ruim de helft 1/5 loten. In meer dan de helft van de gevallen zal de extra prijs op een 1/5 lot zijn gevallen. Het restant van die prijs wordt niet nader uitgekeerd. In beide bovengenoemde gevallen worden lotenkopers benadeeld door de Staatsloterij. Bovendien zijn 8 van de 11 extra prijzen niet gevallen in series die door de Staatsloterij extra zijn vrijgemaakt. Dit betekent dat 80% van de extra prijzen is gevallen binnen krap 30% van de loten. Klaagster meent dat de reclame van de Staatsloterij misleidend is ten aanzien van de winkans.

 

Het verweer

 

De Staatsloterij baseert haar maandelijkse prijzenpakket op de verkoop van 34,2 series van 100.000 loten. Dit verkoopaantal is een gemiddelde, gebaseerd op ervaringscijfers en moet niet zo worden opgevat dat steeds uit slechts 34,2 series een trekking wordt verricht of dat het wettelijk uit te keren minimum percentage van 60% van de inleg wordt berekend over 60% van 34,2 series. Voor trekkingen waarbij bijvoorbeeld een uitzonderlijke hoge Jackpotprijs is te winnen, worden meer loten verkocht. Alle prijzen worden getrokken uit de voor die trekking verkochte lotnummers. Bij de trekking van 10 augustus hebben alle ongeveer 9 miljoen verkochte lotnummers meegeloot en is onder al die lotnummers een bedrag van ongeveer 48,5 miljoen euro uitgeloofd. Het is dus niet zo dat de prijzen bij die trekking slechts uit of tot 3,42 miljoen loten zijn getrokken of beperkt.

 

De repliek

 

De Commissie vat de repliek als volgt samen. In het geval dat er alleen 1/5 loten worden verkocht voor een trekking, is de kans op een extra prijs gereduceerd met een factor 5 ten opzichte van het geval er al alleen hele loten worden verkocht. De Staatsloterij hoeft in dat geval ook slechts 20% van het prijzenpakket uit te keren, een factor 25 minder dan vermeld. In de huidige situatie waarbij de Staatsloterij zegt dat ongeveer de helft van de loten 1/5 loten zijn, betekent dit dat structureel maar 60% van het extra prijzenpakket wordt uitgekeerd en dat de winkans ten aanzien van een extra prijs is gehalveerd. De Staatsloterij vermeldt niet bij de uitslag of prijzen op een heel of 1/5 lot zijn gevallen.

 

De dupliek

 

De Commissie vat de dupliek als volgt samen. Of de verdeling van de prijzen gelijk over alle series ligt, is niet relevant nu alle prijzen – exclusief de Jackpot – uit de verkochte lotnummers worden getrokken. Adverteerder kan klaagster niet volgen in haar betoog over 1/5 loten. De Staatsloterij houdt rekening met de mogelijkheid dat prijzen op een 1/5 lot kunnen vallen. Deze kans is verwerkt in de opbouw en omvang van het prijzenpakket zodat tenminste 60% van de inleg als prijzengeld wordt uitgekeerd. Voor wat betreft de ‘extra’ prijzen merkt adverteerder op dat de bij de trekking van augustus geen extra prijzen waren te winnen. Adverteerder publiceert op alle relevante trekkingsoverzichten of de prijs op een heel of een 1/5 lot is gevallen.

 

De mondelinge behandeling

 

Klaagster licht haar klacht toe en handhaaft haar standpunt. Zij meent dat de Staatsloterij een winkans suggereert die niet strookt met de werkelijkheid. Wanneer meer loten worden verkocht dan de 34,2 series zoals in de folder staat, is de kans om een prijs te winnen dus veel kleiner dan men op basis van de folder mag verwachten en ook het uit te keren prijzengeld is veel lager door toenemende verkoop van 1/5 loten. 

Adverteerder stelt dat de gewraakte uiting geen reclameuiting is maar louter een kennisgeving aan de klant om hem te informeren over het trekkingssysteem van de Staatsloterij. Klaagster stelt dit systeem ter discussie terwijl dit volgens adverteerder een interne aangelegenheid betreft. De klacht dient dan ook ongegrond verklaard te worden. De bewering dat adverteerder geld achterhoudt met de uitkering van prijzen die op 1/5 loten zijn gevallen, is onwaar. De Staatsloterij heeft als vergunninghouder een verplichting om 60% van de inleg uit te keren en zou haar bestaansrecht ter discussie stellen indien zij dat niet deed.

 

Het oordeel van de Commissie

 

1) In de folder wordt een vernieuwd prijzenpakket aangekondigd. Er wordt onder meer gesproken over ‘Grootste prijzenpakket,’ ‘Een nog groter prijzenpakket,’ ‘Nog grotere prijzenpot’ en over een groei van het uitkeringspercentage van 65% naar 69,5%. Deze informatie is onmiskenbaar wervend. Gelet op het bovenstaande en nu niet in het geschil is dat de aanprijzing in het openbaar geschiedt, is sprake van een reclame-uiting in de zin van artikel 1 NRC.

 

2) De klacht is het gevolg van het feit dat het genoemde prijzenpakket in de folder van de Staatsloterij is gebaseerd op 34,2 series van 100.000 hele loten terwijl voor de trekking van augustus bijna 9 miljoen loten zijn verkocht. Klaagster stelt dat het feit dat 8.600.000 loten zijn verkocht terwijl het prijzenpakket is gebaseerd op 34,2 series van 100.000 loten, van invloed is op de winkans zoals die in de folder wordt weergegeven. Verweerder heeft verklaard dat de folder is geïndiceerd op een gemiddeld aantal verkochte loten en dat het feit dat bijna 9 miljoen loten zijn verkocht uiteindelijk niet van invloed is geweest op de winkans. Het is de Commissie echter niet duidelijk geworden op welke wijze het effect op de winkans door het aantal verkochte extra loten is gecompenseerd. Nu verweerder overeenkomstig hetgeen is bepaald in artikel 15 NRC de juistheid van de reclame aannemelijk dient te maken, stelt de Commissie, mede gelet op artikel II.3 van de Reclamecode voor Kansspelen, verweerder in staat om door middel van stukken aan te tonen dat het feit dat 8.600.000 loten zijn verkocht terwijl het prijzenpakket is gebaseerd op 34,2 series van 100.000 loten, geen invloed heeft gehad op de winkans als bedoeld in de folder.

 

3) Voorts richt de klacht zich tegen het uitkeringspercentage dat verweerder – zonder voorbehoud – heeft opgenomen in de folder. Klaagster vraagt zich af of hieraan wordt voldaan, mede gelet op de toename van de verkoop van 1/5 loten die recht geven op slechts 20% uitkering van het prijzengeld. Verweerder stelt te voldoen aan het door hem gegarandeerde en wettelijk verplichte uitkeringspercentage van 60%. De Commissie is van oordeel dat hiermee nog niet is onderbouwd of ook 69,5% van het prijzenpakket daadwerkelijk is uitgekeerd, zoals in de folder staat. Op grond van artikel 15 NRC wordt  adverteerder in de gelegenheid gesteld de juistheid van de reclame aannemelijk te maken.

 

De beslissing

 

De Commissie stelt verweerder in de gelegenheid om binnen 14 dagen na dagteke­ning  van deze beslissing de onder 2) en 3) bedoelde informatie te verstrekken.

 

[VERVOLGBESLISSING 5 JANUARI 2010]

 

Het standpunt van verweerder na de tussenbeslissing

 

Verweerder wijst op het onderscheid tussen hele loten en lotnummers. In de reclame-uiting is op basis van de gemiddelde verkopen uitgegaan van een schatting van 34,2 series van 100.000 hele loten. Omdat de wijze van berekenen is vermeld, is geen sprake van mis­leiding.

De toelichting geeft aan dat de getallen niet absoluut zijn, maar zijn gebaseerd op een ge­mid­delde. Wijkt het werkelijke verkochte aantal loten af van de schatting, dan zal het prij­zenpakket ook afwijken. In de uiting wordt niet gezegd dat dan de winkans evenredig wijzigt. De winkans wordt niet merkbaar beïnvloed indien meer dan het geschatte aantal hele loten wordt ver­kocht. Het grootste deel van de prijzen (in juli 2009: 99,999505%) valt op eindcijfers. Deze zijn evenredig over alle verkochte loten verdeeld. Ten opzichte van de folder week de wer­ke­lijke trekking slechts 0,000044% af. Het aantal loten met een serieletter varieert niet met het aantal verkochte loten. Het gaat echter om een te verwaarlozen percentage aan prijzen. Hier hoeft in een reclame-uiting geen rekening mee te worden gehouden. Ook het uitke­rings­percentage is gebaseerd op een gemiddelde, en kan dus variëren. Van verstoring van het econo­misch gedrag van de gemiddelde consument is geen sprake.

 

Het standpunt van klaagster na de tussenbeslissing

 

Klaagster gaat uit van dezelfde definities als verweerder met betrekking tot het onder­scheid tussen hele loten en lotnummers. De klacht heeft specifiek betrekking op de prijzen met een serieletter. Ten aanzien van die prijzen is de winkans niet gelijk aan de in de uiting beloofde winkans doordat het aantal grote prijzen gelijk is gebleven ondanks het feit dat meer loten zijn verkocht dan waarvan in de uiting werd uitgegaan (34,2 series hele loten). Juist met de winkans op deze grote prijzen wordt reclame gemaakt teneinde mensen over te halen een staatslot te kopen. Dat de kans op een grote prijs klein is, klopt, maar dat wil niet zeggen dat het niet significant is als de kans factoren kleiner worden gemaakt. Ten aanzien van het

uitkeringspercentage erkent klaagster dat dit percentage uitgemiddeld dient te worden. Verweerder voert echter ten onrechte elementen samen om tot een uitkeringspercentage te komen dat boven de 69,5% ligt. De jackpot heeft een aparte inleg en mag niet in het alge­mene uitkeringspercentage worden meegenomen. Voor de kansspelbelasting geldt boven­dien dat de prijzen netto zijn. Nergens staat dat de 69,5% inclusief kansspelbelasting is.

 

De mondelinge behandeling

 

Verweerder licht haar standpunt toe overeenkomstig de pleitaantekeningen.

Verweerder heeft, kort samengevat, aangevoerd dat de uiting geen mededelingen over de winkans bevat. Ten aanzien van het uitkeringspercentage voert verweerder aan dat dit nooit op een individuele trekking kan zien gelet op de onzekerheid over het aantal te verkopen loten. Bij de berekening van het uitkeringspercentage wordt een evenredig deel van de jackpot meegerekend en wordt tevens rekening gehouden met het te betalen bedrag aan belastingen. Het College Toezicht Kansspelen stemt met deze wijze van berekenen in en voert over het uitkeringspercentage controle uit. Die controle heeft nog nooit tot opmerkingen geleid. Het uitkeringspercentage van 69,5% ziet op de tweede helft van 2009 en zal aan het einde van de periode als een gemiddelde worden gehaald. Een eventuele afwijking zal dus­danig gering zijn dat de consument hierdoor niet in zijn aankoopgedrag wordt beïnvloed.

 

Klaag­ster blijft bij haar standpunt dat uit de uiting een winkans blijkt. Verweerder verkoopt loten zonder de grootste prijzen (met een serieletter) op de uiteindelijke verkoopcijfers af te stemmen. Nu veel meer series van hele loten zijn verkocht dan waarvan in de uiting is uit­gegaan, en een groot deel van die lo­ten be­staat uit eenvijfde loten, wordt de winkans niet gehaald. Klaagster wijst daarbij op de moge­lijkheid dat de prijzen met een serieletter op een eenvijfde lot kunnen vallen, en dat als­dan maar eenvijfde deel van de prijs wordt uitgekeerd. Klaagster verklaart dat de consument het uitkeringspercentage niet kan controleren.

 

De verdere beoordeling

 

1)  Bij de tussenbeslissing van 19 oktober 2009 heeft de Commissie, mede gelet op artikel II.3 van de Reclame­code voor Kansspelen (RVK), verweerder in staat gesteld om door mid­del van stukken aan te tonen dat het feit dat 8.600.000 loten zijn verkocht terwijl het prijzen­pakket is gebaseerd op 34,2 series van 100.000 loten, geen invloed heeft gehad op de win­kans als bedoeld in de bestreden uiting. Voorts heeft de Commissie verweerder in staat ge­steld te on­derbouwen dat 69,5% van het prijzenpakket daadwerkelijk is uitgekeerd, zoals in de folder staat. Aangaande eerst­genoemde kwestie blijft de Commissie bij haar oordeel dat uit de uiting een indicatie van de winkans volgt. Er wordt immers op basis van 34,2 series van 100.000 hele loten een specifiek prijzenpakket genoemd met daarbij het aantal te win­nen prijzen. De consument kan op basis van die gegevens een inschatting maken van de kans op het winnen van een van de genoemde prijzen. Voorts is in dit kader van belang dat in de toelichting onderaan de uiting staat dat “dit prijzenpakket is gebaseerd op 34,2 se­ries van 100.000 hele loten”. Uit deze toelich­ting blijkt dat er een direct verband bestaat tussen het prij­zenpakket en het aantal series hele loten waarop de prijzen vallen. Verweerder erkent dat, indien het werkelijke verkochte aantal loten afwijkt van de schatting, het prij­zen­pakket zal afwijken. Ook de consu­ment zal uit de uiting begrijpen dat adverteerder het prij­zenpakket afstemt op de hoeveelheid loten. In het geval meer series hele loten worden ver­kocht dan in de uiting begroot, zal de consu­ment op grond van het voorgaande verwachten dat het prij­zen­pakket dienovereenkomstig wordt aangepast, waar­door de winkans gelijk blijft.

 

2)  Het feit dat aanzienlijk meer series hele loten zijn verkocht dan in de uiting is begroot, is niet van invloed geweest op de winkans ten aanzien van de prijzen met een eindcijfer. Dit is het ge­volg van het feit dat alle eindcijfers even­redig over de verkochte loten zijn verdeeld. In zo­ver­re bestaat er dus een directe relatie tussen het aantal gewonnen prijzen en het aantal verkochte loten. Dit ligt echter anders ten aanzien van de prijzen met een serieletter. Uit de uiting blijkt dat er elf van dergelijke prijzen zijn. Dit aantal fluc­tu­eert niet met het aantal ver­kochte loten. Dit impliceert naar het oordeel van de Com­mis­sie dat de kans op het winnen van een derge­lijke prijs daalt naarmate het aantal ver­koch­te se­ries hele loten hoger is dan geprognosticeerd. In dat geval dingen immers meer lo­ten mee naar deze prijzen. Anders dan verweerder stelt, is in het onderhavige geval geen sprake van een te ver­waar­­­lozen kans­ver­mindering. Er zijn 8.600.000 loten ver­kocht terwijl de uiting is gebaseerd op 34,2 series van 100.000 hele loten.

 

3)  De con­sument die kennis neemt van de uiting wordt niet geïnformeerd over het feit dat

de kans op het winnen van een prijs met een serieletter vermindert indien het aantal ver­kochte series hele loten hoger is dan in de uiting staat. De Commissie acht een dergelijke voorlichting wel noodzakelijk. Het gaat immers om een belangrijk aspect voor de koper van een staatslot waarop hij niet op bedacht hoeft te zijn. Bovendien is van belang dat de prijzen met een serie­letter de grootste prijzen zijn en aangenomen moet worden dat het de perso­nen die met de Staats­lo­terij meespelen juist te doen is om (de kans op) het win­nen van een van die prijzen. De Commis­sie acht daarom een zorgvuldige en volledige voor­lichting over de win­kans met betrekking tot de prijzen met een serieletter van groot be­lang. Nu verweer­der op dit punt onvoldoende in­formatie geeft aan potentiële kopers van een staatslot, en de­ze als ge­volg daarvan onvol­doende zijn geïnfor­meerd over het effect op de kans op het win­nen van een prijs met een serieletter indien het aantal verkochte series van hele loten af-wijkt van de prognose in de uiting, heeft verweerder in strijd met artikel II.3 RVK gehandeld.

 

4)  Ten aanzien van het uitkeringspercentage van 69,5%, stelt verweerder dat sprake is van een ge­middelde verwachting, die eveneens op eerdere ervaringen is gebaseerd en welk per­centage ge­durende de tweede helft van 2009 ook daadwerkelijk zal worden gehaald. Ver­weer­der noemt ter onderbouwing van deze stelling de percentages over april 2009 (70,2 %), mei 2009 (68,1%) en juli 2009 (70,6%). Ook klaagster gaat ervan uit dat het percentage van 69,5% als een gemiddelde moet worden beschouwd. Voorts is niet in geschil dat dit gemid­del­de dient te worden berekend over de tweede helft van 2009. Niet duide­lijk is echter tot welk resultaat dit zal leiden. Verweerder heeft geen gegevens over de maanden na juli 2009 genoemd, zodat de Commissie geen verant­woorde inschatting kan maken. Het komt de Com­missie daarom aangewezen voor de be­handeling van de zaak op dit punt wederom aan te houden teneinde verweer­der in staat te stellen te gelegener tijd met stukken te on­der­bou­wen dat gedu­rende de tweede helft van 2009 het uitkeringsper­centage van het totale prij­zen­pakket ge­middeld 69,5% be­droeg.

 

De beslissing

 

Op grond van hetgeen onder 1), 2) en 3) is vermeld, acht de Commissie de uiting in strijd met artikel II.3 RVK. De Commissie beveelt verweerder aan om niet meer op een dergelijke  wijze re­clame te maken.

Ten aanzien van hetgeen onder 4) is vermeld, houdt de Commissie de behandeling van de zaak aan teneinde verweer­der in staat te stellen te gelegener tijd, zodra het uitkeringsper­cen­tage over de tweede helft van 2009 bekend is, een over­zicht over te leg­gen waaruit blijkt dat gedu­rende die periode het uitke­ringsper­centage van het totale prijzenpak­ket ge­middeld 69,5% bedroeg.

 

College van Beroep:

De grieven

           

Deze kunnen als volgt worden samengevat. 

 

I.                      

De Commissie heeft ten onrechte geoordeeld dat sprake is van reclame in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). De uiting betreft een aankondiging van het bij de desbetreffende loterij behorende prijzenpakket, waartoe de Staatsloterij op grond van artikel 12 van het Deelnemersreglement verplicht is, alsmede een mededeling van verhoging van de lotprijs en de te winnen prijzen.

 

II.

De Commissie heeft ten onrechte als uitgangspunt bij haar beoordeling genomen dat uit de uiting een indicatie van de winkans volgt. Uit de folder blijkt niet dat de winkans evenredig fluctueert met het aantal verkochte loten. De Commissie heeft ten onrechte geoordeeld dat de consument op basis van de folder een inschatting kan maken van de kans op het winnen van één van de genoemde prijzen. Voor een dergelijke inschatting moet het aantal verkochte loten en de verhouding tussen het aantal 1/5e loten en het aantal hele loten bekend zijn, wat eerst het geval is nadat de verkoop is gesloten. Ditzelfde geldt voor de inschatting van de kans op het winnen van één van de 5+serie-prijzen (prijzen met een serieletter). Deze kans vermindert niet in alle gevallen dat het aantal verkochte hele loten groter is dan in de uiting vermeld. De winkans is voor de gemiddelde consument niet van belang voor het al dan niet meespelen met de loterij.

 

III.

De Commissie heeft ten onrechte overwogen, dat de consument uit de uiting zal begrijpen dat het prijzenpakket zal worden afgestemd op de hoeveelheid loten. De mededeling omtrent het aantal loten waarop het prijzenpakket is gebaseerd, is alleen relevant voor de berekening van het uitkeringspercentage. Het pakket voor wat betreft de 5+serie-prijzen, waartoe de klacht is beperkt, wordt tevoren vastgesteld en is niet afhankelijk van het aantal verkochte loten.

 

IV.

De Commissie heeft ten onrechte geen belang gehecht aan het feit dat de in de uiting genoemde prijzen slechts bij wijze van voorbeeld zijn gegeven, hetgeen blijkt uit de opmerking “Dit prijzenpakket is gebaseerd op 34,2 series van 100.000 hele loten”. Bovendien is in de uiting opgenomen dat wijzigingen in het prijzenpakket zijn voorbehouden.

 

V.

De Commissie heeft ten onrechte geen rekening gehouden met het feit dat de kans op winst varieert met dermate kleine getallen, dat deze fluctuatie voor de gemiddelde consument niet relevant is en diens economische gedrag niet beïnvloedt.

 

De mondelinge behandeling

 

Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht.

 

Namens appellante is aangevoerd, in reactie op opmerkingen van geïntimeerde daaromtrent, dat de stelling van de Staatsloterij dat het uitkeringspercentage van 69,5% in de tweede helft van 2009 is gehaald met stukken kan worden onderbouwd. Medio 2009 heeft de Staatsloterij het jaarlijks te behalen gemiddelde uitkeringspercentage vrijwillig verhoogd naar 69,5%, in verband met de gestegen kansspelbelasting die door de Staatsloterij als inhoudingsplichtige aan de staat wordt betaald.

 

Het oordeel van het College

 

1

Het College stelt voorop dat de onderhavige beslissing geen betrekking heeft op het in de folder vermelde uitkeringspercentage van het totale prijzenpakket over de tweede helft van 2009, aangezien de Commissie de behandeling van dat onderdeel van de oorspronkelijke klacht nog heeft aangehouden. Het oordeel van het College blijft beperkt tot het beroep tegen het oordeel van de Commissie in haar uitspraak van 5 januari 2010 dat de bestreden uiting in strijd is met artikel II.3 van de Reclamecode voor Kansspelen (RVK).

 

2

Ten aanzien van de onder I genoemde grief overweegt het College, dat de mededelingen “Grootste prijzenpakket”, “een nog groter prijzenpakket”, “Nog grotere prijzenpot” en “Het uitkeringspercentage van het totale prijzenpakket groeit van 65% naar 69,5%” in redelijkheid niet zijn aan te merken als louter feitelijke informatie, maar een onmiskenbaar wervend karakter hebben. De Commissie heeft terecht geoordeeld dat de bestreden folder een reclame-uiting is in de zin van artikel 1 NRC.

 

3

De overige grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

 

4

De Commissie heeft geoordeeld dat de Staatsloterij in strijd met artikel II.3 RVK heeft gehandeld, omdat de uiting potentiële kopers van een staatslot onvoldoende zorgvuldig en onvolledig voorlicht over de winkans met betrekking tot de prijzen met een serieletter en om die reden misleidend is. Het College is echter, anders dan de Commissie, van oordeel dat de uiting geen indicatie van de winkans met betrekking tot de prijzen met een serieletter bevat. Alleen het (vaste) aantal van elf beschikbare prijzen met een serieletter wordt vermeld. Het maken van een inschatting van de winkans op basis van de folder is evenmin mogelijk, omdat daartoe de verhouding tussen het verkochte aantal hele loten en het aantal 1/5e loten bekend moet zijn, wat eerst na het sluiten van de lotenverkoop het geval is.

Op zich is het juist, zoals door geïntimeerde aangevoerd, dat bij een hoog aantal verkochte 1/5e loten de winkans kan verwateren, omdat deze deelloten (ook) unieke nummers hebben. Het niet opnemen van een mededeling omtrent de winkans bij deelloten maakt de uiting naar het oordeel van het College echter niet onvolledig en om die reden misleidend. Voor aanvullende informatie wordt in de uiting verwezen naar het deelnemersreglement dat bij de Staatsloterij kan worden opgevraagd of op de website kan worden ingezien.

 

5

Vast is komen te staan dat voor elke trekking door de Staatsloterij op basis van ervaring wordt ingeschat hoeveel loten zullen worden verkocht en hoe de verhouding hele/deelloten zal zijn. Het prijzenpakket, dat wil zeggen de verdeling van de totale prijzenpot, wordt gebaseerd op het naar hele loten omgerekende totaal. Niet valt uit te sluiten dat het personen die met de Staatsloterij meespelen met name te doen is om het winnen van één van de prijzen met een serieletter, die immers de grootste prijzen zijn. Het College acht daarentegen voldoende aannemelijk gemaakt dat de kans van een deelnemer op het winnen van één van de prijzen met een serieletter weliswaar fluctueert al naar gelang het aantal verkochte loten, maar dat het verschil in kans zeer gering is. Naar het oordeel van het College zal dit verschil geen invloed hebben op de beslissing van de gemiddelde consument om al dan niet een staatslot te kopen. Het ontbreken van informatie hieromtrent in de uiting maakt deze niet misleidend in de zin van artikel II.3 RVK.

 

6

Gelet op het vorenstaande beslist het College als volgt.

 

De beslissing

 

Het College bevestigt de beslissing van de Commissie van 19 oktober 2009, voor zover de bestreden uiting is aangemerkt als reclame in de zin van artikel 1 NRC. Het College vernietigt de beslissing van de Commissie van 5 januari 2010, voor zover de Commissie de uiting in strijd met artikel II.3 RVK heeft bevonden en wijst de klacht in zoverre af.

 

VOOR VERDERE AFHANDELING VAN TB TERUG NAAR RCC.

 

 

 

Opnieuw uitspraken zoeken

Op datum, dossiernummer, trefwoord of soort uitspraak of een combinatie van deze zoekopties.

*Verplicht in te vullen velden

Uitgebreid zoeken