De bestreden reclame-uiting
Het betreft een krantenadvertentie van Koopjedeal waarin diverse producten worden aangeboden, waarbij (van boven naar beneden) voor een bladblazer een doorgestreepte adviesprijs van € 160,- wordt genoemd, respectievelijk een korting van € 120,- en de verkoopprijs van € 39,95. Voor een schoenenrek wordt een doorgestreepte adviesprijs van € 79,99 genoemd, respectievelijk een korting van € 60,- en de verkoopprijs van € 19,99.
Samenvatting van de klacht
Adverteerder vermeldt consequent te hoge en onjuiste adviesprijzen, waardoor de korting te hoog wordt weergegeven. Dit geldt voor bijna alle ‘aanbiedingen’ van adverteerder in de uiting. Klager noemt als voorbeeld de bladblazer van Wolfgang Germany die een adviesprijs van € 160,- zou hebben, terwijl op de website van de fabrikant de adviesprijs van € 100,- staat. Verder noemt klager het schoenenrek in dezelfde uiting waarvoor een adviesprijs van € 79,99 wordt genoemd terwijl de fabrieksadviesprijs € 40,- euro is.
Samenvatting van het verweer inclusief de dupliek en verdere reacties
Uit de uiting blijkt duidelijk dat daarin een adviesprijs wordt genoemd. De prijs die door Wolfgang Germany wordt opgegeven op de website is een verkoopprijs en geen adviesprijs. Het argument dat de leverancier een lagere adviesprijs hanteert dan de adviesprijs die adverteerder noemt, gaat dus niet op. De bladblazer staat op de website van adverteerder met een adviesprijs van € 120,-. Dit is niet onredelijk nu de verkoopprijs van de leverancier daar niet veel van verschilt (€ 100,-). De prijzen die adverteerder hanteert zijn “stunten” die waargemaakt kunnen worden. Het product wordt nu immers verkocht voor € 39,99 en niet voor de genoemde adviesprijs van € 120,-. Nu klager lijkt te vallen over het verschil tussen de verkoopprijs en de adviesprijs, heeft adverteerder besloten de adviesprijs aan te passen voor wat betreft dat artikel.
Het oordeel van de voorzitter
1) Beoordeeld dient te worden of in de uiting juiste adviesprijzen worden genoemd. Met betrekking tot de bladblazer van Wolfgang Germany heeft de voorzitter geconstateerd dat, overeenkomstig hetgeen adverteerder stelt, het op de website van de fabrikant genoemde bedrag van € 100,- een verkoopprijs is, dat wil zeggen de prijs waarvoor men het product kan bestellen. Niet duidelijk is of die prijs overeenstemt met de adviesprijs. Met betrekking tot het schoenenrek heeft klager geen informatie verstrekt waaruit volgt dat de in de uiting genoemde adviesprijs onjuist is, zodat in zoverre niet kan worden vastgesteld of een onjuiste adviesprijs is genoemd.
2) De voorzitter merkt op dat adverteerder blijkbaar een onjuiste opvatting heeft over het begrip ‘adviesprijs’ nu zij stelt dat zij heeft besloten de adviesprijs van de bladblazer aan te passen. In dat kader is van belang dat de in de uiting genoemde adviesprijs (€ 160,-) afwijkt van de op de website van adverteerder genoemde adviesprijs die lager is en kennelijk door adverteerder zal worden verlaagd. Uit de stellingen van adverteerder volgt aldus dat eerstgenoemde prijs die in de uiting wordt genoemd in ieder geval onjuist is. Het woord ‘adviesprijs’ is een gestandaardiseerd begrip waarvan de betekenis bij de gemiddelde consument bekend kan worden verondersteld, te weten dat het de prijs is die door de fabrikant of importeur van het product is vastgesteld en die aan detailhandelaren wordt geadviseerd. De voorzitter verwijst naar de Algemene Aanbeveling sub g die de sinds 1976 geldende lijn van de uitspraken van de Reclame Code Commissie over adviesprijzen weergeeft, te weten dat dat gebruik van de term ‘adviesprijs’ misleidend is, indien daarmee niet de door de fabrikant of importeur vastgestelde prijs wordt bedoeld die voorkomt op een officiële lijst met adviesprijzen, maar een prijs die door adverteerder zelf werd vastgesteld. Dit uitgangspunt is nog steeds actueel. Nu adverteerder niet een juiste adviesprijs in de uiting heeft vermeld, is geen juiste informatie verstrekt over het prijsvoordeel als bedoeld onder d van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Er wordt immers een niet reëel prijsvoordeel voorgespiegeld. Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. De voorzitter beslist als volgt.
De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande is de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.