De bestreden uiting
Het betreft het “Verkoopboekje” van de “Grote Clubactie 2010”, waarin onder meer het volgende staat:
“Registreer je als lotenverkoper en ontvang direct een gratis entreebewijs voor Bobbejaanland of Duinrell”.
De klacht
Wanneer het in de uiting genoemde ‘gratis entreebewijs’ is gedownload, blijkt dat de kinderen uitsluitend gratis naar binnen mogen als zij een betalende volwassene meenemen. Aldus kunnen kinderen niet gratis naar binnen wanneer er meer kinderen gaan dan volwassenen.
Gelet op het voorgaande acht klaagster de uiting misleidend.
Verweer
Het verweer kan als volgt worden samengevat.
-
Er is geen sprake van reclame in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).
-
Klaagster heeft zich, alvorens zich te wenden tot de Commissie, niet eerst tot verweerder gewend.
-
Nu het jeugdige lotenverkopers betreft, is geen sprake van een consument als bedoeld in artikel 8.2. en 8.3 NRC.
-
Er is geen sprake van een transactie tussen de lotenverkoper en verweerder.
-
De lotenverkoper wordt er niet toe gebracht (of kan er niet toe worden gebracht) om een besluit te nemen over een transactie dat hij anders niet had genomen. De lotenverkoper dient zich immers slechts aan te melden.
Gelet op het voorgaande stelt verweerder zich op het standpunt dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht, dan wel dat haar klacht dient te worden afgewezen.
Tot slot merkt verweerder op dat op haar website duidelijk staat dat het kind dat gratis entree krijgt, in gezelschap dient te zijn van één betalende volwassene. De voorwaarde op de website zal zodanig worden gewijzigd, dat niet de indruk meer kan ontstaan dat per volwassene meer kinderen een gratis entreekaartje zouden kunnen krijgen.
Het oordeel van de Commissie
Verweerder heeft zich in de eerste plaats op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een reclame-uiting in de zin van artikel 1 NRC. De Commissie volgt verweerder niet in dit standpunt. Immers wordt men opgeroepen om mee te doen met de ‘verkoopwedstrijd’ en zich te registreren als lotenverkoper. Aldus is sprake van het vragen van een dienst, hetgeen volgens het bepaalde in artikel 1 NRC wordt beschouwd als reclame.
Met betrekking tot verweerders stelling dat klaagster, alvorens een klacht in te dienen bij de Commissie, zich in eerste instantie had dienen te wenden tot verweerder, overweegt de Commissie dat een ieder, die meent dat reclame in strijd is met de Reclame Code, bij de Commissie een klacht kan indienen. Uitzonderingen daargelaten, die zich in dit geval niet voordoen, geldt daarbij niet de eis dat men zich in eerste instantie wendt tot de desbetreffende adverteerder.
Met betrekking tot de inhoud van de klacht overweegt de Commissie als volgt.
In de reclame-uiting wordt meegedeeld dat men, wanneer men zich registreert als lotenverkoper, ‘direct een gratis entreebewijs voor Bobbejaanland of Duinrell’ ontvangt. Gebleken is echter dat ieder kind in het bezit van dit ‘gratis entreebewijs’, dit uitsluitend kan gebruiken wanneer het desbetreffende kind in gezelschap verkeert van een betalende volwassene en dat per betalende volwassene slechts één kind met een ‘gratis entreebewijs’ mee mag. Aldus is sprake van een misleidende vorm van reclame maken als bedoeld onder punt 19 van Bijlage 1 behorende bij artikel 8.5 van de Nederlandse Reclame Code, inhoudende het verbod om een product als ‘gratis’, ‘voor niets’, ‘kosteloos’ en dergelijke te omschrijven als de consument iets anders moet betalen dan de onvermijdelijke kosten om in te gaan op het aanbod en het product af te halen dan wel dit te laten bezorgen.
Nu de in Bijlage 1 genoemde wijzen van reclame maken onder alle omstandigheden misleidend zijn, is het niet nodig om na te gaan of sprake is van misleiding van de gemiddelde consument noch of het economisch gedrag van die consument wezenlijk is verstoord of kan worden verstoord. Om die reden treffen de verweren zoals samengevat onder 3 t/m 5 geen doel.
Gelet op het vorenstaande is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 van de Nederlandse Reclame Code.
De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 van de NRC. Zij beveelt verweerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.