De bestreden reclame-uiting
Het betreft de televisiereclame waarin adverteerder reclame maakt voor zijn clickcard actie. Adverteerder laat zien dat leerlingen van een basisschool op het schoolplein bezig zijn met het ruilen van clickcards. Daarin ziet men onder meer dat een jongetje door twee meisjes voor een deur wordt ingesloten, om hem een door hen begeerde card afhandig te maken. Later ziet men een leerkracht over het schoolplein hollen, achterna gezeten door de kinderen, terwijl zij een zogenaamde “Pluto-kaart” in de lucht houdt, roepend: “Ik hou hem lekker zelf”. Tot slot ziet men dat ze met een touw aan een boom is gebonden.
De klacht
Getoond wordt dat het schijnbaar normaal is om kaarten onder dwang af te pakken. Omdat het getoonde gedrag in werkelijkheid al is voorgekomen, acht klaagster de uiting in strijd met de artikelen 3 en 4 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).
Het verweer
De uiting beoogt het sparen van clickcards te stimuleren. Dit wordt op humoristische wijze in beeld gebracht. Kinderen en minderjarigen weten wel degelijk dat wat zij op de televisie zien fictie is. Dat dit overdreven is en niet moet worden nagevolgd. Kinderen en minderjarigen zijn ook gewend geraakt aan overdreven en soms zelfs gewelddadige beelden. Zij zullen zich daarom niet snel laten beïnvloeden door bepaalde scènes of daarvan schrikken. Adverteerder heeft met “een knipoog” de spaardrang van mensen willen aanwakkeren. Kinderen en minderjarigen begrijpen heel goed dat het niet normaal is om kaarten van iemand af te pakken c.q. te stelen.
Het is duidelijk dat de uiting niet letterlijk moet worden genomen.
Het oordeel van de Commissie
In de uiting wordt de aandacht gevestigd op het spaarelement dat aan de clickcard-actie is verbonden, waarna op een voor een ieder duidelijk overdreven wijze de attractiviteit van bepaalde cards in beeld wordt gebracht. Door deze zo overdreven beelden kan niet worden geoordeeld dat de indruk wordt gewekt dat het zou zijn toegestaan om zich op de getoonde wijze een ontbrekende card toe te eigenen. Ook kinderen zullen zich, naar het oordeel van de Commissie, van de ontoelaatbaarheid van het getoonde gedrag bewust zijn, zodat in ernst niet voor navolging daarvan behoeft te worden gevreesd. Op grond van het vorenstaande acht de Commissie de uiting niet in strijd met de in de artikelen 3 en 4 van de NRC genoemde criteria
De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.