De bestreden reclame-uiting
Het betreft een poster in een filiaal van adverteerder ter promotie van de Walibi Halloween Fright Nights. Hierop zijn een aantal personages te zien die zijn bedoeld om te verwijzen naar Halloween.
De klacht
Klaagster vindt de uiting in strijd met de goede smaak en fatsoen omdat de poster angstaanjagend is voor (kleine) kinderen. De dochter van klaagster is tijdens een bezoek aan de Hema helemaal overstuur geraakt omdat ze zo geschrokken was van de clown met de enge tanden. Hema is een warenhuis dat toegankelijk is voor gezinnen en daar horen dergelijke angstaanjagende posters volgens klaagster niet thuis.
Het verweer
Walibi is initiatiefnemer voor deze Halloween actie en Hema heeft er vanwege de herkenbaarheid voor gekozen om dezelfde uiting als Walibi te gebruiken. Rond half oktober is de actie afgelopen. Adverteerder heeft er begrip voor dat kinderen de poster als ‘eng’ kunnen ervaren en zal deze klacht met Walibi delen zodat hier in de toekomst rekening mee kan worden gehouden. Adverteerder vindt dat de poster niet van dien aard is dat de grens van het ontoelaatbare wordt overschreden.
Het oordeel van de Commissie
1. De Commissie vat de klacht aldus op dat klaagster de poster vanwege de afbeelding van onder meer een clown met scherpe tanden in strijd met de goede smaak en/of fatsoen acht als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met een van deze criteria stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter daarvan. De Commissie beoordeelt of de uiting naar de huidige algemene maatschappelijke opvattingen de grenzen van het toelaatbare overschrijdt.
2. Hoewel de Commissie er begrip voor heeft dat de afbeelding op de poster door (jonge) kinderen als angstaanjagend kan worden ervaren, is de Commissie van oordeel dat de bestreden poster de grenzen van het toelaatbare niet te buiten gaat. De poster bevindt zich in een filiaal van de Hema en daarmee niet op een plek waar jonge kinderen zeer frequent met de poster zullen worden geconfronteerd. In dit licht is de Commissie dan ook van oordeel dat de poster de grenzen van het toelaatbare niet te buiten gaat.
3. Het voorgaande neemt overigens niet weg dat de Commissie er begrip voor heeft dat niet iedereen de onderhavige uiting zal waarderen en dat het niet zonder meer voor de hand ligt de poster in een groot formaat te publiceren in een op een algemeen publiek gerichte winkel. Dit leidt evenwel – gezien het voorgaande – niet tot een andere beslissing.
De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.