De bestreden reclame-uiting
Het betreft het op het station Haarlem geplaatste billboard waarop reclame wordt gemaakt voor de film “The Possession”.
De klacht
De uiting bevat een confronterend beeld uit een horrorfilm, dat aansprekend is voor de doelgroep, maar ongepast is voor en ongewenst door een groot deel van het algemeen publiek, waaronder kinderen.
Het verweer
De uiting overschrijdt naar huidige algemene maatschappelijke opvattingen niet de grens van het toelaatbare en tast de goede zeden niet aan. Indien een groot deel van het algemeen publiek de uiting ongepast of ongewenst zou vinden, dan zouden daartegen bij de Commissie meer klachten zijn ingediend, hetgeen niet het geval is. De uiting is aansprekend en herkenbaar voor de doelgroep waarvoor de uiting bestemd is en voldoet daarmee aan artikel 11 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Uit de strekking van artikel 11 NRC volgt voorts dat indien de reclame-uiting herkenbaar is voor de doelgroep, zoals in dit geval, aan de beantwoording van de vraag of de uiting door anderen dan de doelgroep als ongewenst of ongepast wordt beschouwd, niet meer wordt toegekomen.
Het oordeel van de voorzitter
De voorzitter vat de klacht aldus op, dat klager de reclame-uiting in strijd met de goede smaak en/of het fatsoen acht als bedoeld in artikel 2 NRC. Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met (een van) deze criteria stelt de Commissie zich terughoudend op. In een dergelijk geval dient immers te worden getoetst aan subjectieve normen waarbij, anders dan bij objectieve normen, de persoonlijke waardering een belangrijke rol speelt, die van persoon tot persoon kan verschillen.
Met inachtneming van deze terughoudendheid acht de voorzitter de onderhavige uiting naar huidige maatschappelijke opvattingen niet van dien aard dat de grens van wat in het licht van de NRC toelaatbaar moet worden geacht, is overschreden. Dat de uiting ook door kinderen te zien is, maakt dit niet anders.
Ten overvloede merkt de voorzitter op dat het door adverteerder aangevoerde artikel 11.1 NRC, waarin is bepaald dat reclame duidelijk als zodanig herkenbaar dient te zijn, hier niet aan de orde is. Bovendien kent het hier wel van belang zijnde artikel 2 NRC geen doelgroepcriterium, anders dan artikel 11.1 NRC waarin de toevoeging is opgenomen dat de herkenbaarheid van de reclame wordt beoordeeld “mede gelet op het publiek waarvoor zij is bestemd”.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de voorzitter het billboard niet in strijd met de goede smaak en het fatsoen zoals bedoeld in artikel 2 NRC. De voorzitter heeft er overigens begrip voor dat sommigen de onderhavige uiting smakeloos zullen vinden. Dit kan evenwel niet tot een andere beslissing leiden.
De beslissing van de voorzitter
Gelet op het vorenstaande wijst de voorzitter de klacht af.