De bestreden reclame-uiting
Het betreft een reclame-uiting van adverteerder in het Vakantie Doeboek 2015 van supermarkt Hoogvliet. In de reclame-uiting is een jonglerende rode koe te zien. Het betreft een animatie als variant op het logo van adverteerder. De reclame-uiting bevat verder afbeeldingen van “La Vache Qui Rit Cheez dippers” en “La Vache Qui Rit Mini Babybel”.
De klacht
Klaagster stelt, samengevat, dat het Vakantie Doeboek duidelijk is gericht op jonge kinderen, deels tot 7 jaar, deels tussen 7 en 12 jaar. Er is derhalve sprake van een jonge doelgroep. Volgens Hoogvliet is het Vakantie Doeboek bedoeld voor kinderen die op de lagere school zitten en al kunnen lezen, zoals blijkt uit een door klaagster overgelegde verklaring namens Hoogvliet. De reclame is in strijd met artikel 8 lid 1 van de Reclamecode voor Voedingsmiddelen (RVV) 2015. De aangeprezen producten voldoen niet aan de ‘Voedingskundige criteria reclame voor voedingsmiddelen gericht op kinderen’, waardoor zij niet onder een uitzonderingscategorie vallen en om die reden voor die producten geen reclame mag worden gemaakt gericht op kinderen van 7 tot en met 12 jaar. Bovendien is de reclame onvoldoende als zodanig herkenbaar. Meer in het bijzonder voldoet de reclame niet aan de eisen van artikel 11.1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) in verbinding met artikel 4a van de Kinder- en jeugdreclamecode (KJC).
Het verweer
Op de reactie van adverteerder zal hierna, voor zoveel nodig, worden ingegaan.
Het oordeel van de voorzitter
1) Niet in geschil is dat de reclame-uiting voedingsmiddelen betreft en is gepubliceerd na het verstrijken van de overgangstermijn die tot 1 juli 2015 gold met betrekking tot artikel 8 RVV 2015. Evenmin is in geschil dat de reclame-uiting, vanwege het medium waarin deze is gepubliceerd in combinatie met zijn verschijningsvorm (een kleurrijke afbeelding van een jonglerende rode koe opgenomen in een ‘Doeboek’ bedoeld voor de zomervakantie van de lagere school) is gericht op personen van 12 jaar en jonger. De voorzitter acht een deel van deze doelgroep jonger dan 7 jaar. In zoverre is de reclame-uiting in strijd met artikel 8 lid 1 aanhef RVV 2015.
2) Met betrekking tot de doelgroep 7 tot en met 12 jaar overweegt de voorzitter dat klaagster onweersproken heeft gesteld dat zich met betrekking tot “La Vache Qui Rit Cheez dippers” en “La Vache Qui Rit Mini Babybel” niet de uitzondering voordoet als bedoeld in artikel 8 lid 2 aanhef en onder c RVV 2015. Deze producten voldoen, gelet op de door klaagster overgelegde productinformatie, niet aan de ‘Voedingskundige criteria reclame voor voedingsmiddelen gericht op kinderen’. Dit impliceert dat het verbod van artikel 8 lid 1 aanhef RVV 2015 om reclame te maken voor voedingsmiddelen onverkort van toepassing is, ook voor zover het betreft de doelgroep 7 tot en met 12 jaar.
3) Adverteerder heeft verder niet weersproken dat de reclame voor kinderen onvoldoende als zodanig herkenbaar is waardoor deze niet voldoet aan de eisen van artikel 11.1 NRC in verbinding met artikel 4a KJC. De voorzitter oordeelt dat de reclame-uiting in strijd met deze artikelen is, nu het woord “advertentie” in de reclame-uiting ontbreekt.
4) De voorzitter neemt nota van de mededeling van adverteerder dat sprake is geweest van een vergissing en dat maatregelen zijn getroffen opdat een dergelijke situatie zich niet meer zal voordoen. Adverteerder stelt dat het ‘Doeboek’ mede op haar verzoek van de website van Hoogvliet is verwijderd. De voorzitter gaat op grond van het voorgaande ervan uit dat adverteerder niet meer op een vergelijkbare wijze reclame zal maken. Om die reden zal de voorzitter gebruik maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep en een aanbeveling achterwege laten.
De beslissing van de voorzitter
Op grond van hetgeen onder 1) en 2) is vermeld, acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 8 lid 1 aanhef RVV 2015.
Op grond van hetgeen onder 3) is vermeld acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met artikel 11.1 NRC in verbinding met artikel 4a KJC.