De bestreden reclame-uitingen

Het betreft:

1. een televisiecommercial die aan het begin een beeldhouwwerk van een man toont die op het hoofd van een vrouw staat. Vervolgens is een vrouw te zien die met een sloophamer op een muur slaat, gevolgd door scènes waarin zij beelhouwwerken kapot slaat en eindigend met een scène waarin is te zien dat de muur is uitgebroken.

2. een televisiecommercial waarin is te zien hoe een vrouw op een roltrap aan een andere vrouw vertelt over onder meer energiegolven. Wanneer zij zegt: “Weet je, het wegsturen van vreemde emotiegolven is mijn project”, wordt er een plastic zak met groente in haar gezicht gegooid.

3. een televisiecommercial waarin is te zien hoe een man in een koffietentje met zijn laptop op schoot aan het telefoneren is en zegt: “Echt waar man, crazy shit. Zo intens weet je. Vergis je niet, dit is nog maar ons eerste project.” Op dat moment wordt de laptop uit zijn handen getrokken en tegen een tafel kapot gegooid.

De klacht

Het gaat om inhoudelijk agressieve commercials waarvan de relevantie klager ontgaat. Klager vindt dat de commercials kwalitatief slecht zijn en om ethische redenen niet moeten worden uitgezonden, mede gelet op kinderen. Klager heeft contact gezocht met adverteerder en meegedeeld dat het om een respectloze manier gaat om een doelgroep te bereiken.

Het oordeel van de voorzitter

De voorzitter verwijst naar de beslissingen van de Reclame Code Commissie in de dossiers 2017/00856W, 2018/00123 en 2018/00124, waarin eerdere klachten over de onderhavige commercials reeds zijn afgewezen. De voorzitter heef begrip voor het feit dat klager televisiecommercials als de onderhavige wil bestrijden, maar ziet in hetgeen hij stelt geen aanleiding om van het oordeel van de Commissie af te wijken. Weliswaar is in de televisiecommercials in bepaalde opzichten sprake van gewelddadig handelen, hetgeen met name voor de laatste twee commercials geldt, maar van agressieve reclame in de zin van de Nederlandse Reclame Code is geen sprake. Ook verder kan niet worden gezegd dat de getoonde beelden van dien aard zijn, dat dit een inbreuk op de vrijheid van meningsuiting van adverteerder kan rechtvaardigen. Dat men blijkens de klacht van mening kan verschillen over de kwaliteit van de commercials, rechtvaardigt evenmin een dergelijke inbreuk.

De beslissing van de voorzitter

Gelet op het bovenstaande wijst de voorzitter de klacht af.