De bestreden reclame-uiting
Het betreft een aan klaagster geadresseerde brief van adverteerder met daaraan gehecht een antwoordkaart.
De klacht
De klacht luidt – samengevat en voor zover deze betrekking heeft op de gewraakte reclame-uiting – als volgt.
In de uiting wordt de indruk gewekt dat deze afkomstig van de KPN. Adverteerder komt haar afspraken niet na.
Het verweer
[Naam betrokkene] voert namens adverteerder gemotiveerd verweer. Voor zover van belang voor deze beslissing zal hierop in het oordeel worden ingegaan.
De mondelinge behandeling
Het standpunt van adverteerder wordt mondeling nader toegelicht.
Het oordeel van de Commissie
De Commissie stelt voorop dat naar aanleiding van de onderhavige reclame-uiting diverse klachten zijn ingediend door verschillende klagers, zijnde ondernemingen, die alle gemeen hebben dat zij een abonnement hebben bij KPN. Ter vergadering heeft adverteerder meegedeeld dat zij de namen en adressen van de betreffende bedrijven heeft verkregen door middel van het Handelsregister. Adverteerder gaat op grond van ervaring ervan uit dat ongeveer 85% van de aangeschreven bedrijven klant zijn bij KPN.
De Commissie vat de klacht aldus op dat klaagster de uiting misleidend acht.
Naar het oordeel van de Commissie wordt in de uiting onmiskenbaar de indruk gewekt dat sprake is van een zakelijke relatie tussen adverteerder en KPN, waarvan de in aanmerking komende klant kan profiteren. In de aanhef van de brief staat immers uitdrukkelijk dat men bij gebruikmaking van het in de uiting omschreven aanbod € 50,– “credit” op “uw factuur” ontvangt. De boodschap van het ontvangen van een creditbedrag wordt in de uiting herhaald waarbij specifiek wordt verwezen naar “uw KPN-infrastructuur” en voorts sprake is van een aanvullende korting van 5% over deze structuur. Naar het oordeel van de Commissie zal het gemiddelde lid van de onderhavige doelgroep deze mededelingen in de uiting aldus opvatten dat adverteerder vanwege een bepaalde zakelijke relatie met KPN gerechtigd is creditfacturen te verzenden die in mindering strekken op de aan KPN verschuldigde bedragen, alsook dat men via adverteerder op andere wijze profiteert in verband met de aan KPN verschuldigde tarieven, onder meer in de vorm van “korting”. In de uiting wordt bij de prijsvergelijking dit woord ook uitdrukkelijk genoemd. Door het gebruik van het woord “korting” bij de verwijzing naar de “Huidige KPN tarieven” wordt de indruk gewekt dat men via adverteerder minder gaat betalen voor de diensten van KPN die men op dat moment reeds afneemt. Aldus wordt in feite tevens de indruk gewekt dat men, indien men ingaat op het aanbod van adverteerder, nog steeds abonnee blijft bij KPN, evenwel onder gunstigere voorwaarden.
Aan de indruk dat men in feite abonnee blijft bij KPN draagt voorts bij dat in de brief uitdrukkelijk staat dat men “de (ISDN) lijnen van KPN” blijft gebruiken, daardoor niet inlevert op “kwaliteit of beschikbaarheid” en dat het enige verschil is dat men “in de toekomst alleen van Zakelijke Telefonie de factuur” ontvangt. Deze laatste mededeling wordt herhaald door de woorden “U hoeft geen enkele aanpassing te doen, want er verandert niets aan uw huidige telefonie abonnement.”
Blijkens het voorgaande is geen duidelijke informatie verstrekt over de hoedanigheid van adverteerder als bedoeld onder f van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), alsmede over de eigenschappen van haar product of dienst zoals bedoeld onder b van dat artikel. Voorts is de Commissie van oordeel dat het gemiddelde lid van de in aanmerking komende doelgroep hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
De beslissing van de Reclame Code Commissie van 27 juli 2012
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Het College van Beroep (12 oktober 2012)
De grieven
Het College vat deze als volgt samen.
Grief 1
In de bestreden beslissing wordt ten onrechte en ongemotiveerd voorbijgegaan aan de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen van 24 april 2012, waarin onder meer is geoordeeld dat het op grond van de gewraakte uiting voldoende duidelijk is dat appellante niet hetzelfde is als en/of een onderdeel is van KPN. Het vonnis is inmiddels in kracht van gewijsde is gegaan. In het vonnis oordeelt de voorzieningenrechter dat er geen sprake is van misleiding.
Grief 2
De Commissie gaat er te onrechte aan voorbij dat geïntimeerde bij de mailing een antwoordkaart heeft ontvangen waarop in één zin duidelijk wordt gemaakt wat de aanbieding van appellante is. Geïntimeerde heeft deze kaart ingevuld en geretourneerd. De tekst van de antwoordkaart is een wezenlijk onderdeel van de uiting en dient bij de beoordeling te worden meegewogen. De Commissie heeft dit nagelaten.
Grief 3
KNP is beheerder van de infrastructuur die noodzakelijk is voor telecommunicatie, Zij is echter tevens aanbieder van telecommunicatiediensten onder dezelfde naam. Dit is een keuze van de wetgever geweest. Deze keuze is de bron van alle verwarring. Appellante is gebonden aan het gebruik van de term “KPN-infrastructuur”, nu haar diensten daadwerkelijk via de infrastructuur van KPN lopen. In de beslissing van de Commissie valt hier geen oordeel over te lezen. Appellante verzoekt het College zich hierover uitdrukkelijk uit te laten. De verwarring wordt overigens ook door KPN zelf gevoed op grond van de berichten die zij over appellante verspreid.
Grief 4
Het uiterlijk van de uiting verwijst op geen enkele wijze naar KPN of een ander bedrijf: de hoofdkleur is blauw, er worden tarieven van appellante vergeleken met die van KPN en er wordt gebruik gemaakt van de naam “zakelijke telefonie”. De uiting verwijst uitsluitend naar het aanbod van appellante. Appellante laat haar dienstverlening via haar partner KPN als netwerkbeheerder lopen. Appellante heeft haar tarieven afhankelijk gesteld van de tarieven die KPN hanteert. Het gebruiken van de naam KPN voor beide hoedanigheden van KPN (dienstverlener en netwerkbeheerder) kan wellicht verwarrend zijn, maar dit is aan de wetgever toe te rekenen die geen onderscheid maakt tussen de verschillende diensten van KPN.
Grief 5
Er bestaat een zakelijke relatie tussen appellante en KPN voor zover het betreft het aanbieden van de infrastructuur. Appellante is opdrachtgever van KPN. In zoverre kan geen sprake zijn van misleiding. Ook de verwijzing naar de huidige KPN-tarieven is niet misleidend. Het aanbod van appellante bestaat uit een korting op de beltarieven die KPN hanteert op de infrastructuur die KPN zelf in beheer heeft. Op de antwoordkaart wordt duidelijk verwezen naar het aangaan van een contract. Door het gebruik van de infrastructuur die in beheer is bij KPN, wordt gegarandeerd niet ingeleverd op de kwaliteit of beschikbaarheid. De rechthebbende op het merk “KPN” heeft geen bezwaar tegen het gebruik van dit merk in de uiting.
Grief 6
De header met de woorden “credit op uw factuur” betreft een aanbod als onderdeel van het totale aanbod als omschreven in de uiting. Gelezen in combinatie met de verdere inhoud van de uiting (inclusief de antwoordkaart), kan er geen sprake zijn van misleiding van het gemiddelde lid van de doelgroep. Uit de tekst van de uiting en de tariefvergelijking blijkt dat appellante een andere onderneming is dan KPN. Na het sluiten van de overeenkomst met appellante ontvangt de nieuwe klant een creditnota van minimaal € 50,–. De conclusie van de Commissie dat de creditfactuur in mindering strekt op het aan KPN verschuldigde bedrag is onjuist en in strijd met de strekking van de uiting. Ook kan de consument de uiting niet opvatten in deze zin dat hij op andere wijze zou kunnen profiteren in verband met de aan KPN verschuldigde tarieven, zoals de Commissie heeft overwogen.
Grief 7
Appellante kent geen vast tarief per minuut. Haar tarieven zijn gunstiger dan die van KPN bij een vergelijkbaar abonnement, doordat appellante standaard een korting geeft op het KPN-tarief. Deze korting is een wezenlijk onderdeel van de tariefstructuur van appellante en hierdoor onderscheidt haar product zich van dat van KPN. Ten onrechte oordeelt de Commissie dat de korting de indruk wekt dat men abonnee van KPN blijft indien men op het aanbod ingaat. Door het lezen van de antwoordkaart wordt duidelijk dat een nieuwe overeenkomst wordt gesloten.
Het antwoord in appel
De grieven zijn gemotiveerd weersproken.
De mondelinge behandeling
De namens appellante verschenen personen lichten het beroep mondeling toe.
Het oordeel van het College
1. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
2. Uit de inleidende klacht en de bijbehorende stukken blijkt dat volgens geïntimeerde in de uiting wordt gesuggereerd dat appellante in feite KPN is. Volgens geïntimeerde is de aanbieding in de uiting “zeer verwarrend”, nu niet duidelijk is of deze wel of niet van KPN afkomstig is. Het College vat op grond hiervan de klacht aldus op dat door de uiting appellante wordt verward met KPN in deze zin dat de uiting afkomstig lijkt van KPN in plaats van appellante. Soortgelijke klachten over de uiting zijn ingediend in de parallel met deze zaak te behandelen dossiers met de nummers 2012/ 00345g en 2012/00345i waarin gelijktijdig met deze zaak uitspraak wordt gedaan.
3. Het College constateert dat de naam KPN diverse keren in de uiting wordt genoemd onder meer in een kader waarin de tarieven van KPN staan met daarnaast de “korting” die appellante geeft. Ook elders in de uiting wordt gesproken over “korting” op de tarieven van KPN. Aldus vindt in de uiting in feite een directe, zij het blijkbaar niet door geïntimeerde herkende, vergelijking plaats van de tarieven van appellante met die van KPN. Derhalve is sprake van vergelijkende reclame. Gelet op de inleidende klacht dient te worden beoordeeld of deze reclame voldoet aan de eisen van artikel 13 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), in het bijzonder de eis die is bedoeld onder d van dit artikel, te weten dat de vergelijkende reclame niet mag leiden tot verwarring met een concurrent.
4. Het College merkt op dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen in kort geding bij vonnis van 24 april 2012 (bekend onder zaak/rolnummer 128873/KG ZA 12-81) in verband met de vraag of er een overeenkomst was gesloten tussen appellante en een derde, heeft geoordeeld dat het voor laatstgenoemde op grond van de desbetreffende uiting (blijkbaar was die identiek aan de in deze zaak te beoordelen uiting) voldoende duidelijk had moeten zijn dat appellante “niet hetzelfde is als en/of een onderdeel is van KPN”. Naar het oordeel van het College brengt deze beslissing nog niet mee dat de inleidende klacht reeds op grond daarvan zou dienen te worden afgewezen. Immers, de vraag of op basis van aanbod en aanvaarding een overeenkomst is gesloten, is wezenlijk anders dan de in de onderhavige procedure te beantwoorden vraag of de vergelijkende reclame voldoet aan de eis van artikel 13 aanhef en onder d NRC dat de vergelijkende reclame niet mag leiden tot verwarring met een concurrent. Dienaangaande is het College van oordeel dat het reële gevaar voor verwarring voldoende is om de reclame ongeoorloofd te doen zijn.
5. Met betrekking tot de vraag hoe dit laatste moet worden beoordeeld, gaat het College uit van de verwachting van de gemiddelde eindgebruiker die de gewraakte uiting heeft ontvangen en die op dat moment een abonnement voor zakelijke telefonie had bij KPN. De uiting is immers specifiek op die doelgroep gericht teneinde deze te bewegen een overeenkomst met appellante te sluiten, en de verwarring kan zich ook uitsluitend binnen deze doelgroep voordoen. Het College oordeelt op basis van dit toetsingskader als volgt.
6. Bovenaan de uiting staat opvallend, te weten in een groot blauwgekleurd kader en met grote letters onder meer: “Ontvang € 50,- credit op uw factuur”. Ook elders in de uiting wordt het woord “credit” of “creditfactuur” gebruikt, onder meer in combinatie met de woorden “op uw KPN infrastructuur”. Het woord “credit” houdt in het algemeen in, en zal door de eindgebruiker ook aldus worden opgevat, dat men een inmiddels betaald bedrag terugontvangt, althans dat dit als een tegoed wordt aangemerkt binnen een bestaande rechtsverhouding. Gelet op het feit dat de uiting op bestaande KPN klanten is gericht en voorts wordt gezegd dat men een bepaald bedrag credit ontvangt op de infrastructuur van KPN, acht het College het aannemelijk dat de eindgebruiker zal veronderstellen dat appelante een deel van hetgeen men aan KPN heeft betaald zal terugstorten indien men gebruik gaat maakt van het aanbod in de uiting. Derhalve wekt de uiting de suggestie dat appellante in enige mate kan beschikken over hetgeen aan KPN is betaald. Hierdoor schept de uiting naar het oordeel van het College een reëel gevaar voor verwarring op de markt. Het schijnbaar kunnen beschikken door appellante over gelden die de eindgebruiker aan KPN heeft betaald, zal door de eindgebruiker immers kunnen worden opgevat als een aanwijzing dat appellante en KPN met elkaar kunnen worden vereenzelvigd althans dat appellante aan KPN is gelieerd.
7. Voorts bevat de uiting elementen die door de eindgebruiker kunnen worden opgevat als een (impliciete) bevestiging van de veronderstelling dat appellante en KPN met elkaar zijn verweven. Het betreft de volgende elementen.
• Het woord “korting” in de kolom waar ook de “huidige KPN tarieven” staan, wekt de indruk dat men door het aanbod te accepteren minder aan KPN hoeft te betalen dan voorheen. Het woord korting wordt doorgaans immers opgevat als een vermindering van de oorspronkelijke prijs die men aan de wederpartij (KPN) verschuldigd is. Aan deze indruk draagt bij dat de tarieven van appellante zijn gekoppeld aan die van KPN, kennelijk in deze zin dat het aanbod van appellante in essentie neerkomt op een verlaagd KPN tarief.
• Op de voorzijde van de uiting wordt het volgende gezegd over de situatie bij acceptatie van het aanbod in de uiting: “U blijft gewoon de (ISDN) lijnen van KPN gebruiken en levert dus niet in op kwaliteit of beschikbaarheid, u ontvangt in de toekomst alleen van ZakelijkeTelefonie.nl de factuur.” Op de achterzijde staat “er verandert niets aan uw huidige telefonie abonnement.” Deze mededelingen lijken er op te wijzen dat men het bestaande abonnement met KPN voortzet, evenwel onder gunstigere voorwaarden.
8. Het reële gevaar voor verwarring dat het gevolg is van het voorgaande wordt niet weggenomen door een mededeling waaruit voor de eindgebruiker voldoende duidelijk blijkt dat appellante en KPN van elkaar te onderscheiden ondernemingen zijn, en men dus niet langer klant van KPN is indien men het aanbod in de uiting accepteert. Dit blijkt ook anderszins niet duidelijk uit de uiting. Daarbij is van belang dat appellante geen handelsnaam voert die haar diensten wezenlijk onderscheidt van die van KPN. Deze handelsnaam geeft in feite niets anders weer dan de inhoud van in de uiting aangeprezen dienst, te weten zakelijke telefonie. Appellante omschrijft in de uiting deze dienst ook als zodanig onder verwijzing naar haar vrijwel gelijkluidende handelsnaam. Hierdoor gaat naar het oordeel van het College van de uiting geen duidelijk signaal uit dat appellante een andere aanbieder is dan KPN.
9. Dat men op de antwoordkaart een keuze moet maken voor de duur van het contract en deze kaart moet verzenden aan “ZakelijkeTelefonie.nl”, is op grond van het voorgaande onvoldoende om het reële gevaar voor verwarring bij de eindgebruiker weg te nemen. Appellante ontkent overigens ook niet dat er op grond van de uiting verwarring mogelijk is, maar stelt dat deze niet aan haar kan worden toegerekend nu KPN niet alleen aanbieder is van telefoondiensten maar tevens netwerkbeheerder is. Appellante stelt dat zij is gebonden aan het gebruik van de term “KPN-infrastructuur”, nu haar diensten daadwerkelijk via de infrastructuur van KPN lopen. Dit laatste staat weliswaar vast, maar het College is evenwel van oordeel dat dit feit appellante niet ontslaat van de verplichting om in de vergelijkende reclame een reëel gevaar voor verwarring op de markt met een concurrent te voorkomen. Naar het oordeel van het College biedt de uiting daarvoor zonder meer de mogelijkheid.
10. Nu op grond van de uiting bij de eindgebruiker een reëel gevaar voor verwarring is te duchten tussen appellante en KPN, is de uiting in strijd met het bepaalde in artikel 13 aanhef en onder d NRC. Het College komt derhalve, zij het op andere gronden dan de Commissie, tot het oordeel dat de uiting in strijd is met de Nederlandse Reclame Code. Derhalve wordt beslist als volgt.
De beslissing
Op grond van het voorgaande acht het College de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 13 aanhef en onder d NRC. Het College wijzigt in zoverre de beslissing van de Commissie en beveelt appellante aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.