De bestreden reclame-uiting
Het betreft de poster (op een billboard aan de Rozengracht te Amsterdam) van de voorstelling “Van den Vos” van het theatergezelschap FC Bergman, welke voorstelling in januari 2014 speelde in de Stadsschouwburg Amsterdam.
De poster bevat de afbeelding van een haas waarvan de kop is afgeschoten.
De klacht
Er is sprake van een heel schokkende foto, die klager – en volgens hem vele anderen – tegen de borst stuit. Klager vraagt zich af welke indruk zoiets op kleine kinderen maakt. Klager kan zich niet voorstellen dat de uiting onder artistieke vrijheid valt.
Het verweer
De foto is bestaand beeldmateriaal dat door de makers van de voorstelling is gebruikt voor het theateraffiche. Het is daardoor een kunstuiting geworden, waarmee een beeld van de voorstelling wordt gegeven. Voor de Stadsschouwburg is de ruimte om een ander campagnebeeld te kiezen voor het promoten van de voorstelling zeer klein. De Stadsschouwburg heeft echter wel de keuze om met een beeld naar buiten te treden. In dit geval is dat gedaan omdat het beeld op de poster klopt met hoe de voorstelling is, die voor bezoekers vanaf 16 jaar bestemd is en soms gruwelijke beelden bevat. Het spijt adverteerder indien mensen door de poster zijn gekwetst. De afdeling marketing, die de uitingen van de Stadsschouwburg faciliteert, is geïnformeerd en zal in het vervolg bewuster met de externe uitingen omgaan.
Het oordeel van de Commissie
De Commissie vat de klacht aldus op dat klager de poster wegens de afbeelding van een haas met afgeschoten kop in strijd met de goede smaak en/of het fatsoen acht als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met (één van) deze criteria stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter daarvan. De Commissie beoordeelt of de uiting naar de huidige algemene maatschappelijke opvattingen de grenzen van het toelaatbare overschrijdt, mede gelet op de wijze waarop het publiek met de uiting wordt geconfronteerd.
Met inachtneming van voornoemde terughoudendheid is de Commissie van oordeel dat de bestreden poster de grenzen van het toelaatbare niet te buiten gaat. Hoewel de Commissie er begrip voor heeft dat de afbeelding op de poster als schokkend kan worden ervaren, acht zij het niet ontoelaatbaar dat deze afbeelding wordt gebruikt ter promotie van de theatervoorstelling waarin – naar de Commissie heeft begrepen – gruwelijke situaties voorkomen. Aannemelijk is gemaakt dat voldoende relatie bestaat met de aangeprezen voorstelling om het gebruik van de afbeelding van de haas in de reclame-uiting te rechtvaardigen. Dit geldt ook voor zover de uiting zich in de publieke ruimte bevindt, waar (ook) kleine kinderen met de uiting geconfronteerd kunnen worden.
Gelet op het vorenstaande wordt als volgt beslist.
De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.