Het College van Beroep [21 december 2017]
De bestreden uiting, de klacht en de beslissing van de Commissie
De klacht is gericht tegen een billboardposter waarop een vrouw in beha is afgebeeld. Achter de vrouw bevindt zich een man die het behabandje van de vrouw vastpakt. Op de poster staat: “Flirten is niet alleen voor singles”, “secondlove.nl” en “Schrijf je gratis in”.
De klacht luidt in essentie dat de billboardposter ingaat tegen de goede smaak, het fatsoen en de goede zeden. De aangeprezen dienst is ook gevaarlijk voor de geestelijke gezondheid wegens de gevolgen die deze volgens appellant kan hebben.
De Commissie heeft, in navolging van de beslissing van de voorzitter waartegen appellant bezwaar had gemaakt, de klacht afgewezen. De Commissie heeft, samengevat, het bezwaar van appellant aldus begrepen dat hij zich afvraagt waarom de voorzitter niet tot het oordeel is gekomen dat de uiting de grenzen van het betamelijke overschrijdt nu 60.000 mensen deze uiting kennelijk afkeuren. De Commissie heeft daarop overwogen dat bij de beoordeling van wat de huidige maatschappelijke opvattingen zijn geen gebruik wordt gemaakt van een steekproef uit de bevolking of een andere telling van opvattingen. Dat 60.000 mensen een petitie hebben ondertekend waarin de uiting wordt afgekeurd, betekent niet zonder meer dat de uiting volgens de algemene maatschappelijke opvattingen de grens van het toelaatbare overschrijdt. De Commissie geeft toepassing aan artikel 2 van de Nederland-se Reclame Code (NRC) met inachtneming van de vrijheid van meningsuiting van Secondlove.nl. Dit uitgangspunt brengt mee dat de Commissie Secondlove.nl kan aanbevelen om niet langer op de onderhavige wijze reclame te maken indien dat noodzakelijk wordt geacht in verband met een van de in artikel 10 lid 2 EVRM genoemde belangen, waaronder de bescherming van de gezondheid of goede zeden en de bescherming van de rechten van anderen. Uitgaande van dit toetsingskader oordeelt de Commissie dat het in de uiting gebruikte beeld met tekst niet aanstootgevend is en dat de in de uiting gewekte suggestie zodanig indirect is, dat geen sprake is van strijd met artikel 2 NRC. Voor wat betreft het bezwaar dat de geestelijke gezondheid kan worden geschaad en hetgeen appellant dienaangaande opmerkt, is de Commissie van oordeel dat het causale verband tussen de uiting en de door appellant genoemde gevolgen onvoldoende aannemelijk is gemaakt.
De grieven
Deze worden – enigszins verkort – als volgt weergegeven.
De Commissie heeft het feit dat 60.000 mensen de uiting afkeuren ten onrechte in verband gebracht met de vraag van appellant waarom de voorzitter niet heeft geoordeeld dat de uiting de grenzen van het betamelijke overschrijdt. Dit aantal is immers op zichzelf genomen nog geen bewijs dat de grenzen van het betamelijke door de uiting zijn overschreden. Wel geeft dit een “gemeenschappelijk zwaartepunt van maatschappelijke afkeuring aan”. De vraag blijft op welke gronden de Commissie tot haar oordeel is gekomen. Onduidelijk is verder hoe de statuten van de Commissie haar in staat stellen om te oordelen over de huidige algemene maatschappelijke opvattingen met betrekking tot de interpretatie van de criteria goede smaak, fatsoen en goede zeden (artikelen 2 en 3 NRC). Hoe de samenstelling en werkwijze van de Commissie inzicht geeft in de huidige algemene maatschappelijke opvattingen wordt niet toegelicht. De herhaaldelijk gestelde vraag naar een definitie van wat de Commissie onder “huidige algemene maatschappelijke opvattingen” verstaat en via welke methode zij hierover oordeelt, wordt nergens beantwoord.
Het gaat in deze zaak om een reclame-uiting die aanzet tot bepaalde vormen van – in de ogen van een substantieel deel van onze maatschappij – onbetamelijk gedrag. Artikel 10 lid 2 EVRM wordt door de Commissie aangehaald waar het gaat om noodzakelijk geachte inperkingen van de vrijheid van meningsuiting. Een van deze inperkingen is “for the protection of health and morals”. Dat met de specifieke gecombineerde weergavevorm van deze reclameposter, die is voorzien van verlichting, de bescherming van ‘morals’ ofwel goede zeden in het geding is, lijkt evident voor een relevant deel van de Nederlandse bevolking. De Commissie heeft haar oordeel dat de uiting niet in strijd is met artikel 2 NRC niet gemotiveerd en niet expliciet beoordeeld of de uiting in strijd is met artikel 3 NRC. Dat vooralsnog niet bewezen is dat de reclame-uiting reeds schadelijke gevolgen heeft gekend, doet niet af aan de morele redelijkheid die stelt dat bepaald onbetamelijk gedrag tegengegaan behoort te worden. Vanuit moreel oogpunt kan gesteld worden dat beïnvloeding al vanuit het verkeerde voorbeeld aan de orde is, nu de poster aanzet tot vreemdgaan. Nader beschouwd acht de Commissie de kwalijke gevolgen kennelijk onvoldoende zwaarwegend en niet aangetoond. Waar het gaat om het maken van een afgewogen keuze dient een juiste balans van informatie te worden verstrekt om te voorkomen dat keuzes tot stand komen onder invloed van misleiding. Het morele belang vraagt om preventie van schade. Volgens appellant is in dit geval een waarschuwing in de trant van “vreemdgaan is schadelijk” op zijn plaats.
Het verband tussen geestelijke of psychologische schade en de reclame-uiting kan onderbouwd worden omdat sprake is van een vorm van dwaling wanneer gevolg wordt gegeven aan een oproep of suggestie waarbij iets schadelijks ten onrechte als positief wordt voorgesteld. De uiting is daarom ook in strijd met de artikelen 7 en 8 NRC. Ingrijpen door middel van een aanbeveling is noodzakelijk om te voorkomen dat er daadwerkelijk slachtoffers zullen vallen.
Het antwoord in appel
Op het verweer zal hierna, voor zoveel nodig, worden ingegaan.
De mondelinge behandeling
Het standpunt van appellant is mondeling toegelicht. Op hetgeen door en namens appellant is meegedeeld, wordt hierna, voor zoveel nodig, ingegaan.
Het oordeel van het College
1. De klacht is gericht tegen een reclame-uiting die strekt tot aanprijzing van een dienst waartegen bedenkingen mogelijk zijn. Het gaat immers om een datingdienst die, naar niet in geschil is en indirect uit de aanprijzing blijkt, specifiek is bedoeld voor personen die al een relatie hebben, derhalve een dienst die strekt tot het faciliteren van ‘vreemdgaan’. Uit het door appellant overgelegde rapport van Ipsos blijkt dat een aanzienlijke groep personen (reclame voor) deze dienst onwenselijk acht. Dit neemt echter niet weg dat het op zichzelf genomen toegestaan is deze dienst aan te bieden én daarvoor reclame te maken. De dienst is niet bij wet verboden en het maken van reclame daarvoor valt onder de vrijheid van meningsuiting als bedoeld in artikel 10 lid 1 EVRM. Appellant dient dus te accepteren dat Secondlove.nl op enige wijze reclame voor haar dienst maakt. Dit sluit niet uit dat de wijze waarop Secondlove.nl dat in het onderhavige geval doet, in strijd met de NRC kan zijn.
2. Bij de beoordeling of de uiting in overeenstemming is met de artikelen 2 en 3 NRC waarop appellant zich in de eerste plaats beroept, stelt het College zich terughoudend op. Bij deze artikelen is de invulling immers subjectief, te weten afhankelijk van de persoonlijke waardering en opvattingen van degene die met de uiting wordt geconfronteerd. Het College beoordeelt daarom of volgens de huidige algemene maatschappelijke opvattingen de uiting de grenzen van het toelaatbare te buiten gaat, hetgeen in feite neerkomt op de vraag of moet worden aangenomen dat de uiting door zijn verschijningsvorm aanstootgevend voor het publiek is. Het College geeft hierover een mening op basis van een eigen inschatting. Indien de uiting op zichzelf (dus niet de dienst als zodanig) aanstootgevend wordt geacht, dient nader te worden beoordeeld of deze constatering en een eventuele aanbeveling noodzakelijk zijn in verband met onder andere de bescherming van de gezondheid of de goede zeden en de rechten van anderen waarop appellant zich tevens beroept. Hierbij dient te worden gelet op alle omstandigheden van het geval, waarbij in het algemeen in aanmerking worden genomen de inhoud en de vorm van de uiting, de compositie daarvan als geheel, de context waarin de uiting wordt getoond, de wijze van openbaarmaking (eventueel: het medium, de periode en de plaats waar de uiting wordt getoond), de effecten van de uiting op het publiek, en de gevolgen van een dergelijke constatering voor de adverteerder. Daarbij geldt dat de marge om een uiting met inachtneming van de vrijheid van meningsuiting van de adverteerder niet in overeenstemming te achten met de goede smaak en het fatsoen, afhangt van het karakter van de uiting. Bij politieke uitingen of uitingen die bijdragen aan een debat van publiek belang is deze marge kleiner dan bij louter commerciële uitingen (vgl. EHRM 13 juli 2012, ECLI:NL:XX:2012:BX9103 par. 61-62, NJ 2014, 319). Uitgaande hiervan oordeelt het College als volgt.
3. De uiting toont het bovenlichaam van een vrouw in een beha, waarbij een aanzienlijk deel van haar lichaam is afgedekt door een rechthoekig kader waarin “secondlove.nl” staat en drie hartjessymbolen die in elkaar overlopen. Naar het oordeel van het College is geen sprake van een uiting die expliciet ‘bloot’ toont. De man die achter de vrouw staat en van wie in feite alleen het hoofd en zijn rechterhand zijn te zien, houdt het rechterbandje van haar beha vast en lijkt haar in haar nek te kussen. Van een expliciete seksuele handeling is geen sprake. De tekst “Flirten is niet alleen voor singles” en de hartjessymbolen verwijzen niet direct naar seksuele handelingen. Wel heeft de uiting enige erotische lading door de pose van de afgebeelde personen en het feit dat de vrouw in lingerie is gekleed. Dit is onvoldoende om de uiting aanstootgevend te achten. De uiting bevat geen combinatie van bloot en seks of erotiek op een wijze die rechtvaardigt dat het ontoelaatbaar wordt geacht deze in het straatbeeld te publiceren. Door de beeldelementen te combineren met de teksten en de naam Secondlove.nl, zal een goede verstaander begrijpen welke dienst wordt aangeprezen. Dat neemt niet weg dat de reclame-uiting op zodanig ingetogen en indirecte wijze naar deze dienst verwijst, dat het College geen aanleiding ziet om te oordelen dat de uiting aanstootgevend is en dat de in artikel 10 lid 2 EVRM genoemde belangen zonder meer ingrijpen noodzakelijk maken indien de uiting in het straatbeeld wordt gepubliceerd. Dit zou een inbreuk vormen op de vrijheid van meningsuiting van Secondlove.nl die in dit geval onvoldoende gerechtvaardigd is.
4. Dat de aangeprezen dienst volgens appellant nadelige gevolgen kan hebben, rechtvaardigt in dit geval evenmin een inbreuk op de vrijheid van meningsuiting. Het College acht het niet aannemelijk dat de bestreden uiting zélf leidt tot maatschappelijke ontwrichting of zodanig ernstige sociale gevolgen heeft dat deze om die reden ontoelaatbaar is. Het is aan de consument om te bepalen of hij gebruik wil maken van de onderhavige dienst. De mogelijke indirecte gevolgen van dit gebruik gaan het kader van de beoordeling van de toelaatbaarheid van de reclame te buiten en staan niet in de weg aan het aanprijzen van deze dienst door Secondlove.nl. Hetgeen appellant stelt, kan daarnaast niet tot het oordeel leiden dat de bestreden uiting in strijd met de artikelen 7 en 8 NRC is. De uiting attendeert op de dienst op een wijze die niet misleidend is. Voor zover appellant bezwaar maakt tegen het ontbreken van een uitdrukkelijke waarschuwing voor het gebruik van de dienst, overweegt het College dat het opnemen van een dergelijke waarschuwing wettelijk niet verplicht is, terwijl het ook anderszins geen essentiële informatie betreft in de zin van artikel 8.3 aanhef en onder c NRC. De gemiddelde consument is zeer wel in staat te bepalen of hij gebruik wil maken van de dienst en te beseffen welke gevolgen dit voor een bestaande relatie kan hebben. Ook in zoverre treffen de grieven geen doel. Nu de klacht in algemene zin strekt tot het ontoelaatbaar verklaren van de uiting in het straatbeeld en deze klacht op grond van het voorgaande geen doel treft, bevestigt het College de beslissing van de Commissie.
De beslissing van het College van Beroep
Het College bevestigt de bestreden beslissing.
[Hieronder volgt de beslissing waartegen beroep is ingesteld]
De Reclame Code Commissie [9 november 2017]
De bestreden reclame-uiting
Het betreft een billboardposter waarop een vrouw in beha is afgebeeld. Achter de vrouw is een man afgebeeld die het behabandje van de schouder van de vrouw vastpakt. De tekst op deze billboardposter luidt: “Flirten is niet alleen voor singles.”, “secondlove.nl” en “Schrijf je gratis in!”
De klacht
De klacht wordt als volgt samengevat.
De uiting gaat volgens klager in tegen de goede zeden, de goede smaak en het fatsoen. Daarbij is ook de geestelijke gezondheid volgens klager in het geding, wanneer mensen relatieproblemen oplopen door gevolg te geven aan deze reclame. Volgens klager worden gezinnen instabiel of vallen uit elkaar, met alle gevolgen van dien, ook voor eventuele kinderen. Bovendien krijgen kinderen deze uitingen op straat te zien, zonder dat zij zich hieraan kunnen onttrekken. Natuurlijk blijven mensen verantwoordelijk voor hun eigen handelen, maar reclame die mensen doelbewust oproept tot vreemdgaan, gaat te ver, aldus klager.
De beslissing van de voorzitter
De voorzitter heeft de klacht direct afgewezen en deze afwijzing als volgt beargumenteerd. Er moet duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen de dienst waarvoor reclame wordt gemaakt en de wijze waarop dat gebeurt. Met betrekking tot de dienst zelf (kort gezegd: een datingsite voor mensen die al een relatie hebben) geldt dat deze legaal is. Het aanbieden van een dergelijke dienst is immers niet verboden. Niet gezegd kan worden dat het aanprijzen van de dienst als zodanig leidt tot handelen in strijd met de wet, het algemeen belang of de openbare orde. Evenmin kan worden gezegd dat de uiting reeds door het enkele aanprijzen van de onderhavige dienst een gevaar inhoudt voor de geestelijke volksgezondheid. Het maken van reclame voor de onderhavige dienst kan om die reden niet ontoelaatbaar worden geacht. Dat, zoals uit de petitie van Citizengo.org kan worden afgeleid, een aanzienlijke groep mensen morele bezwaren heeft tegen die dienst, is geen aspect op grond waarvan het maken van reclame voor die dienst kan worden verboden krachtens de artikelen 3 en 4 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) of enige andere bepaling van deze code.
Met betrekking tot de wijze waarop reclame wordt gemaakt voor de onderhavige dienst, oordeelt de voorzitter als volgt. De klacht betreft een billboardposter waarop staat: “Flirten is niet alleen voor singles” in combinatie met de domeinnaam “secondlove.nl”. Bij de beantwoording van de vraag of de reclame-uiting door deze wijze van aanprijzing van de dienst van adverteerder in strijd is met criteria zoals de goede smaak of het fatsoen, zoals klager met zijn klacht betoogt, stelt de voorzitter van de Reclame Code Commissie zich terughoudend op. Dit is het gevolg van het subjectieve karakter van die criteria. Bij dergelijke normen is de invulling afhankelijk van de persoonlijke waardering en opvattingen van degene die met de uiting wordt geconfronteerd. In een dergelijk geval dient te worden beoordeeld of naar de huidige algemene maatschappelijke opvattingen de uiting de grenzen van het toelaatbare te buiten gaat.
Hierbij dient niet op de opvattingen van een groep mensen te worden gelet, maar te worden ingeschat in hoeverre uit maatschappelijk oogpunt een aanbeveling noodzakelijk is wegens de wijze van aanprijzing. Daarbij dient rekening dient te worden gehouden met de vrijheid van meningsuiting van een adverteerder. Met inachtneming van de vereiste mate van terughoudendheid oordeelt de voorzitter als volgt.
Nu adverteerder niet kan worden verboden reclame te maken voor de dienst en de wijze waarop zij dit doet terughoudend en indirect is, bestaat geen aanleiding om te oordelen dat de uiting in strijd is met de goede smaak en het fatsoen als bedoeld in artikel 2 NRC. Dat blijkens de petitie op Citizengo.org een aanzienlijk aantal mensen de uiting niet kan waarderen, leidt niet tot het oordeel dat naar de huidige algemene maatschappelijke opvattingen de uiting de grenzen van het toelaatbare te buiten gaat. Aangenomen moet overigens worden dat deze bezwaren zien op de dienst zelf en het feit dat daarvoor reclame wordt gemaakt, maar niet specifiek op de wijze waarop dat feitelijk gebeurt.
Tot slot heeft de voorzitter verwezen naar de (eerdere) beslissing van de Reclame Code Commissie in dossier 2013/00663 waarin een eerdere klacht over een vergelijkbare reclame-uiting van Secondlove.nl is afgewezen.
Het bezwaar tegen de beslissing van de voorzitter d.d. 18 september 2017
Het bezwaar wordt als volgt samengevat.
De voorzitter heeft ten onrechte aangenomen dat de bezwaren op de dienst zelf zien in plaats van op de wijze waarop reclame voor de dienst wordt gemaakt. Klager heeft een foto van de uiting overgelegd waaruit blijkt dat klager dit onderscheid maakt.
De voorzitter heeft niet in zijn oordeel meegenomen dat de posters de hele dag voor alle leeftijden te zien zijn. Zo heeft klager vernomen dat de uiting in Hilversum bijvoorbeeld ook in bushokjes bij scholen zou hangen. Dit is een verschil met radio- en tv reclames, waarvan bepaald kan worden dat deze enkel na een bepaald tijdstip worden uitgezonden.
De uiting is volgens klager niet “terughoudend en indirect”, zoals de voorzitter stelt, nu zij een expliciet erotische foto en de tekst “flirten is niet alleen voor singles” bevat. Het beeld van wat normaal is in een relatie wordt negatief beïnvloed door de uiting. Relaties nu en in de toekomst zullen hieronder lijden, volgens klager. Het destabiliseren van gezinnen is volgens hem destabiliseren van de samenleving. Klager stelt dat wetenschappelijk onderzoek aangetoond heeft dat kinderen die zonder vader opgroeien vaker in de criminaliteit terechtkomen. Hiermee komt volgens klager behalve de geestelijke volksgezondheid ook het algemeen belang in het geding.
Klager erkent dat mensen een eigen verantwoordelijkheid hebben, maar stelt dat het stimuleren van keuzes die schadelijk zijn voor gebruiker, partner en kinderen duidelijk niet in de geest van de NRC is.
Het voornaamste bezwaar van klager tegen de beslissing van de voorzitter is dat onduidelijk is hoe gewogen is of de uiting naar de algemene maatschappelijke opvattingen de grenzen van het toelaatbare overschrijdt.
Het verweer
Het verweer wordt als volgt samengevat.
Adverteerder benadrukt dat de regels van de NRC gaan over de vraag of de reclame in overeen-stemming is met de goede smaak en het fatsoen, en niet of de dienst waarvoor reclame wordt gemaakt wel of niet de goedkeuring van bepaalde groepen in de samenleving kan wegdragen. Hoewel adverteerder zich kan voorstellen dat niet iedereen de dienst kan waarderen, moet adverteerder wel in staat kunnen worden gesteld om reclame te maken voor haar dienst, uiteraard op een wijze die in overeenstemming is met de regels die daarvoor gelden. Die regels kunnen volgens adverteerder niet inhouden dat zij in het geheel niet mag communiceren over de dienst. Daarnaast zijn fatsoensnormen subjectief: de doelgroep van en de deelnemers aan de website Secondlove.nl waarderen de dienst positief en vinden die passen in hun waarden, aldus adverteerder.
De mondelinge behandeling
Klager heeft zijn standpunt mondeling toegelicht aan de hand van een pleitnotitie. De inhoud hiervan zal (voor zover van belang voor de beslissing) aan bod komen in het oordeel van de Commissie. Het onderzoeksrapport dat klager heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn stellingen is buiten beschouwing gelaten, nu dit pas ter zitting aan de Commissie (en aan adverteerder in het geheel niet) ter beschikking is gesteld.
Het oordeel van de Commissie
1. Klagers voornaamste bezwaar tegen het oordeel van de voorzitter is dat onduidelijk blijft hoe gewogen is of de uiting naar de algemene maatschappelijke opvattingen de grenzen van het toelaatbare te buiten gaat. De Commissie begrijpt het bezwaar van klager aldus dat hij zich afvraagt waarom de voorzitter niet tot het oordeel gekomen is dat met de uiting de grenzen van het betamelijke wel zijn overschreden, nu 60.000 mensen de uiting kennelijk afkeuren.
2. De Commissie merkt hier het volgende over op. Bij de beoordeling van wat de huidige maatschappelijke opvattingen zijn wordt geen gebruik gemaakt van een steekproef uit de bevolking of een andere telling van opvattingen. Dat 60.000 mensen een petitie hebben ondertekend waarin de uiting wordt afgekeurd, betekent daarom niet zonder meer dat met de uiting volgens de algemene maatschappelijke opvatting de grens van het toelaatbare wordt overschreden.
3. Het toetsingskader van de Commissie (en de voorzitter) voor wat betreft de eis dat de reclame in overeenstemming dient te zijn met de goede smaak en het fatsoen wordt gevormd door artikel 2 NRC. De Commissie, die volgens de statuten van de Stichting Reclame Code bevoegd is over reclame-uitingen te oordelen en waarvan de samenstelling en werkwijze ook erop zijn gericht om dit goed te kunnen doen, geeft toepassing aan deze bepaling, met inachtneming van de vrijheid van meningsuiting van secondlove.nl. Dit uitgangspunt brengt mee dat de Commissie secondlove.nl kan aanbevelen om niet langer op de onderhavige wijze reclame te maken indien dat noodzakelijk wordt geacht in verband met een van de in artikel 10 lid 2 EVRM genoemde belangen, waaronder de bescherming van de gezondheid of goede zeden en de bescherming van de rechten van anderen.
4. Uitgaande van bovengenoemd toetsingskader oordeelt de Commissie als volgt.
Vast staat dat de dienst secondlove.nl niet in strijd is met de wet. Adverteerder mag reclame maken voor haar dienst, mits deze reclame voldoet aan de regels van de NRC. Klager acht de uiting in strijd met de goede smaak en het fatsoen. Bij de beoordeling of een uiting de grenzen van de goede smaak en het fatsoen te buiten gaat, beoordeelt de Commissie de volledige uiting. In de uiting worden een vrouw in beha en een man die het behabandje van haar schouder vastpakt, getoond. De teksten op de poster luiden “Flirten is niet voor singles”, “secondlove.nl” en “Schrijf je gratis in!”. De Commissie acht het in de uiting gebruikte beeld met tekst niet aanstootgevend en de in de uiting gewekte suggestie zodanig indirect, dat geen sprake is van strijd met artikel 2 NRC, zelfs niet nu het een billboardposter betreft waar het publiek (inclusief kinderen) zich niet aan kan onttrekken.
5. Voor wat betreft het bezwaar dat de geestelijke gezondheid kan worden geschaad en hetgeen klager in dat verband opmerkt, is de Commissie van oordeel dat het causale verband tussen de uiting en de door klager genoemde gevolgen onvoldoende aannemelijk is gemaakt.
Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.
De beslissing van de Reclame Code Commissie
De Commissie bevestigt het oordeel van de voorzitter en wijst de klacht af.