Het College van Beroep [3 juli 2013]
De grief
De Commissie heeft een deel van de klacht buiten beschouwing gelaten. Het betreft het gedeelte van de klacht dat is gericht tegen alle zogenaamde merkmini’s, dat wil zeggen mini’s in de vorm van een kleine verpakking van een voedingsmiddel van een A-merkfabrikant. De Commissie had de merkmini’s dienen te toetsen aan de Reclamecode voor Voedingsmiddelen (RVV). Indien de Commissie de merkmini’s bij haar beoordeling had betrokken en deze aan de RVV zou hebben getoetst, zou zij hebben geoordeeld dat sprake is van reclame voor voedingsmiddelen. Deze reclame is oneerlijk in de zin van artikel 7 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).
Het antwoord in appel
Dit kan als volgt worden samengevat. De merkmini’s zijn, zoals de Commissie duidelijk heeft overwogen, een cadeau in de vorm van speelgoed en geen reclame voor voedingsmiddelen. De complete set bestaat uit 50 Albert Heijn keukenmini’s, waarvan een deel merkmini’s. De set is zo samengesteld dat kinderen al met een paar keukenmini’s leuk kunnen spelen en waarheidsgetrouw maaltijden kunnen “koken”. De merkmini’s voldoen niet aan de definitie van voedingsmiddel in de zin van de RVV. Een kartonnen of plastic cadeau bij een spaaractie is immers niet een industrieel bereide, veelal verpakte, eet- en drinkwaar bestemd voor gebruik door de consument. De RVV heeft tot doel om van toepassing te zijn op levensmiddelen en de reclame daarvoor, maar niet om beperkingen op te leggen aan speelgoed dat als cadeau bij boodschappen kan worden gespaard. Albert Heijn verwijst naar de in haar verweerschrift sub a tot en d genoemde aspecten die volgens haar dit standpunt ondersteunen.
Als subsidiair verweer voert Albert Heijn aan dat geen sprake is van handelen in strijd met artikel 8 RVV, omdat verpakkingen zijn uitgezonderd van het in dit artikel opgenomen verbod, terwijl de reclame voor de keukenmini actie ook niet is gericht op kinderen onder de 7 jaar. Het publiek dat wordt bereikt bestaat niet voor meer dan 25% uit kinderen onder de 7 jaar. Albert Heijn biedt van dit laatste bewijs aan.
De mondelinge behandeling
Albert Heijn doet het verweer nader toelichten. Namens haar wordt onder meer meegedeeld dat de fabrikanten van de producten die als merkmini’s worden verstrekt hiervoor een financiële bijdrage betalen. Dit is een marketingbijdrage.
Het oordeel van het College
1. Het College stelt voorop dat, voor zover appellante stelt dat de Commissie ten onrechte een deel van de klacht buiten beschouwing heeft gelaten, te weten het gedeelte van de klacht dat is gericht tegen alle zogenaamde merkmini’s, blijkbaar sprake is van een misverstand. Het College verwijst in dit verband naar het oordeel van de Commissie zoals weergegeven onder “Artikel 8 lid 1 RVV”. De Commissie heeft daar onder meer geoordeeld: “Deze keukenmini’s kunnen worden gespaard en/of kinderen kunnen ermee spelen en “koken”, doch deze keukenmini’s zijn geen reclame-uiting voor voedingsmiddelen als bedoeld in de RVV. Om die reden acht de Commissie de RVV niet van toepassing.” Het College begrijpt op grond van het voorgaande het beroep aldus dat appellante het oordeel van de Commissie bestrijdt dat de keukenmini’s als zodanig geen reclame-uiting voor voedingsmiddelen in de zin van de RVV zijn, alsmede dat volgens appellante de Commissie had dienen te oordelen dat de mini’s in strijd met de RVV alsook oneerlijke reclame zijn. Voor het overige heeft appellante het oordeel van de Commissie niet bestreden, zodat in beroep van de juistheid van het verdere oordeel van de Commissie wordt uitgegaan.
2. Vaststaat dat de merkmini’s door Albert Heijn worden verstrekt in het kader van een door haar gevoerde reclamecampagne in verband waarmee de consument gratis merkmini’s en andere mini’s kan sparen. De (merk)mini’s kunnen in zekere zin als speelgoed worden beschouwd. De set is volgens Albert Heijn zo samengesteld, dat kinderen al met een paar keukenmini’s leuk kunnen spelen. In verband daarmee zijn accessoires verkrijgbaar, zoals een keukentje. Door het spelen met de merkmini’s kunnen kinderen in hun spel de werkelijkheid nabootsen. Het College merkt op dat de merkmini’s hiervoor bij uitstek geschikt zijn, doordat zij blijkbaar een sterk verkleinde kopie van de originele verpakking zijn zoals deze in de winkel te koop is. Aldus dienen de merkmini’s als een waarheidsgetrouwe versie van de originele verpakkingen van de merkproducten te worden beschouwd. Aangenomen moet worden dat deze realistische nabootsing van de originele verpakking bijdraagt aan de aantrekkelijkheid van de merkmini’s voor kinderen, nu zij daardoor in staat zijn met deze mini’s te spelen als ware deze de producten zoals die in de winkel te koop zijn. Hiermee in overeenstemming is dat Albert Heijn stelt dat kinderen door de samenstelling van de mini’s waarheidsgetrouw maaltijden kunnen “koken”. Ook voor volwassenen zijn de merkmini’s herkenbaar als waarheidsgetrouwe imitatie van de merkproducten die in winkels te koop zijn.
3. De waarheidsgetrouwe imitatie van de originele merkverpakking heeft tot gevolg dat degene die met een merkmini wordt geconfronteerd daardoor ook onvermijdelijk kennis neemt van de verpakking van het corresponderende merkproduct, inclusief de daarop staande teksten en afbeeldingen. Beide zijn immers, naar op grond van het voorgaande moet worden aangenomen, identiek. Uit de door appellante bij de Commissie overgelegde producties blijkt dat de teksten op de merkmini’s nog leesbaar zijn en dat de afbeeldingen op de merkmini’s herkenbaar zijn. In de toelichting bij artikel 1 NRC is de verpakking van een product specifiek benoemd als (een vorm van) reclame. Het College ziet geen aanleiding om te oordelen dat de verpakking die op de merkmini’s is te zien niet als reclame in de zin van dit artikel zou dienen te worden aangemerkt. Weliswaar bevatten de merkmini’s zelf geen inhoud, maar zij refereren door hun doelbewuste waarheidsgetrouwe imitatie van het verpakte product direct aan (de verpakking van) het product zoals dat in de winkel kan worden gekocht en bevatten dezelfde aanprijzingen in beeld en geschrift.
4. De merkmini’s dienen op grond van het voorgaande als reclame voor de corresponderende merkproducten te worden beschouwd. Hiermee in overeenstemming is dat Albert Heijn ter vergadering heeft meegedeeld dat de fabrikanten van de producten waarvan merkmini’s worden verstrekt hiervoor een financiële vergoeding betalen in de vorm van een “marketingbijdrage”. Het standpunt van appellante dat de merkmini’s niet alleen speelgoed zijn maar tevens dienen te worden beschouwd als afzonderlijke reclame-uitingen voor de corresponderende merkproducten is derhalve juist. Dit impliceert dat de merkmini’s die eet- en drinkwaren betreffen als reclame voor voedingsmiddelen in de zin van de RVV dienen te worden aangemerkt, zodat het andersluidende oordeel van de Commissie op dit punt onjuist is.
5. Ingevolge artikel 8 lid 1 RVV is reclame voor voedingsmiddelen gericht op kinderen onder de 7 jaar niet toegestaan. Ten aanzien van de merkmini’s is echter niet aannemelijk geworden dat deze in het bijzonder aantrekkelijk en/of bedoeld zijn voor kinderen jonger dan 7 jaar. Aangenomen moet worden dat ook personen van 7 jaar en ouder in de merkmini’s zijn geïnteresseerd en daarmee zullen spelen althans deze als een gadget zullen verzamelen en uitwisselen. Aldus kan niet worden gezegd dat de merkmini’s specifiek gericht zijn op kinderen onder de 7 jaar. Evenmin kan worden aangenomen dat met deze mini’s een publiek wordt bereikt dat voor meer dan 25% bestaat uit kinderen onder de 7 jaar. Het College oordeelt op grond van het voorgaande dat artikel 8 lid 1 RVV de merkmini’s als zodanig niet verbiedt. Ook overigens kunnen de merkmini’s niet in strijd met de RVV worden geacht. Ten slotte valt niet in te zien waarom merkmini’s als zodanig oneerlijke reclame zouden zijn, zoals appellante stelt. In zoverre is de grief niet onderbouwd.
6. De grieven treffen op grond van het voorgaande uitsluitend doel voor zover de Commissie de merkmini’s niet als reclame-uitingen voor de corresponderende voedingsmiddelen (merkproducten) heeft aangemerkt. Dit kan appellante evenwel niet baten, nu deze reclame-uitingen toelaatbaar zijn. Het College komt aldus, zij het op andere gronden, tot dezelfde uitkomst als de Commissie. Derhalve wordt beslist als volgt.
De beslissing van het College van Beroep van 3 juli 2013
Het College bevestigt de beslissing van de Commissie voor zover in beroep aan de orde en met wijziging van gronden.
De Reclame Code Commissie [ 7 mei 2013]
De bestreden reclame-uitingen
Het betreft de onderstaande reclame-uitingen betreffende de “gratis keukenmini’s”:
– de posters aangebracht op de winkelruiten en in de winkels met de tekst “Jij kan alles maken!” en “gratis keukenmini’s”, en
– de televisiereclame, waarin men kinderen boodschappen ziet doen, en waarin onder meer gezegd wordt “Je kunt nu keukenmini’s verzamelen bij Albert Heijn. We hebben 50 nieuwe mini’s voor in je keukentje. (…) Dus de komende weken zorgen de kinderen voor het eten. (…) Gratis keukenmini’s bij elke € 15,- aan boodschappen. Gewoon bij Albert Heijn”.
De klacht
Klaagster heeft tegen de reclame-uitingen de volgende bezwaren.
-
Klaagster, moeder van twee dochters van 3 en 5, voelt zich door de overdaad aan de mede op kinderen gerichte reclame als het ware gedwongen om bij adverteerder boodschappen te doen, waardoor deze manier van reclame maken in strijd is met artikel 14 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Adverteerder zet weliswaar kinderen niet rechtreeks aan als bedoeld in artikel II sub 2 van de Kinder- en Jeugdreclamecode (KJC), maar bedient zich van agressieve reclame omdat de campagne geen ander doel heeft dan om de gemiddelde ouder te doen besluiten om boodschappen bij adverteerder te doen waardoor de keuzevrijheid wordt beperkt.
-
De keukenmini’s, die door de producenten in kwestie worden gesponsord, zijn in strijd met de Reclamecode voor Voedingsmiddelen (RVV) omdat de producenten daarmee reclame maken gericht op kinderen jonger dan 7 jaar.
-
De mini’s zijn niet herkenbaar als reclame-uiting voor de producten in kwestie, zodat deze in strijd zijn met artikel 11 NRC.
Het verweer
Adverteerder voert het volgende verweer.
Van ongepaste beïnvloeding als bedoeld in artikel 14 NRC is, mede gelet op de toelichting bij deze bepaling, geen sprake. Op geen enkele manier wordt (indirect) pressie uitgeoefend op ouders om hen ervan te weerhouden een geïnformeerd koopbesluit te nemen.
Klaagster stelt zelf dat adverteerder kinderen niet rechtreeks aanzet een bepaald product te kopen. Voorts zet adverteerder kinderen er niet toe aan om er bij hun ouders op aan te dringen een bepaald product te kopen.
Mondelinge behandeling
Klaagster licht haar standpunt nader toe aan de hand van aantekeningen.
Klaagster stelt daarbij dat de reclame-uitingen tevens in strijd zijn met artikel 7 NRC, aangezien er sprake is van oneerlijke reclame nu door deze reclame-uitingen het economisch gedrag wordt verstoord. Het vermogen van de ouder om een geïnformeerd besluit te nemen op basis van relevante factoren zoals prijs en kwaliteit, wordt door deze reclame-uitingen verstoord.
De door adverteerder verstrekte mini’s, die gesponsord worden door de producenten in kwestie zijn in strijd met de Reclamecode voor Voedingsmiddelen (RVV). De mini’s slaan vooral aan bij kinderen onder de 7 jaar, waardoor de uitingen in strijd zijn met artikel 8 lid 1 RVV.
Tot slot stelt klaagster dat de mini’s in strijd zijn met artikel 11 NRC, omdat de meeste mensen deze niet zullen herkennen als reclame voor de producten in kwestie.
Mr Schoorlemmer handhaaft haar standpunt dat noch de reclame-uitingen noch de door adverteerder verstrekte gratis keukenmini’s in strijd zijn met de NRC.
Het oordeel van de Commissie
De actie “gratis keukenmini’s” houdt, kort gezegd, in dat men bij elke € 15,- aan boodschappen een “gratis keukenmini” krijgt. In het kader van deze actie zijn er 50 verschillende zogenaamde keukenmini’s van in adverteerders supermarkt verkrijgbare producten. Kinderen kunnen deze keukenmini’s sparen en er in een keukentje mee spelen.
De Commissie overweegt met betrekking tot verschillende bezwaren van klaagster
het volgende.
Artikel 14.1 NRC.
Adverteerder beoogt consumenten ertoe te bewegen (meer) boodschappen bij adverteerder te (gaan) doen en het feit dat adverteerder zich daartoe bedient van een intensieve reclame-campagne, is niet in strijd met de NRC. De NRC bevat geen bepaling waarin grenzen worden gesteld aan de hoeveelheid reclame die mag worden gemaakt. Het enkele feit dat adverteerder zich van een intensieve reclamecampagne bedient, leidt derhalve niet tot het oordeel dat sprake is van agressieve reclame als bedoeld in artikel 14.1 NRC.
Voor de “gratis keukenmini’s” wordt veel en opvallend reclame gemaakt en van deze mini’s zal een zekere aantrekkingskracht op kinderen uitgaan, maar niet kan worden geoordeeld dat de onderhavige reclame-uitingen bij de ouder tot een wezenlijke verstoring van het economisch gedrag (kunnen) leiden, dat deze de keuzevrijheid (kunnen) beperken en dat deze aan het nemen van een geïnformeerd besluit in de weg zouden staan, anders dan reclame-uitingen in het algemeen plegen te doen.
Artikel II sub 2 van de KJC jo artikel 14.2 NRC
In de reclame-uitingen voor de “gratis keukenmini’s” richt adverteerder zich (mede) tot kinderen, zodat de KJC daarop van toepassing is. Kinderen kunnen met de mini’s spelen en deze sparen en kinderen bij wie de actie aanslaat zullen er bij hun ouders ongetwijfeld op aandringen om (meer) boodschappen bij adverteerder te gaan doen.
Dit betekent evenwel niet dat de uitingen niet voldoen aan de in artikel 2 genoemde criteria. In de reclame-uitingen worden kinderen niet tot aankoop van een bepaald product aangezet en kinderen worden er evenmin toe aangezet om hun ouders of anderen te overreden om tot de aankoop van bepaalde producten over te gaan.
Omdat in het kader van de onderhavige reclame-campagne bestedingen beloond worden met “gratis keukenmini’s”, die wellicht bij veel kinderen in de smaak zullen vallen, zullen er zeker kinderen zijn die, omdat zij graag (meer) keukenmini’s willen hebben, er bij hun ouders op zullen aandringen om bij adverteerder (meer) boodschappen te gaan doen. In zoverre zullen ouders ten gevolge van de reclame-uitingen (kunnen) worden beïnvloed, doch van een wezenlijke verstoring is geen sprake.
Artikel 8 lid 1 RVV
In de reclame-uitingen wordt geen reclame gemaakt voor één of meer specifieke voedingsmiddelen, maar voor het doen van boodschappen bij adverteerder, omdat men, mits men voldoende heeft besteed, daarbij een cadeautje in de vorm van een keukenmini krijgt. Deze keukenmini’s kunnen worden gespaard en/of kinderen kunnen ermee spelen en “koken”, doch deze keukenmini’s zijn geen reclame-uiting voor voedingsmiddelen als bedoeld in de RVV. Om die reden acht de Commissie de RVV niet van toepassing.
Art 11 NRC
De actie “gratis keukenmini’s” is onmiskenbaar een actie van en voor adverteerder. Het zijn “De keukenmini’s van Albert Heijn”. Deze actie heeft de bedoeling klanten te bewegen boodschappan bij adverteerder te doen. Het geven van cadeautjes is als reclame-uiting niet verboden. Doel en strekking van de actie zijn duidelijk. Om die reden acht de Commissie de reclame-uiting niet in strijd met artikel 11 NRC.
De beslissing van de Reclame Code Commissie van 7 mei 2013
Op grond van het hierboven overwogene wijst de Commissie de klacht af.