De bestreden reclame-uiting
Het betreft een televisiereclame waarin een vrouw vertelt dat bij haar in september 2008 de diagnose ALS is gesteld. Zij zegt onder meer:
“ALS is een ongeneeslijke zenuwaandoening waarbij alle belangrijke spieren uitvallen. ALS kenmerkt zich door een progressief verloop. Uiteindelijk kun je geen adem meer halen en ga je dood. Over de oorzaak van ALS is nog maar heel weinig bekend. Daarom is er geld nodig voor wetenschappelijk onderzoek en om het leven van mensen met ALS iets te verlichten.
Vecht mee tegen een genadeloze ziekte door een bijdrage aan de Stichting ALS Nederland. (..) Voor alle andere mensen met ALS. Niet voor mezelf; ik ben inmiddels overleden”.
De klacht
Klager vindt de onderhavige wijze van fondsen werven “ongepast, onsmakelijk en gewetenloos”. Hij stoort zich aan “Shock advertising”.
Klager zag de reclame onder meer op Discovery Channel, en wel om 11.45 uur. Om die tijd kunnen ook jonge kinderen de uiting zien. Onlangs had klagers dochter van 12 jaar spierpijn na een les lichamelijke opvoeding en zij dacht als gevolg daarvan ook dood te gaan.
Het verweer
De klacht is gemotiveerd weersproken.
De mondelinge behandeling
Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht.
Het oordeel van de Commissie
De Commissie vat de klacht op in die zin dat klager de uiting nodeloos kwetsend acht en/of in strijd met de goede smaak en/of het fatsoen. Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met (één van) deze criteria stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter daarvan.
Met betrekking tot de onderhavige uiting stelt de Commissie voorop dat het adverteerder vrij staat om in een televisiereclame de aandacht te vestigen op de ernst van de ongeneeslijke ziekte ALS. De wijze waarop adverteerder dat in dit geval doet, waarbij wordt gewezen op lichamelijke gevolgen van de ziekte, door een persoon die inmiddels aan de ziekte ALS blijkt te zijn overleden, is indringend, maar acht de Commissie
-voornoemde terughoudendheid in acht genomen- niet van dien aard, dat de Nederlandse Reclame Code wordt overtreden. Dat oordeel heeft de Commissie ook, voor zover de uiting door (jonge) kinderen wordt bekeken. Overigens heeft adverteerder meegedeeld dat de reclame nooit rondom kinderprogramma’s is uitgezonden.
Dat niet iedereen de uiting zal waarderen, leidt niet tot een ander oordeel.
De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.
College van Beroep:
De grieven
Het College vat de grieven, zakelijk weergegeven, als volgt samen.
In de beslissing van de Commissie ontbreken “belangrijke uitspraken” die tijdens de vergadering van de Commissie zijn gedaan. Appellant heeft bij die gelegenheid duidelijk gemaakt dat de televisiecommercial ook gedurende de middag is uitgezonden en daardoor door kinderen kon worden gezien. Namens Stichting ALS is meegedeeld dat het overdag uitzenden een bewuste keuze was. Appellant acht voorts onduidelijk wat het subjectieve karakter inhoudt waarnaar de Commissie verwijst. Appellant heeft “harde feiten” aangedragen en de Commissie heeft zich met een verwijzing naar haar terughoudende opstelling vrijgepleit van het vellen van een objectief en juist oordeel. De reclame is wél schokkend. De Commissie had de fatsoensnorm behoren te hanteren die zij zelf omschreven heeft en aldus dienen te beoordelen of de onderhavige boodschap wel met goed fatsoen moet worden gebracht, ongeacht of deze wel of niet in strijd met de regels is. Artikel 5 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), “het kapstokartikel”, maakt het mogelijk om niet geregelde gedragingen die ongewenst zijn te bestraffen.
Het oordeel van het College
1.
De Commissie heeft de klacht aldus opgevat, dat appellant de uiting nodeloos kwetsend en/of in strijd met de goede smaak en/of het fatsoen acht. Nu hiertegen
in appel geen grief is gericht, staat vast dat de Commissie de grondslag van de klacht juist heeft weergegeven, met dien verstande dat appellant in dit stadium van de procedure ook naar artikel 5 NRC verwijst in verband met zijn stelling dat de uiting ongewenst is, kennelijk omdat hij deze niet fatsoenlijk acht.
2.
Het voorgaande impliceert dat aan subjectieve normen dient te worden getoetst.
Bij subjectieve normen speelt, anders dan bij objectieve normen, de persoonlijke waardering een belangrijke rol. Deze verschilt van persoon tot persoon. Op grond daarvan dienen de Commissie respectievelijk het College zich terughoudend op te stellen en van geval tot geval te beoordelen of volgens de huidige maatschappelijke opvattingen de grenzen van het toelaatbare zijn overschreden. Daarbij spelen diverse factoren een rol, waaronder de indringendheid van de uiting en het onderwerp van de uiting.
3.
Het College is van oordeel dat de onderhavige uiting op een rustige, maar wel zeer indringende wijze de ernst van de ziekte ALS onder de aandacht van het publiek brengt door personen over hun ziekte te laten vertellen en hen aan het einde van de commercial te laten zeggen: “Ik ben inmiddels overleden”. Gelet op de boodschap van de televisiecommercial, het daarmee beoogde doel (fondsenwerving voor wetenschappelijk onderzoek in verband met de ziekte ALS) en de wijze waarop dit in de televisiecommercial is uitgewerkt, is het College van oordeel dat niet kan worden gezegd dat de grenzen van het toelaatbare zijn overschreden. De commercial kan, alle omstandigheden in aanmerking genomen, niet als te schokkend worden beschouwd. Dit geldt ook voor zover de televisiecommercial is uitgezonden op tijdstippen dat kinderen naar televisie kijken.
4.
Het College onderschrijft op grond van het voorgaande het oordeel van de Commissie. Derhalve wordt beslist als volgt.
De beslissing
Bevestigt de beslissing van de Commissie