De bestreden uiting
Het betreft een televisiecommercial waarin is te zien hoe een man en een vrouw in een supermarkt lopen. Nadat de man een opmerking heeft gemaakt over de verpakking van Sportlife, wordt hij geveld door een ijshockeyspeler. Een andere speler zegt dat de man respect moet hebben voor hun sponsor. Vervolgens zijn diverse andere ijshockeyspelers te zien die door de winkel schaatsen. Hierbij veroorzaken zij enige schade.
De klacht
Deze wordt als volgt samengevat. Klager is al jaren werkzaam in het onderwijs. Een steeds groter deel van zijn taak is het aan zijn leerlingen aanleren van sociale codes tussen mensen. Klager probeert zijn leerlingen de juiste gedrags- en omgangsvormen bij te brengen en uit te leggen dat sommige reclames niet overeenstemmen met de werkelijkheid en niet fatsoenlijk zijn. Klager weet niet hoe hij zijn leerlingen moet uitleggen dat zij voor een pakje Sportlife geen mensen in een supermarkt hoeven te mishandelen en een supermarkt hoeven te slopen. Klager verzoekt de Reclame Code Commissie een maatschappelijke discussie over kinderen, geweld en grofheden in reclame aan te zwengelen.
Het verweer
Dit wordt als volgt – verkort – weergegeven. De televisiecommercial is met een ‘knipoog’ bedoeld. Ook minderjarigen zullen dit onderkennen en begrijpen dat de televisiecommercial fictief is en het getoonde gedrag niet moet worden nagevolgd. Adverteerder respecteert uiteraard de gedragsnormen en hoopt met de commercial een beetje humor aan de maatschappij te geven. Adverteerder betreurt het dat klager aanstoot heeft genomen aan de televisiecommercial maar meent dat deze niet in strijd is met de Nederlandse Reclame Code.
Het oordeel van de voorzitter
1) De voorzitter begrijpt de klacht aldus, dat klager meent dat de televisiecommercial in strijd is met de goede smaak en het fatsoen wegens het daarin getoonde gedrag van de ijshockeyers. Bij de toetsing aan dit criterium stelt de (voorzitter van de) Reclame Code Commissie zich terughoudend op. Dit is het gevolg van het subjectieve karakter van die criteria. Met inachtneming van deze terughoudendheid wordt geoordeeld als volgt.
2) In de televisiecommercial is een situatie te zien die onmiskenbaar niet realistisch is bedoeld. In de commercial zijn immers ijshockeyers te zien die door een supermarkt schaatsen. Daarbij vertonen zij gedrag dat ook door minderjarigen als absurd zal worden herkend. Het zal in de praktijk immers niet gebeuren dat men in een supermarkt wordt geveld door een ijshockeyer naar aanleiding van een opmerking over de verpakking van een product van de sponsor. Overigens wordt het geweld op een slapstickachtige wijze in beeld gebracht en roepen de ijshockeyers niet op hun gedrag na te volgen. Naar het oordeel van de voorzitter bestaat ook geen vrees voor navolging nu duidelijk is dat de ijshockeyers hun sponsor willen verdedigen en daarbij op een ludiek bedoelde wijze het onderhavige product aanprijzen.
3) De voorzitter heeft begrip voor het feit dat klager het tonen van geweld in een reclame-uiting niet wenselijk acht. De voorzitter acht het echter op grond van het voorgaande niet aannemelijk dat de televisiecommercial zal leiden tot of bijdragen aan ongewenst maatschappelijk gedrag. Verder is het niet de taak van de (voorzitter van de) Reclame Code Commissie om maatschappelijke discussies te starten. In het kader van deze procedure kan slechts beoordeeld worden of de reclame-uiting in overeenstemming is met hetgeen volgens de huidige maatschappelijke opvattingen toelaatbaar kan worden geacht. Nu deze vraag bevestigend dient te worden beantwoord, wordt beslist als volgt.
De beslissing van de voorzitter
Gelet op het bovenstaande wijst de voorzitter de klacht af.